Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 februari 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
aanwezig te hebben;
“Vandaag heeft een toezichthouder van de gemeente Sint-Oedenrode (…) u een aanwijzingsbesluit proberen te overhandigen. U heeft deze via de brievenbus weer naar buiten gegooid. Via deze weg proberen wij u nogmaals de brief onder de aandacht te brengen. (…) Wij hebben zowel donderdag 16 april 2015 als maandag 20 april 2015 geprobeerd met u in gesprek te gaan om samen tot een oplossing te komen. U stond daar niet voor open, zowel telefonisch als op het moment dat bovengenoemde personen bij u aan de deur stonden. Rest ons niets anders dan via de formele weg af te dwingen dat er geen mogelijke gevaarlijke situatie ontstaat en de angst bij de omgeving wordt weg genomen. Wij willen alsnog met u in gesprek. U kunt daarvoor een afspraak maken via het telefoonnummer dat in bijgevoegde brief staat. (…)”.Verder heeft verweerder eveneens het volgende onweersproken gesteld. Toen verweerder ter ore kwam dat eiseres kort na het bijtincident van 10 april 2015 opnieuw aan een hond (een pup van de ingeslapen hond) onderdak bood omdat diens eigenaar uit zijn huis gezet dreigde te worden, is met de dochter van eiseres afgesproken dat die hond gemuilkorfd zou worden tot het moment dat hij in beslag genomen zou worden. Een aantal dagen daarna is eiseres buiten met de hond gesignaleerd terwijl de hond niet gemuilkorfd was. Ze stelde zich op het standpunt dat de afspraak niet met haar, maar met haar dochter was gemaakt en dat ze niet van plan was om de hond te muilkorven. De rechtbank is, gelet op de uit deze onweersproken feiten en omstandigheden naar voren komende houding van eiseres, van oordeel dat verweerder met het nemen van het bestreden besluit binnen de grenzen die het subsidiariteitsbeginsel stelt, is gebleven. Dat eiseres – zoals zij ter zitting heeft gesteld – emotioneel was in de nasleep van het bijtincident en dat haar handelen volgens haar daaruit kan worden verklaard, maakt dat niet anders. Het beroep op het proportionaliteitsbeginsel heeft eiseres niet voorzien van een separate onderbouwing en laat de rechtbank daarom verder buiten bespreking.