ECLI:NL:RBOBR:2016:895

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
3886500
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot geschilbeslechting via de Geschillencommissie Advocatuur en niet-ontvankelijkheid van vorderingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, is de burgerlijke maatschap [B.] Advocaten als eiseres opgetreden tegen [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over declaraties van advocaten en de verplichting om dit geschil voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 7 januari 2016 overwogen dat [B.] Advocaten verplicht is om het geschil aan de Geschillencommissie voor te leggen, en dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van [B.] Advocaten in haar vorderingen.

Tijdens de procedure hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [gedaagde] heeft herhaald dat de kantonrechter niet bevoegd is, terwijl [B.] Advocaten aanvoerde dat de kantonrechter wel bevoegd is, omdat [gedaagde] niet tijdig een beroep heeft gedaan op de Geschillencommissie. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het verweer van [B.] Advocaten niet slaagt en dat de Geschillencommissie Advocatuur bevoegd is om het geschil te beoordelen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [B.] Advocaten niet-ontvankelijk is in haar vorderingen en heeft haar veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, op 3 maart 2016. De kosten van de procedure zijn aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.050,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde, zonder btw.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 3886500
Rolnummer : 15-2055
Uitspraak : 3 maart 2016
in de zaak van:
de burgerlijke maatschap
[B.] Advocaten,
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.C.G. Raymakers,
t e g e n
[gedaagde] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T.J.R. Knopper.
Partijen zullen hierna worden genoemd “ [B.] Advocaten” en “ [gedaagde] ”.

1.Het (verdere) verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
a. het tussenvonnis van 7 januari 2016, waarbij de zaak naar de rol van 4 februari 2016 is verwezen voor akte aan de zijde van beide partijen;
b. de akte aan de zijde van [B.] Advocaten en de akte aan de zijde van [gedaagde] d.d. 4 februari 2016.
1.2.
Tot slot is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Volhard wordt bij hetgeen is overwogen (en beslist) in het tussenvonnis van 7 januari 2016.
2.2.
Bij genoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter reeds overwogen dat hij [gedaagde] volgt in haar verweer dat [B.] Advocaten verplicht is het onderhavige geschil aan de Geschillencommissie Advocatuur voor te leggen. De burgerlijke rechter is niet bevoegd om van het geschil tussen partijen kennis te nemen dan wel [B.] Advocaten is niet-ontvankelijk in haar vorderingen (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 3 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:685).
2.3.
Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld hierop nader te reageren, van welke mogelijkheid zij gebruik hebben gemaakt.
2.4.
[gedaagde] heeft bij de door haar genomen akte nogmaals bevestigd dat zij zich op het standpunt stelt dat de kantonrechter niet bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen.
2.5.
[B.] Advocaten heeft bij de door haar genomen akte aangevoerd dat de kantonrechter wel degelijk bevoegd is in onderhavige zaak, aangezien:
- [gedaagde] geen dan wel te laat een beroep heeft gedaan op de gang naar de Geschillencommissie Advocatuur;
- in de overeenkomst van opdracht tussen partijen niet is opgenomen dat geschilbeslechting plaatsvindt door middel van arbitrage dan wel door middel van een vaststellingsovereen-komst.
Dit verweer van [B.] Advocaten slaagt niet. [gedaagde] heeft ter comparitie aangevoerd met haar beroep op niet-ontvankelijkheid te hebben gedoeld op de verplichte geschilbeslechting via de Geschillencommissie Advocatuur. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid geweest na de comparitie bij akte nader te reageren, maar hebben dat op dit punt nagelaten. Voor zover ter comparitie de bindende werking van de weg naar de Geschillencommissie Advocatuur niet duidelijk is uitgesproken, heeft de kantonrechter partijen bij eerder genoemd tussenvonnis daarom nogmaals in de gelegenheid gesteld hun standpunt in dit kader kenbaar te maken. Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat [B.] Advocaten niet in haar belangen is geschaad.
Bij genoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter in overweging 4.4. reeds geoordeeld dat de Geschillencommissie Advocatuur ingeval van geschilbeslechting tussen partijen optreedt als een bindend adviseur en aldus een bindend advies levert waarop artikel 7:900 e.v. BW (inzake de vaststellingsovereenkomst) van toepassing is.
2.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de Geschillencommissie Advocatuur bevoegd is over het geschil dat tussen partijen is gerezen te oordelen en dat [B.] Advocaten derhalve niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht kan onbesproken blijven.
2.7.
[B.] Advocaten zal in de kosten van de procedure worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat zij die kosten nodeloos heeft veroorzaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [B.] Advocaten niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
veroordeelt [B.] Advocaten in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot heden begroot op € 1.050,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2016.