In deze zaak betreft het een rangregeling voor de verdeling van de opbrengst van de executoriale verkoop van een onroerende zaak, waarbij verschillende schuldeisers en hypotheekhouders betrokken zijn. De rechter-commissaris, mr. E. Loesberg, is benoemd om de verdeling te begeleiden na een beschikking van 19 juli 2016. De woning werd op 8 juni 2011 openbaar verkocht door Rabohypotheekbank N.V. en de Coöperatieve Rabobank Oss e.o. U.A., waarbij de opbrengst van € 555.000,00 werd verdeeld. Na voldoening van de vordering van Rabobank resteerde er een bedrag van € 169.374,98, dat op een derdengeldrekening werd gestort.
Verschillende belanghebbenden, waaronder LT Vastgoed Properties B.V., Yuva B.V., de heer [E], en de Ontvanger, hebben vorderingen ingediend. De rechter-commissaris heeft de ingediende vorderingen beoordeeld en vastgesteld dat de conflicterende voorrangsregels het moeilijk maken om een sluitende rangorde te bepalen. De vorderingen van LT Vastgoed en [E] zijn in beginsel gelijk, maar worden geblokkeerd door de hypotheken van [C] en [D]. De Ontvanger heeft een voorrecht op basis van artikel 21 van de Invorderingswet, wat zijn positie versterkt.
De rechter-commissaris heeft voorgesteld om de opbrengst in verschillende 'potjes' te verdelen, waarbij de vorderingen van de Ontvanger en de hypotheekhouders in acht worden genomen. Uiteindelijk is besloten dat de opbrengst naar rato van de vorderingen van de beslagleggers en hypotheekhouders moet worden verdeeld, waarbij de Ontvanger als eerste wordt voldaan. Dit proces-verbaal wordt ter griffie neergelegd, en belanghebbenden worden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hun bezwaren tegen de voorgestelde staat van verdeling kenbaar te maken.