ECLI:NL:RBOBR:2016:5309

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
01/865134-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord, mishandeling en bedreiging op basis van onvoldoende bewijs

Op 28 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord, mishandeling en bedreiging. De zaak was aanhangig gemaakt na een incident op 11 november 2015 in Helmond, waarbij het slachtoffer met zware verwondingen werd aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als belastend maar ook tegenstrijdig beoordeeld. Ondanks dat het slachtoffer aanvankelijk aangaf niet te weten hoe hij aan zijn verwondingen was gekomen, veranderde zijn verklaring later, wat leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van zijn getuigenis. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende door andere bewijsmiddelen werden ondersteund, waardoor er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 54 maanden geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijke twijfel kon bestaan over de schuld van de verdachte, gezien de inconsistenties in de verklaringen van het slachtoffer en het gebrek aan ondersteunend bewijs. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, en de rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De beslissing na de voorwaardelijke veroordeling werd eveneens afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, aangezien deze al eerder was geschorst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/865134-15
Parketnummer vordering: 01/845817-14
Datum uitspraak: 28 september 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 februari 2016, 18 mei 2016, 3 augustus 2016 en 14 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 januari 2016. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 18 mei 2016 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 11 november 2015 te Helmond, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren [1968] ) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
  • met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, in elk geval eenmaal, in diens hals en/of elders in diens lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of
  • een (auto)gordel om de hals van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of (vervolgens) die (auto) gordel (krachtig) heeft aangetrokken en/of een verwurging heeft aangelegd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. hij op of omstreeks 11 november 2015 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door op/tegen het hoofd en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen;
3. hij op of omstreeks 11 november 2015 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, meermalen, althans eenmaal [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk dreigend een mes ter hand gepakt en/of dat mes getoond en/of die [slachtoffer] gedwongen om in een auto plaats te nemen en/of die [slachtoffer] voortdurend toegeschreeuwd en/of -kort en zakelijk weergegeven- die [slachtoffer] toegeroepen en/of toegeschreeuwd dat ze hem dood zouden maken en hem in het kanaal zouden gooien.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/845817-14 is aangebracht bij vordering van 21 april 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 25 februari 2015. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht ten aanzien van feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] geprobeerd heeft slachtoffer [slachtoffer] te vermoorden. De officier van justitie gaat daarbij uit van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] , die op onderdelen ondersteund wordt door de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] . Ook de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde mishandeling en bedreiging acht de officier van justitie op dezelfde gronden wettig en overtuigend bewezen, beide in vereniging gepleegd.
De officier van justitie eist ten aanzien van feit 1, 2 en 3 een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van voorarrest.
Tevens vordert de officier van justitie een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (met uitzondering van de post batterij gsm), hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in de vordering.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging eist de officier van justitie de volledige tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 245 dagen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde. De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit, omdat hij de verklaringen van aangever inconsistent en op cruciale punten tegenstrijdig acht en daarmee volstrekt onbetrouwbaar. Er is volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Gelet op de bepleite vrijspraak moet de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen en moet benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Vrijspraak ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3.

Uit het dossier maakt de rechtbank op dat [slachtoffer] in de nacht van 11 november 2015 met zware verwondingen door de politie werd aangetroffen. Gelet op de soort verwondingen is niet uit te sluiten dat deze met een (groot) mes zijn toegebracht.
[slachtoffer] was dermate gewond dat hij naar het ziekenhuis werd overgebracht. In zijn eerste, die ochtend afgelegde, verklaring verklaart [slachtoffer] dat hij niet weet hoe hij aan het letsel komt. Een dag later verklaart hij dat verdachte hem heeft gestoken en dat dit was voordat [persoon] ook in de auto stapte. In een enkele dagen daarna afgelegde verklaring heeft hij verklaard dat [persoon] reeds in de auto zat en het steken gezien moet hebben. Op 18 januari 2016 verklaart verdachte dat hij door verdachte is gestoken. Hij noemt dan een andere locatie waar dit plaatsvond als in zijn verklaring van 12 november 2015.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de omstandigheden waaronder [slachtoffer] moest verklaren en het zeer wel mogelijk is dat zijn herinneringen aan deze nacht na verloop van tijd zijn teruggekomen, dienen deze verklaringen, indien de rechtbank deze voor het bewijs wil gebruiken, gelet op de hiervoor genoemde tegenstrijdigheden, wel behoedzaam te worden bezien.
Gelet op het voorgaande dienen deze verklaringen door voldoende andere bewijsmiddelen te worden geschraagd, om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te kunnen komen.
De rechtbank constateert dat deze schraging in onvoldoende mate in het dossier voorhanden is.
Er zijn door alle personen die bij [slachtoffer] in de auto hebben gezeten verklaringen afgelegd. De rechtbank stelt vast dat uit geen van deze verklaringen een ondersteuning van de verklaringen van [slachtoffer] volgt, voor wat betreft het in het kader van de verdenking jegens verdachte meest bezwaarlijke deel van diens verklaringen, te weten dat [slachtoffer] gestoken is en wie dit heeft gedaan.
Hoe onbevredigend het ook moge zijn, niet valt vast te stellen of [slachtoffer] door een ander gestoken is en wie dat dan zou zijn, of dat hij mogelijk zichzelf heeft verwond.
Gelet daarop kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen wat er in de nacht van 11 november 2015 met het slachtoffer [slachtoffer] is gebeurd.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ook ten aanzien van de andere ten laste gelegde feiten stelt de rechtbank vast dat op basis van de verschillende, tegensstrijdige, verklaringen in het dossier niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gedaan wat hem verweten wordt.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde.

De vordering van de benadeelde partij.

Nu verdachte van de hem ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845817-14.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, nu verdachte van de hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 4 augustus 2016 reeds geschorst.
Ten aanzien van feit 1, 2, 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/845817-14 van de officier van justitie d.d. 21 april 2016.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. J.J. Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van drs. B.C. van Wijmen, griffier,
en is uitgesproken op 28 september 2016.