9.6De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit beschikte over de schriftelijke medische informatie van de gezinsleden en tevens over de door gemachtigde van verzoekers in het geding gebrachte brief van 6 april 2016 van de getuige deskundige [getuige-deskundige] . Ook bij de behandeling van de gevraagde en toegewezen voorlopige voorziening tijdens de bezwaarfase (SHE 16/1440) is de problematische situatie van verzoekers ter zitting door de getuige-deskundige toegelicht. Uit de onder 9.5 genoemde verklaring van [getuige-deskundige] begrijpt de voorzieningenrechter dat er sprake is van een bijzondere situatie en dat de behandeling van [verzoeker 2] niet zonder meer in een andere woning kan worden voortgezet. Nu er alle reden is te betwijfelen of de behandeling van [verzoeker 2] voortgezet kan worden buiten de voor hem vertrouwde woning aan de [adres] en ook onduidelijk is waar [verzoeker 2] na de sluiting van de woning zal kunnen verblijven, had verweerder deze aspecten uitdrukkelijk bij zijn belangenafweging moeten betrekken. Nu dit in onvoldoende mate is geschied zal de voorzieningenrechter het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.”
4. De burgemeester heeft vervolgens opnieuw op verzoekers’ bezwaarschrift beslist bij het nu bestreden besluit van 28 september 2016. Het bezwaar is ongegrond verklaard en het primaire besluit is onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. In het bestreden besluit is onder meer het volgende vermeld:
“Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een bijzondere situatie, maar dat wil niet zeggen dat [verzoeker 2] niet in een andere woning kan verblijven of dat zijn behandeling niet in een andere woonomgeving kan worden voortgezet.
Mogelijk heeft de behandeling van [verzoeker 2] in andere omgeving zoals een opvangadres zelfs meer kans van slagen, omdat daarmee een bestaand patroon van veel alleen thuiszitten en verkeerde voorbeelden doorbroken kan worden. Dat is een van de uitkomsten van een overleg op woensdag 7 september 2016.
Op mijn verzoek heeft er op de genoemde datum namelijk een speciaal overleg, om te bezien wat te doen in dit dossier, plaatsgevonden. De heer Ter Mors, wijkagent in de Schadewijk, en de heer [getuige-deskundige] , de behandelaar van [verzoeker 2] (…) waren bij dit overleg aanwezig.
Tijdens het overleg heb ik nogmaals informatie ingewonnen en overwogen of in plaats van een woningsluiting met een waarschuwing kan worden volstaan. Op grond van nadere informatie van de politie over de grote bekendheid van de woning als verkooppunt van softdrugs bij de Osse jeugd heb ik geoordeeld dat dit niet mogelijk is. In verband met het lokale en nationale drugsbeleid, alsmede de openbare orde en veiligheid in deze kwetsbare buurt is sluiting van de woning en zekerheid over de beëindiging van de geconstateerde activiteiten gewenst.
Vervolgens is er gesproken over de mogelijkheden van de gezinsleden op het gebied van alternatieve huisvesting. De handel in drugs en de woningsluiting die dat mogelijk tot gevolg heeft zijn inmiddels opgenomen in het behandelplan van de GGZ. Hierdoor worden bezwaarden voor zover mogelijk voorbereid op wat komen gaat.
Tevens worden de eventueel benodigde hulpinstanties nu bij het traject betrokken en kan er tijdig voor de gezinsleden onderdak georganiseerd worden.
Voor [verzoeker 2] en inmiddels ook zijn vader lijkt een vorm van opvang gecombineerd met behandeling de beste optie.”
5. In het verweerschrift dat de burgemeester in het kader van de behandeling van deze voorlopige voorziening heeft ingediend, is verder onder meer het volgende vermeld:
“De woningsluiting is volgens GGZ niet (meer) onacceptabel en onverantwoord. De sluiting van de woning is onderdeel van het behandelplan (geworden). Er wordt in de begeleiding bewust toegewerkt naar het moment van sluiting. Hiervoor heb ik contact met de hulpverlener, de heer [getuige-deskundige] . De bewoners die dat nodig hebben, kunnen in een inrichting opgevangen en behandeld. De verwachting is dat het verzoekers in een inrichting beter vergaat dan in de eigen woning, omdat hulp en behandeling dichtbij zijn.”
6. Op wat verzoekers in deze procedure hebben aangevoerd, zal hierna bij de beoordeling worden ingegaan.
6. De voorzieningenrechter overweegt in de eerste plaats dat de gronden, die in het verzoekschrift zijn opgenomen en die de voorzieningenrechter bij uitspraak van 26 augustus 2016 al heeft verworpen, nu niet opnieuw aan de orde kunnen worden gesteld. De voorzieningenrechter zal dan ook voorbij gaan aan de stelling dat er niet in drugs is gehandeld, aan de stelling dat er niet aan minderjarigen is verhandeld en aan de stelling dat het voornemen ten onrechte alleen was gericht tot verzoeker 1 en niet ook tot de overige verzoekers.
7. 1. Verzoekers hebben verder aangevoerd dat de burgemeester heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en in strijd met het verbod van ‘détournement de pouvoir’ (misbruik van bevoegdheid). Volgens verzoekers is de burgemeester lijnrecht ingegaan tegen de opdracht die de voorzieningenrechter in de uitspraak van 26 augustus 2016 heeft gegeven, door opnieuw hun bezwaar ongegrond te verklaren terwijl de burgemeester in het bestreden besluit geen nieuwe informatie te berde heeft gebracht. Alleen al daarom moet het bestreden besluit worden vernietigd, zo vinden verzoekers.