ECLI:NL:RBOBR:2016:2682

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
SHE 16/1440
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 12 mei 2016 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een woningsluiting op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van de gemeente Oss had op 13 april 2016 besloten om de woning van verzoekers voor drie maanden te sluiten, met ingang van 20 mei 2016. Verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. R.J. Laatsman, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 12 mei 2016 is uitvoerig ingegaan op de gevolgen van de sluiting voor de verzoekers, die problemen van sociaal-psychologische en medische aard zouden ondervinden. De burgemeester was vertegenwoordigd door mr. S.P. Ligthart, maar de derde-partij, Brabant Wonen, was niet aanwezig.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende gemotiveerd heeft waarom in dit geval van het beleid is afgeweken, dat normaal gesproken een waarschuwing zou inhouden bij meer dan 30 gram softdrugs. De burgemeester had gesteld dat er sprake was van een zeer ernstig geval, maar de voorzieningenrechter vond de onderbouwing daarvan te mager. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de belangen van verzoekers zwaarder wegen, gezien de medische en sociale impact van de sluiting. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de woning niet gesloten mag worden tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van verzoekers. Tevens is de burgemeester opgedragen het griffierecht en de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/1440

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

12 mei 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekers]

[verzoekers]

[verzoekers]

, te [woonplaats] , verzoekers,
(gemachtigde: mr. R.J. Laatsman),
en
de burgemeester van de gemeente Oss, verweerder
(gemachtigde: mr. S.P. Ligthart).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Brabant Wonen, te Oss.

Procesverloop

Bij besluit van 13 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder
gelast dat de woning op het perceel [adres] (hierna te noemen: de woning) op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van drie maanden wordt gesloten, met ingang van 20 mei 2016 om 11.00 uur tot 19 augustus 2016.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft laten weten niet bereid te zijn de voorlopige voorziening af te wachten en wil de uitvoering van het besluit niet opschorten gedurende de tijd dat de voorlopige voorziening aanhangig is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2016. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Tevens is zijdens verzoekers verschenen [GGZ verpleegkundige] (GGZ verpleegkundige specialist). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk de navolgende mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
schorst het bestreden besluit tot (zes) weken nadat verweerder heeft beslist op het bezwaar van verzoekers;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,– aan verzoekers te vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 992,–, te betalen aan verzoekers.

Overwegingen

Het gaat hier om een voorlopige voorziening. Dat houdt in: een voorlopige maatregel die tijdens de periode dat de bezwaarschriftprocedure loopt, het besluit zou moeten schorsen. Het gaat dus om een tussenmaatregel en als er een bodemzaak komt, is de rechter die daar eventueel over beslist, daar niet aan gebonden.
Er moet bij zo’n voorlopige maatregel, wil die kunnen worden getroffen, sprake zijn van een ‘spoedeisend belang’, dat wil zeggen: er moet een reden zijn waarom onder geen beding de uitkomst van de bezwaarschriftprocedure kan worden afgewacht. Zo’n spoedeisend belang is hier aanwezig; dat is duidelijk.
En dat betekent dat ik moet beoordelen of het besluit dat de burgemeester heeft genomen, mij, voorlopig oordelend, rechtmatig voorkomt.
Als ik dan kijk naar dit besluit, dan zie ik dat er van het beleid is afgeweken ten nadele van verzoekers. In dat beleid staat namelijk: bij meer dan 30 gram softdrugs volgt een waarschuwing. Pas bij 5.000 gram volgt sluiting, of als voor een tweede keer een overtreding is geconstateerd. Er staat weliswaar in het beleid: bij "zeer ernstige overtredingen" kan een stap worden overgeslagen, maar ik ben van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid niet heeft kunnen menen dat zo’n zeer ernstig geval hier aan de orde is. Daartoe is het volgende van belang.
De burgemeester heeft gesteld dat die ernst hem zou zitten in het feit dat er zou zijn verkocht aan minderjarigen en in het feit dat er al een lange periode handel plaatsvindt.
Ik constateer dat in de bestuurlijke rapportage enkel een aantal anonieme meldingen, ongeveer één per jaar of zelfs nog minder, is opgenomen. Verdere onderbouwing daarvan ontbreekt en de observaties van de verbalisanten dat er jongeren zijn die "ogenschijnlijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt", worden verklaard, althans weersproken door verzoekers waar zij stellen dat er veel vrienden langskomen bij het gezin.
Dat vind ik vooralsnog te mager.
Dat betekent dat ik twijfel over de rechtmatigheid van het besluit, reeds op grond daarvan, dus vanwege het feit dat ik niet goed gemotiveerd vind dat sprake is van een zeer ernstig geval. Ik laat dan nog even buiten beschouwing dat ook is gesteld dat de bevoegdheid ontbrak omdat geen 38, maar 25 gram is aangetroffen; dat laat ik dus in het midden.
Als ik dan de belangen weeg van beide partijen, kom ik tot het volgende:
Het belang van de burgemeester is gelegen in het tegengaan van aan drugs gerelateerde overtredingen, het halen van de loop uit een zogenaamd ‘drugspand’ en de bekendheid ervan, en de overlast erdoor, tegengaan. Ook de signaalfunctie dit uitgaat van een maatregel als deze, is voor de burgemeester van belang.
Het belang van verzoekers is, zo hebben zij hier uitvoerig uit de doeken gedaan, gelegen in het feit dat zij, wanneer hun woning zal worden gesloten, problemen zullen ondervinden van sociaal-psychologische en medische aard. De [GGZ verpleegkundige] heeft dat hier ter zitting nog nader en uitgebreid toegelicht.
Dat dat zo is, is door de burgemeester niet betwist. Maar in het bestreden besluit heeft verweerder de burgemeester er slechts een enkel woord aan gewijd. Ik vind dat die persoonlijke en medische omstandigheden, die door verzoekers uitvoerig zijn en waren onderbouwd, door de burgemeester onvoldoende zijn gewogen.
Verzoekers hebben gesteld, net als de [GGZ verpleegkundige] , dat een waarschuwing hier al erg veel impact zou hebben gehad. Wat ik hier vandaag heb gezien en gehoord, doet mij daaraan eigenlijk niet twijfelen.
Daarom wijs ik de voorlopige voorziening toe.
Dat betekent dat het besluit wordt geschorst en dat de woning dus in elk geval niet wordt gesloten tot zes weken nadat de burgemeester heeft beslist op het bezwaarschrift.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lie, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
B.V.H. Harperink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.