Op 28 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord/doodslag en diefstal. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 29 januari 2016, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk beroven van het leven van het slachtoffer, alsook van diefstal van een gsm. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die tegenstrijdig waren, onvoldoende ondersteund gezien door andere bewijsmiddelen. Tijdens de zittingen op 24 februari, 18 mei en 14 september 2016 is het bewijs besproken, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 42 maanden eiste voor de verdachte. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de poging tot moord/doodslag en de diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, en de kosten van de benadeelde partij werden op nihil vastgesteld.