In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Oost-Brabant, is op 13 januari 2016 vonnis gewezen in de zaak van mr. Pieter Rudolf Dekker, curator in het faillissement van een eiser, tegen een gedaagde. De zaak betreft een vordering van de curator op de gedaagde in het kader van een omslagregeling, zoals bedoeld in artikel 6:152 van het Burgerlijk Wetboek. De curator vorderde betaling van een percentage van een onverhaalbaar deel van een vordering van Deutsche Bank op Kavelruil, waarbij de gedaagde ook aansprakelijk was. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 29 april 2015 vastgesteld dat de curator het onvoldaan gebleven deel van zijn vordering kan omslaan over de gedaagde en de eiser naar evenredigheid van hun aansprakelijkheid. De curator heeft zijn eis gewijzigd en eist nu veroordeling van de gedaagde tot betaling van 11,08% van het onverhaalbare deel van de vordering, alsook een voorschot van € 25.000,--. De rechtbank heeft de curator gevolgd in zijn berekeningen en de gewijzigde vordering toegewezen, maar de eindbeslissingen aangehouden in verband met de reconventionele vordering van de gedaagde. De rechtbank heeft de curator in de gelegenheid gesteld te reageren op de stellingen van de gedaagde, die ook een vordering op de boedel van Kavelruil stelt. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor verdere behandeling.