ECLI:NL:RBOBR:2016:5314
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging wegens schending van het vertrouwensbeginsel
Op 14 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van een slachtoffer op 11 november 2015 in Helmond. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit besluit is genomen omdat de officier van justitie in een eerder stadium aan de raadsman van de verdachte had medegedeeld dat de tenlastelegging die op dat moment voorlag, de definitieve tenlastelegging was. Deze mededeling wekte bij de verdachte en haar raadsman het gerechtvaardigde vertrouwen dat de vervolging zou plaatsvinden op basis van die tenlastelegging.
Echter, de officier van justitie heeft later een nieuwe dagvaarding uitgebracht met andere feiten die betrekking hebben op hetzelfde incident. De rechtbank oordeelde dat dit in strijd was met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De verdediging had zich op basis van de eerdere mededeling van de officier van justitie voorbereid op de zaak, en de wijziging van de tenlastelegging zonder voorafgaande waarschuwing was in strijd met het vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat de rechtszekerheid van de verdachte in het geding was.
De uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in het strafproces en de verplichting van het openbaar ministerie om de rechten van de verdachte te respecteren. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld en het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.