In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning aan een diervoederproducent. De vergunning betreft de uitbreiding van de productiecapaciteit en de wijziging van de activiteiten op het terrein van de vergunninghoudster. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de vergunning, specifiek gericht op de milieuaspecten, en betwist de toetsing aan de geldende immissiewaarden en de handhaving van emissievoorschriften. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder de aanvraag terecht heeft getoetst aan de relevante beleidsregels en dat de combinatie van bestaande en nieuwe activiteiten correct is beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de geurhinder, die voortkomt uit de emissie van één schoorsteen, niet leidt tot overschrijding van de richtwaarden in de Beleidsregel en de Bijzondere Regeling Diervoederindustrie. De rechtbank concludeert dat de verweerder de aanvraag op juiste wijze heeft beoordeeld en dat de handhaving van emissievoorschriften in plaats van immissievoorschriften gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.