4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 1 oktober 2010 heeft omstreeks 10.00 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de rijksweg A59, op het wegvak gelegen tussen de hectometerborden Re 112.7 en Re 112.8, ter plaatse gelegen buiten de bebouwde kom van Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, bij welk ongeval zes voertuigen betrokken waren. Bij dit ongeval kwamen vier inzittenden van een personenauto om het leven en werd een inzittende zwaar gewond.
[bestuurder 1]heeft verklaard dat hij op 1 oktober 2010 omstreeks 10.00 uur een Scania trekker met kenteken [kenteken 5] met oplegger bestuurde op de rijksweg A59 richting
’s-Hertogenbosch met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur (hierna ook: km/u). Hij reed met het overige verkeer mee en wilde de afslag Waalwijk nemen, maar zag ongeveer 200 meter voor het begin van de uitvoegstrook van die afslag al auto’s stilstaan op de vluchtstrook. Hij zag auto’s op de rechterrijstrook die flink moesten remmen voor andere auto’s die op de rechterrijstrook stil gingen staan om alsnog de afslag Waalwijk te kunnen nemen. [bestuurder 1] kon zijn vrachtwagen tijdig tot stilstand brengen op de rechterrijstrook. Hij zag in zijn spiegels dat de vrachtwagen achter hem ook op tijd tot stilstand was gekomen.
Kort daarna voelde hij een botsinkje achter op zijn vrachtwagen, zag in zijn spiegel een aantal auto’s achter hem een flinke stof- en rookwolk en hoorde een doffe klap. [bestuurder 1] ging kijken en zag dat enkele vrachtwagens achter hem twee vrachtwagens op elkaar waren gereden en dat daar nog een personenauto tussen zat.
[bestuurder 2]heeft verklaard dat hij op 1 oktober 2010 met zijn vrachtwagen op de A59 reed ter hoogte van de afslag Waalwijk, toen het verkeer vastliep. Hij kwam achter een voor hem rijdende vrachtwagen tot stilstand en zag in zijn spiegel een vrachtwagen snel naderen. Die vrachtwagen botste op de achter [bestuurder 2] rijdende vrachtwagen van de firma DHL. Daardoor botste de vrachtwagen van de firma DHL weer tegen zijn vrachtwagen. [bestuurder 2] had al vroeg de file voor hem gezien en had zijn vrachtwagen laten uitlopen tot hij stilstond.
[bestuurder 3]heeft verklaard dat hij op 1 oktober 2010 omstreeks 10.00 uur met zijn vrachtwagen op de A59 richting Tilburg achter een Duitse collega reed, met een snelheid van 80 km/u op een afstand van ongeveer 50 meter. Hij zag de vrachtwagen voor hem remmen en hij remde mee af. Toen er steviger werd geremd, deed hij dat ook en stonden beide vrachtwagens stil. [bestuurder 3] zag in zijn spiegel wat aankomen, voelde een enorme druk en een schok en zijn vrachtwagen werd circa tien meter naar voren geduwd terwijl hij zijn voet vol op de rem had. Hij reed toen tegen zijn voorganger aan.
[bestuurder 3]heeft verklaard dat hij reed met een trekker met opschrift “Jongbloed” en het kenteken [kenteken 4] met een aanhanger met opschrift “DHL”.
Verdachteheeft verklaard dat hij op 1 oktober 2010 met een trekker, kenteken [kenteken 1], met oplegger, beide van zijn werkgever [bedrijf 1] te [plaats], omstreeks 10.00 uur reed over de A59. Hij reed al vanaf de oprit bij Waspik achter een legertruck en zag kort voor de afslag Waalwijk plotseling de remlichten van die legertruck oplichten. De motorrem van zijn vrachtwagen had verdachte niet ingeschakeld. Hij remde voluit, maar reed in een fractie van een seconde tegen de achterkant van de legertruck. Het eerstvolgende dat verdachte zich herinnert, is dat hij bekneld zat in zijn cabine en dat hij zag dat hij nagenoeg tegen de achterkant van een DHL-vrachtwagen stilstond. Hij zag daarna dat zich tussen de voorkant van zijn vrachtwagen en de achterkant van de DHL-oplegger een personenauto bevond.
[bestuurder 4]heeft verklaard dat hij op 1 oktober 2010 in zijn personenauto met zijn gezin op weg was naar De Efteling en reed op de A59 richting Waalwijk. Bij het benzinestation reed hij een verhoging over en zag toen dat de afrit Waalwijk volstond. Hij zag de rechterrijbaan ook vollopen en ging op de linker rijbaan rijden. Voor hem op de rechter rijbaan zag hij blauwe remrook en hij hoorde klappen. Hij stopte ter hoogte van de achterkant van een rode vrachtwagen en zag de cabine van die vrachtwagen naar links kantelen kort voordat deze een aanrijding kreeg.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]kwamen op 1 oktober 2010 omstreeks 10.16 uur na een melding bij de afrit Waalwijk van de A59.
Zij zagen dat de navolgende auto’s bij de plaatsgevonden aanrijding betrokken waren:
6e: rode trekker, merk Scania, voorzien van het kenteken [kenteken 5], met daar achter een oplegger. Zij zagen dat de achterzijde van de oplegger licht beschadigd was.
5e: oranjekleurige vrachtauto, merk DAF, voorzien van het kenteken [kenteken 6], met een wipkar aanhangwagen. De bakwagen en de aanhangwagen waren van de firma [bedrijf 2] Zowel de bakwagen als de aanhangwagen waren aan voor- en achterzijde beschadigd.
4e: rode trekker, merk Scania, voorzien van het kenteken [kenteken 4], met daar achter een gele oplegger met het opschrift DHL. De trekker was zeer zwaar beschadigd en de oplegger was behoorlijk beschadigd.
3e: personenauto, merk Daewoo, type Kalos, voorzien van het kenteken [kenteken 3]. Deze auto was het eigendom van [slachtoffer 1]. In deze auto zaten vier kinderen en een volwassen persoon. Eén kind werd levend uit het wrak van deze personenauto bevrijd. De auto was geplet en geheel vernield.
2e: een op de vluchtstrook staande militaire vrachtauto, merk DAF, voorzien van het kenteken [kenteken 7]. Dit voertuig was eigendom van de KONINKLIJKE LANDMACHT. Deze vrachtauto was aan de achterzijde beschadigd.
le: een rood/witte trekker met oplegger van de firma [bedrijf 1] uit [plaats]. De trekker was van het merk DAF en voorzien van het kenteken [kenteken 1]. De trekker was geheel vernield.
Op 1 oktober 2010 is de personenauto, merk Daewoo, type Kalos, kenteken [kenteken 3] met daarin vier stoffelijke overschotten in beslag genomen. De bestuurster van die auto was [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2]. Personeel van de brandweer te Waspik heeft haar stoffelijk overschot uit de auto verwijderd. Omstreeks 23.55 uur heeft de gemeentelijk lijkschouwer Oomens te Breda de schouw verricht.
Oomensheeft verklaard dat de dood van [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum 2], op 1 oktober 2010 te Waalwijk niet ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden, aangezien zij bij een verkeersongeval een gebroken nek en een schedelbasisfractuur had opgelopen.
Op 1 oktober 2010 heeft de brandweer uit het wrak van de personenauto, merk Daewoo, type Kalos, kenteken [kenteken 3] de zwaargewonde [slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum 3], bevrijd. Zij is per helikopter vervoerd naar het UMC Sint Radboud ziekenhuis te Nijmegen.
[slachtoffer 5] had opgelopen een impressiefractuur van het voorhoofd, een uitgebreide fractuur aan de linker oogkas, een schedelfractuur links en een craniële bloeding en kneuzing van het brein links in het voorhoofd.
Op 1 oktober 2010 is door J. Bezstarosti, arts van het Mobiel Medisch Team, de dood vastgesteld van een in de personenauto, merk Daewoo, type Kalos, kenteken [kenteken 3] aangetroffen slachtoffer.
Het betrof [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 4]. Personeel van de brandweer te Waspik heeft zijn stoffelijk overschot uit de auto verwijderd. Omstreeks 23.00 uur heeft de gemeentelijk lijkschouwer Venrooij te Breda de schouw verricht.
Venrooijheeft verklaard dat de dood van [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum 4], op 1 oktober 2010 te Waalwijk niet ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden, aangezien hij bij een auto-ongeval een nekfractuur had opgelopen.
Op 1 oktober 2010 werd door J. Bezstarosti, arts van het Mobiel Medisch Team, de dood vastgesteld van een in de personenauto, merk Daewoo, type Kalos, kenteken [kenteken 3] aangetroffen slachtoffer. Het betrof [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 5]. Personeel van de brandweer te Waspik heeft haar stoffelijk overschot uit de auto verwijderd. Omstreeks 23.55 uur heeft de gemeentelijk lijkschouwer Oomens te Breda de schouw verricht. Oomensheeft verklaard dat de dood van [slachtoffer 3], geboren [geboortedatum 5], op 1 oktober 2010 te Waalwijk niet ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden, aangezien zij bij een verkeersongeval een gebroken nek en hersenletsel had opgelopen.
Op 1 oktober 2010 werd door J. Bezstarosti, arts van het Mobiel Medisch Team, de dood vastgesteld van een in de personenauto, merk Daewoo, type Kalos, kenteken [kenteken 3] aangetroffen slachtoffer. Het betrof [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum 6]. Personeel van de brandweer te Waspik heeft haar stoffelijk overschot uit de auto verwijderd. Omstreeks 21.00 uur heeft de gemeentelijk lijkschouwer Venrooij te Breda de schouw verricht. Venrooijheeft verklaard dat de dood van [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum 6], op 1 oktober 2010 te Waalwijk niet ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden, aangezien zij bij een auto-ongeval ernstig letsel aan het hoofd en het bovenlijf had opgelopen, alsmede ernstig inwendig letsel.
Verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 6], [verbalisant 7] en [verbalisant 8]hebben een VerkeersOngevallenAnalyse uitgevoerd en omschrijven de toedracht van het ongeval als volgt:
“
De betrokken voertuigen reden over de rijksweg A59 re, komende uit de richting Raamsdonksveer en gaande in de richting Waalwijk. Door het verkeer genoodzaakt, bracht de bestuurder van voertuig 6 zijn voertuig op rijstrook 2(rechtbank: dit is de rechter rijstrook)
tot stilstand. Die noodzaak werd veroorzaakt door filevorming op de uitvoegstrook en afrit van afrit 37, in de richting van onder andere Tilburg en de Efteling.
Voertuig 6 (bestuurder [bestuurder 1]) werd gevolgd door voertuig 5 (bestuurder [bestuurder 2]) en ook de bestuurder van voertuig 5 bracht zijn voertuig op rijstrook 2 tot stilstand.
Voertuig 5 werd gevolgd door voertuig 4 (bestuurder [bestuurder 3]) en ook de bestuurder van voertuig 4 bracht zijn voertuig op rijstrook 2 tot stilstand of nagenoeg tot stilstand.
De bestuurder van voertuig 2 (het legervoertuig, bestuurder [bestuurder 5]) reageerde op het remmende of stilstaande verkeer, stuurde naar rechts en zette een remming in.
De positie van voertuig 3 (de personenauto) op dat moment kon door ons niet worden vastgesteld. Er werd echter geen contact vastgesteld tussen voertuig 2 en voertuig 3.
De bestuurder van voertuig 1 (verdachte) reageerde op het remmende voertuig 2, liet zijn gas los en vertraagde in 1 seconde van 79 km/u naar 73 km/u (Idee Systems bv).
Voertuig 1 botste vervolgens op rijstrook 2 met de voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 2. Deze botsing vond plaats met een snelheid van 73 km/u (Idee Systems bv).(…)
Voertuig 2 kwam na de botsing op de vluchtstrook tot stilstand zonder daarbij nog een ander voertuig te raken.
Voertuig 1 reed na de eerste botsing nagenoeg niet vertraagd door en botste vervolgens op rijstrook 2 tegen de achterzijde van voertuig 3. Deze botsing vond plaats met een snelheid van circa 47 km/u (Idee Systems bv).
De combinatie van voertuig 1 en voertuig 3 reed na die tweede botsing nagenoeg niet vertraagd door en botste op rijstrook 2 tegen de achterzijde van voertuig 4. Deze botsing vond plaats met een snelheid van circa 44 km/u (Idee Systems bv).(…)
De Rijksweg A59 Re had voor, op en voorbij de plaats van het ongeval een recht wegverloop en er waren, met uitzondering van de filevorming, geen bijzondere omstandigheden.(…)
Ten gevolge van de botsing tussen de voorzijde van voertuig 1 en de achterzijde van voertuig 2 liep voertuig 1 zware schade op waarbij onder andere de cabine werd ingedrukt.
De bestuurder van voertuig 1 liep daarbij ernstig letsel op en was waarschijnlijk daarna niet meer in staat om handelingen te verrichten.
Daarna werd voertuig 3 opgedrukt tussen de voorzijde van voertuig 1 en de achterzijde van voertuig 4.
Voertuig 3 werd, gelet op de aangetroffen sporen op de voorzijde van dit voertuig, in voortgaande lijn opgeduwd tegen de achterzijde van voertuig 4. In deze botsing draaide voertuig 3 linksom en kwam dwars op de rijrichting tussen voertuig 1 en 4 bekneld tot stilstand.”
Idee Systems B.V.heeft de tachograafschijf van de vrachtwagen van verdachte onderzocht en heeft het navolgende geconstateerd:
“
Na een aaneengesloten rijtijd waarin vanaf 10.03 uur met een snelheid tussen 79 en 80 km/u. werd gereden, werd op het registratietijdstip 10 uur 3 minuten en 12 seconden vanaf 80 km/u. door het uitlopen van het voertuig snelheid verminderd tot 79 km/u. over een afstand van 22 meter. Aansluitend werd vanaf 79 km/u. afgeremd tot 73 km/u. over een afstand van 21 meter.
Vanaf 73 km/u. werd een sterke vertraging geregistreerd welke duurde tot 48 km/u. over een
afstand van 17 meter met een vertraging van -6.94 m/sec2.
Vanaf de deceleratiesnelheid van 48 km/u. werd een geringe vertraging geregistreerd over
een afstand van 13 meter tot 47 km/u. en vervolgens werd over de volgende 13 meter een
vertraging van - 0,83 m/sec2 geregistreerd tot de snelheid van 44 km/u.
Direct aansluitend werd vanaf 44 km/u. een dusdanige sterke vertraging geregistreerd van
- 9.17 m/sec2 welke niet door een normale beremming gehaald wordt over een zeer korte
afstand van 8 meter.
Vanaf de deceleratiesnelheid van 11 km/u. werd wederom een geringe vertraging over een
afstand van 3 meter geregistreerd tot een snelheid van 9 km/u.
Tijdens de verdere deceleratie vanaf 9 km/u. werd een vertraging van - 2.22 m/sec2
geregistreerd tot 1 km/u. waarna het voertuig tot stilstand werd gebracht.
Aansluitend werd vanaf 10 uur 3 minuten en 21 seconden lokale tijd een stilstandtijd
geregistreerd.
Conclusie:
Vastgesteld werd dat er in de laatste 3 minuten rijtijd werd gereden met een snelheid welke
varieerde tussen de 77 en 83 km/u.
De registratie laat zien dat er vanaf 80 km/u. door het uitlopen van het voertuig snelheid werd verminderd tot 79 km/u. waarna op de motor werd afgeremd tot 73 km/u.
Vanaf 73 km/u. werd een sterk vertraging geregistreerd van - 6.94 m/sec2 welke
aaneengesloten duurde tot de deceleratiesnelheid van 48 km/u.
Deze extreme vertraging is onder deze omstandigheden niet realiseerbaar met de bedrijfsrem en duidt daardoor op een botsing.
De eerste geringe vertraging vanaf de deceleratiesnelheid van 48 km/u. tot 47 km/u. over een afstand van 13 meter met een vertraging van - 0.28 m/sec2 was een moment waarop het
rempedaal werd losgelaten en de legertruck was weggedrukt.
De tweede geringe vertraging over een afstand van 13 meter tot 44 km/u. met een vertraging
van - 0,83 m/sec2 was mogelijk het moment waarop de tweede confrontatie plaatsvond met
de personenauto.
Aansluitend werd vanaf 44 km/u. een dusdanige sterke vertraging geregistreerd van
- 9.17 m/sec2 welke niet door een normale beremming gehaald wordt over een zeer korte
afstand van 8 meter.
Door de bovengenoemde snelheidsterugval is te constateren dat de aanvang van het contact
met het voorliggende voertuig met kenteken [kenteken 4] (rechtbank: de vrachtwagen van [bestuurder 3]) bij de deceleratiesnelheid van 44 km/u. plaatsvond. Indien het voorliggende voertuig met kenteken [kenteken 4] had stilgestaan op het moment van de confrontatie was de snelheidsterugval aanzienlijk groter geweest.
Vanaf de deceleratiesnelheid van 11 km/u. komt in drie stappen het voertuig schoksgewijs tot stilstand door de impact van de overige voertuigen.
Door het bovengenoemde is te constateren dat er een botsing plaatsvond met de legertruck
waardoor een totale snelheidsvermindering van 25 km/u. werd gerealiseerd binnen een
seconde. Tussen het moment van waarop de legertruck bij 48 km/u. was weggedrukt en de aanvang van de snelheidsterugval bij 44 km/u. werd een totale afstand van 26 meter afgelegd tot de botsing met de [kenteken 4] plaatsvond.
Daardoor is te verklaren dat de vooruit gestuwde legertruck uit de file is geraakt zonder het
voorliggende personenvoertuig te raken, er was immers 13 meter ruimte beschikbaar.
Op 13 meter afstand voor de snelheidsterugval c.q. aanvang confrontatie met het voorliggende bedrijfsvoertuig met kenteken [kenteken 4] is een duidelijke verandering (versterking) in deceleratie vast te stellen. Deze verandering bij 47 km/u. is naar alle waarschijnlijkheid de aanvang van de confrontatie met het voorliggende personenvoertuig.
Door het bovengenoemde is mogelijk vast te stellen dat het personenvoertuig met een lengte
van c.a. 5 meter zich op een afstand van c.a. 8 meter achter het voorliggende bedrijfsvoertuig opgesteld had.
De remming van 80 km/h tot 79 km/h duurde één seconde. Dit geldt ook voor de remming van 79 km/h tot 73 km/h.
Verbalisant [verbalisant 8]is op de zitting als deskundige gehoord en heeft verklaard dat de uitleg van verdachte, dat de afremming van 79 naar 73 km/u niet, zoals de politie veronderstelde, was veroorzaakt door het gebruik van de motorrem, maar doordat verdachte zelf was gaan remmen, op zich juist kan zijn en dat het beginnen met remmen door verdachte een vergelijkbare meting zou geven als wanneer op de motor was afgeremd.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat in de ochtend van 1 oktober 2010 vijf vrachtwagens en een personenauto, die achter elkaar op de A59 reden, betrokken zijn geraakt bij een kettingbotsing. De vrachtauto van verdachte vormde de laatste in deze rij. Door drukte bij de afslag Waalwijk is de bestuurder van de voorste vrachtauto gaan remmen, waarna de bestuurders van de tweede en derde vrachtwagen hetzelfde deden en hun wagens tot stilstand brachten. De personenauto kwam eveneens tot stilstand dan wel was nagenoeg tot stilstand gekomen.
Verdachte, die dicht op het voor hem rijdende legervoertuig reed, is daarna met aanzienlijke snelheid met zijn vrachtwagen tegen de achterkant van het legervoertuig aangereden. Daardoor raakte verdachte vermoedelijk bewusteloos. Het legervoertuig reed na de aanrijding zonder een ander voertuig te raken de vluchtstrook op en de vrachtwagen van verdachte reed met verder onverminderde vaart de personenauto, bestuurd door [slachtoffer 1], aan en duwde deze in voorwaartse richting tegen de achterzijde van de DHL-vrachtwagen. Dit ging met een dermate grote snelheid gepaard dat door de impact van die aanrijding de drie daarvoor reeds stilstaande vrachtwagens tegen elkaar werden geduwd. De rechtbank stelt vast dat niet meer is te achterhalen hoe [slachtoffer 1] haar personenauto kort voor en ten tijde van de aanrijding heeft bestuurd en hoe lang de personenauto zich voor de aanrijding al voor het legervoertuig moet hebben bevonden. Aanwijzingen dat zij zich kort voor het afremmen in de rij vrachtwagens zou hebben gevoegd, bevat het proces-verbaal niet of niet in voldoende mate.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag geplaatst of de gevolgen van deze aanrijdingen zijn te wijten aan de schuld van verdachte.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank daarbij niet van belang of verdachte ter plaatse zodanig bekend was dat hij kon weten dat de afslag Waalwijk een drukke afrit was. Het al of niet ter plaatse bekend zijn doet niet af aan de omstandigheid dat die afslag niet bij voortduring als druk dient te worden beschouwd, maar slechts op specifieke tijden, met name rond de openingstijd van het nabijgelegen pretpark De Efteling, en dat eventuele pieken in de verkeersdrukte bij die afslag ook nog eens seizoensgebonden (kunnen) zijn.
Evenmin beschouwt de rechtbank het door de officier van justitie gestelde omtrent het niet dragen van de veiligheidsgordel als een afzonderlijk aan verdachte te verwijten omstandigheid. Gezien de schade aan de voorkant van zijn trekker is niet met zekerheid vast te stellen of de toestand van verdachte, indien hij wél een veiligheidsgordel zou hebben gedragen, na de aanrijding zodanig zou zijn geweest dat hij na de aanrijding met het legervoertuig in staat zou zijn geweest om te remmen en of een ontwijkende manoeuvre te maken en daardoor een aanrijding te voorkomen.
Uit de uitgelezen tachograafschijf leidt de rechtbank af dat verdachte in ieder geval de laatste drie minuten voor de aanrijding op normale wijze en met nagenoeg constante snelheid heeft gereden. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte op een zodanig korte afstand van het legervoertuig is komen te rijden, dat hij maar net toekwam aan een begin van afremmen. Vastgesteld is dat zijn snelheid afnam van 80 naar 79 km/u door het uitlopen van het voertuig gedurende één seconde. Verdachte is vervolgens gaan afremmen van 79 km/u totdat bij 73 km/u de aanrijding met het legervoertuig plaatsvond, hetgeen geschiedde over een afstand van slechts 21 meter en gedurende slechts één seconde. Verdachte heeft dus achter het legervoertuig gereden met een snelheid van 80 km/u en daarbij, gezien deze bevindingen, een te korte afstand tot zijn voorganger aangehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich door te rijden zoals hiervoor weergegeven, in een situatie gebracht dat hij als bestuurder niet meer in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Hij heeft zich dus niet gehouden aan het in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens omschreven voorschrift, waarbij de rechtbank overigens opmerkt dat het verwijt van het onvoldoende zicht op de weg in dit geval samenvalt met het onvoldoende afstand houden.
Verdachte is een beroepschauffeur en wist dat zijn vrachtwagen met beladen oplegger een totaal gewicht van circa 31 ton had. Verdachte reed achter een legertruck met een open laadbak die zichtbaar aanmerkelijk lichter geladen was.
Als ervaren vrachtwagenchauffeur wist verdachte, althans behoorde hij te weten, dat zijn voertuig een aanmerkelijk langere remweg nodig heeft om tot stilstand te komen dan het lichter beladen voertuig voor hem. Bovendien heeft verdachte een extra verantwoordelijkheid, omdat bij een eventuele aanrijding waar zijn volgeladen vrachtwagen bij betrokken zou kunnen raken andere weggebruikers groter gevaar lopen dan bij een aanrijding met een personenauto. Van verdachte mag dus worden verwacht dat hij meer dan een gewone verkeersdeelnemer alert is, voldoende afstand tot zijn voorligger houdt en tijdig zijn snelheid mindert. Of de verkeerssituatie verwarrend was en of er voldoende waarschuwingen langs de weg waren aangebracht doet daar niet aan af. Juist onder dergelijke omstandigheden dient een bestuurder, en met name een beroepschauffeur als verdachte met een beladen oplegger, voldoende afstand te houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rol van de (bestuurder van de) legertruck, bij welke rol zowel de officier van justitie als de raadsman uitvoerig hebben stilgestaan. De rechtbank heeft bekeken of, als de legertruck eerder had geremd, een ongeval met dodelijke afloop of waaruit zwaar lichamelijk letsel was ontstaan, niet zou hebben plaatsgevonden. Dit kan niet uit het dossier worden afgeleid. Vast staat dat de chauffeur van de legertruck, ook al heeft hij niet bij voortduring zijn aandacht op de weg gericht gehad en heeft hij laat geremd, nog in staat was om tijdig het verkeer voor hem te ontwijken, zelfs terwijl hij werd aangereden door verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan de bestuurder van de legertruck daarom niet mede verantwoordelijk worden gehouden voor de gevolgen van het ongeval, doch zijn deze in redelijkheid louter toe te rekenen aan het rijgedrag van verdachte.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte zich in aanzienlijke mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig heeft gedragen, ten gevolge waarvan de aanrijding met de personenauto is ontstaan. Het is dus aan hem te wijten dat daarbij de bestuurster, haar dochter en twee andere kinderen zijn komen te overlijden en [slachtoffer 5] levensbedreigend letsel opliep. Daarbij staat voor de rechtbank ook vast dat het feit mede is veroorzaakt doordat verdachte zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden, zodat de strafverhogende omstandigheid zich voordoet.