ECLI:NL:RBOBR:2016:895
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot geschilbeslechting via de Geschillencommissie Advocatuur en niet-ontvankelijkheid van vorderingen
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, is de burgerlijke maatschap [B.] Advocaten als eiseres opgetreden tegen [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over declaraties van advocaten en de verplichting om dit geschil voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 7 januari 2016 overwogen dat [B.] Advocaten verplicht is om het geschil aan de Geschillencommissie voor te leggen, en dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van [B.] Advocaten in haar vorderingen.
Tijdens de procedure hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [gedaagde] heeft herhaald dat de kantonrechter niet bevoegd is, terwijl [B.] Advocaten aanvoerde dat de kantonrechter wel bevoegd is, omdat [gedaagde] niet tijdig een beroep heeft gedaan op de Geschillencommissie. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het verweer van [B.] Advocaten niet slaagt en dat de Geschillencommissie Advocatuur bevoegd is om het geschil te beoordelen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [B.] Advocaten niet-ontvankelijk is in haar vorderingen en heeft haar veroordeeld in de kosten van de procedure.
De uitspraak is gedaan door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, op 3 maart 2016. De kosten van de procedure zijn aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.050,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde, zonder btw.