ECLI:NL:RBOBR:2016:6814

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
C/01/297769 / HA ZA 15-600
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van een erfdienstbaarheid en de beoordeling van de belangen van partijen

In deze zaak vorderen eisers, die samen met hun broer eigenaar zijn van een boerderij met bijbehorende gronden, de opheffing van een erfdienstbaarheid van weg die in 1891 is gevestigd ten behoeve van de Rooms-Katholieke Parochie Heilige Franciscus. De eisers stellen dat de Parochie geen redelijk belang meer heeft bij de uitoefening van deze erfdienstbaarheid, en dat er onvoorziene omstandigheden zijn die maken dat de instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van hen kan worden gevergd. De rechtbank overweegt dat de erfdienstbaarheid niet kan worden opgeheven op grond van artikel 5:78 BW, omdat deze reeds bestond op het moment dat de wet in werking trad. Ook de grondslag van artikel 5:79 BW kan niet tot opheffing leiden, omdat de uitoefening van de erfdienstbaarheid nog steeds mogelijk is en de Parochie deze ook daadwerkelijk gebruikt voor onderhoudswerkzaamheden aan het kerkhof en de voormalige pastoorhof. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eisers niet kunnen worden toegewezen, en veroordeelt hen in de proceskosten. De vordering in reconventie van de Parochie behoeft geen behandeling, omdat de voorwaarde voor deze vordering niet is vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/297769 / HA ZA 15-600
Vonnis van 7 december 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P.E.A.M. Gerritse te Tilburg,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende
ROOMS-KATHOLIEKE PAROCHIE HEILIGE FRANCISCUS,
gevestigd te Veghel,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.E. Jansen te Veghel.
Partijen zullen hierna [eisers] (indien gezamenlijk vermeld) en de Parochie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 november 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van comparitie en descente van 13 juli 2016
  • de akte uitlating tevens houdende vermeerdering van eis van [eisers]
  • de antwoordakte tevens houdende bezwaar vermeerdering van eis van de Parochie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers sub 1 en sub 2 zijn samen met hun [broer] eigenaar van de boerderij met bijbehorende gronden staande en gelegen aan de [adres]
2.2.
Omstreeks 1870 heeft (de rechtsvoorganger van) de Parochie naast de boerderij een kerk en een pastorie gebouwd en een kerkhof aangelegd.
2.3.
In 1891 heeft de overgrootvader van [eisers] op verzoek van de toenmalige pastoor ingestemd met de vestiging van een erfdienstbaarheid van weg. Uit de akte van vestiging d.d. 10 augustus 1891 (zie dagvaarding, producties 2 en 3) blijkt dat een recht van weg is gevestigd met een lengte van vijf en dertig meter over het erf behorende bij de kadastrale percelen gemeente Erp, [perceelnummers] (de voormalige pastoorhof).
2.4.
Het dienende erf heeft thans het kadastrale nummer [perceelnummers] . Het heersende erf bestaat thans uit de kadastrale nummers [nummer] (gedeeltelijk) en [nummer] . Het kadastrale nummer [nummer] omvat ook het voormalige kadastrale perceel gemeente Erp, [perceelnummers] . Hierop is de kerk gebouwd. Het volledige perceel [perceelnummers] (kerkhof, resterende deel van de voormalige pastoorhof en perceelgedeelte met kerk) is eigendom van de Parochie. Het perceel [perceelnummers] is sinds 4 mei 1988 eigendom van de gemeente Veghel (conclusie van antwoord, productie 3).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vordert (samengevat) ten behoeve van de gemeenschap waarin de boerderij met bijbehorende grond valt:
opheffing van de erfdienstbaarheid van weg;
oplegging van de verplichting aan de Parochie om mee te werken aan doorhaling van de erfdienstbaarheid in de openbare registers, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat de Parochie veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;
veroordeling van de Parochie tot voldoening van de kosten van doorhaling van de erfdienstbaarheid in de openbare registers aan [eisers] , als nader door [eisers] aan de Parochie op te geven;
veroordeling van de Parochie in de kosten en nakosten van de procedure.
3.2.
Na eisvermeerdering vordert [eisers] thans tevens oplegging van de verplichting aan de Parochie om medewerking te verlenen aan;
a. het richten van een gezamenlijk verzoek aan de gemeente Veghel tot het verlenen van een vergunning tot het ruimen/rooien van vier tot maximaal zes bomen zoals aangegeven in het voorstel van [eisers] aan de Parochie d.d. 8 augustus 2016 met bijbehorende tekening (productie 41 van [eisers] );
en
het door [eisers] in datzelfde voorstel beschreven aanbod tot verkoop van grond van [eisers] aan de Parochie.
Eén en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis weigerachtig blijft aan het gevorderde medewerking te verlenen.
3.3.
De Parochie voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
De Parochie vordert (samengevat) voor het geval de vordering in conventie tot opheffing van de erfdienstbaarheid van weg wordt toegewezen:
1. verklaring voor recht dat het recht van weg geldt voor het huidige kadastrale perceel [perceelnummers] als heersend erf;
en
2. a) primair verklaring voor recht dat het zandpad over het huidige kadastrale perceel ERP S 678 ten behoeve van het huidige kadastrale perceel [perceelnummers] als buurweg in de zin van artikel 719 oud BW moet worden aangemerkt;
subsidiair verklaring voor recht dat het zandpad over het huidige kadastrale perceel [perceelnummers] ten behoeve van het huidige kadastrale perceel [perceelnummers] als noodweg moet worden aangemerkt;
3. veroordeling van [eisers] om binnen een termijn van vijf werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis medewerking te verlenen aan een inschrijving in de openbare registers door het verlijden van een akte door één van de notarissen verbonden aan Gerrits en Van Gulick Notarissen overeenkomstig de vordering sub 1 en de primaire of subsidiaire vordering sub 2 bij gelegenheid waarvan [eisers] voornoemde notaris opdracht geeft datgene te doen teneinde te bewerkstelligen dat dit ook bij derden bekend is en wordt, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per (gedeelte van een) dag dat [eisers] hieraan geen medewerking verleent met een maximum van € 100.000,00;
4. hoofdelijke veroordeling van [eisers] in de kosten en nakosten van de procedure.
3.6.
[eisers] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Ter comparitie heeft de raadsman van [eisers] verklaard, dat hij optreedt voor de heren [eisers] alsmede voor de gemeenschap (rb: waarin de boerderij en bijbehorende gronden vallen). Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit, dat de dagvaarding abusievelijk mede namens [broer] is uitgebracht.
4.2.
De Parochie heeft aangevoerd, dat de onderhavige erfdienstbaarheid van weg mede benut mag worden om de achterzijde van de kerk en de pastorie te bereiken, mits de belasting van het dienend erf hierdoor niet verzwaard wordt. Voor zover zij daar mee heeft willen stellen dat het hele huidige kadastrale perceel [perceelnummers] als heersend erf moet worden aangemerkt, volgt de rechtbank haar daarin niet. Uit de akte van vestiging blijkt duidelijk ten behoeve van welke percelen de erfdienstbaarheid is gevestigd. Er is geen reden om te veronderstellen dat het gevestigde recht van weg meer inhoudt dan het verschaffen van het recht aan de Parochie om vanaf de openbare weg over het dienend erf naar (de achterzijde van) het kerkhof en naar het haar resterende deel van de voormalige pastoorhof te gaan en vice versa. Dat een parochiaan die op het heersend erf moet zijn in de huidige eigendomssituatie kan doorsteken naar de achterzijde van de kerk en de pastorie maakt dat niet anders.
4.3.
[eisers] heeft zijn vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid gebaseerd op twee grondslagen, te weten:
het ontbreken van een redelijk belang bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid door de Parochie als bedoeld in artikel 5:79 BW;
onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van [eisers] kan worden gevergd als bedoeld in artikel 5:78 aanhef en sub a BW.
4.4.
Ingevolge artikel 165 Overgangswet NBW kan een erfdienstbaarheid die (zoals hier het geval is) op het tijdstip van het in werking treden van de wet reeds bestond niet uit hoofde van artikel 5:78 BW worden opgeheven. Derhalve kan de onder b genoemde grondslag niet tot opheffing van de erfdienstbaarheid kan leiden.
4.5.
Beoordeeld dient te worden of de onder a genoemde grondslag tot toewijzing van de vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid kan leiden. In artikel 5:79 BW is bepaald dat de rechter op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid kan opheffen, indien de uitoefening daarvan onmogelijk is geworden of de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening of het redelijk belang daarbij zal terugkeren. Van belang is dat de beoordelingsmaatstaf (zie HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736 en het daarop gevolgde arrest van Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 24 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2127) alleen uitgaat van het belang van de gerechtigde bij de uitoefening van zijn recht, hetgeen betekent dat de belangen van de eigenaar van het dienende erf bij de opheffing geen rol spelen (behoudens in het geval van misbruik van bevoegdheid).
4.6.
In rechte staat vast dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid nog steeds mogelijk is en dat er ook daadwerkelijk gebruik van gemaakt wordt. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of de Parochie nog een redelijk belang bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid heeft. Vast staat dat de Parochie de erfdienstbaarheid in de huidige situatie kan gebruiken (en ook daadwerkelijk gebruikt) voor onderhoudswerkzaamheden aan het kerkhof en het haar resterende deel van de voormalige pastoorhof (thans kloostertuin). Daarnaast moeten (incidenteel) werkzaamheden als het ruimen van graven, delven van graven en het verwijderen en plaatsen van grafmonumenten worden uitgevoerd. Ook daarvoor kan desgewenst gebruik worden gemaakt van de ontsluiting via de erfdienstbaarheid. Niet relevant is of deze werkzaamheden tevens worden of kunnen worden verricht door gebruik te maken van de ingang van het kerkhof aan de zijde van de openbare weg. Bij de beoordeling is van betekenis dat de Parochie in de huidige situatie op basis van de erfdienstbaarheid de mogelijkheid van een “achterom” heeft en dat zij daar gebruik van maakt. Daarmee is haar belang bij handhaving van een ontsluiting achterom gegeven. Het wegnemen van deze ontsluitingsmogelijkheid zou voor de Parochie immers zonder meer inleveren betekenen ten opzichte van de huidige situatie. [eisers] heeft aangevoerd dat de Parochie vanaf de andere zijde een volwaardig alternatief heeft om de heersende erven te bereiken, zodat de instandhouding van de erfdienstbaarheid geen enkel nut meer dient. Voor zover [eisers] hiermee beoogt te stellen dat het gebruik van de erfdienstbaarheid misbruik van bevoegdheid oplevert, volgt de rechtbank hem daarin niet. Het betoog van [eisers] komt er op neer dat er met behulp van een derde (de gemeente Veghel) een alternatieve route gecreëerd kan worden. Ook als uitgegaan wordt van de juistheid van de stelling van [eisers] dat slechts minuscule wijzigingen moeten worden aangebracht om het alternatief te realiseren (o.a. verwijdering van een stuk beukenhaag, aanbrengen van circa 15 m2 bestrating, het verlagen van de stoeprand aan de openbare weg bij de parkeerplaats) laat dat onverlet dat dit alternatief er thans feitelijk niet is. Daarbij is mede van belang dat er voor realisering van dit alternatief een nieuwe erfdienstbaarheid gevestigd zou moeten en wel ten laste van perceel ERP S 389 dat eigendom van de gemeente is. Bovendien biedt de huidige erfdienstbaarheid een meer directe ontsluiting voor de Parochie dan het voorgestelde alternatief (zie dagvaarding, productie 4). Onder deze omstandigheden is er geen grond voor het oordeel dat het gebruik van de erfdienstbaarheid door de Parochie misbruik van bevoegdheid oplevert.
4.7.
Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen zoals ingesteld bij de inleidende dagvaarding niet kunnen worden toegewezen. Hetgeen [eisers] overigens heeft aangevoerd doet daaraan niet af en kan verder buiten beschouwing blijven.
4.8.
Inzake de bij vermeerdering van eis ingestelde vorderingen overweegt de rechtbank als volgt. De onder 3.2 vermelde vorderingen strekken er (naar de rechtbank begrijpt) toe de Parochie te dwingen medewerking te verlenen aan voorstellen die [eisers] in het minnelijke traject heeft gedaan. Nu deze voorstellen kennelijk niet tot overeenstemming hebben geleid ontbreekt de feitelijke en juridische grondslag voor toewijzing van deze vorderingen.
4.9.
Nu geen van de vorderingen toegewezen kan worden zal [eisers] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Parochie worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 285,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.415,00
in reconventie
4.10.
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.

5.De rechtbank

in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Parochie tot op heden begroot op € 1.415,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.