ECLI:NL:RBOBR:2016:5018

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2016
Publicatiedatum
12 september 2016
Zaaknummer
15_728
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving van maatwerkvoorschrift A2 door de gemeente Deurne

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne en eisers die zich verzetten tegen de handhaving van maatwerkvoorschrift A2. Dit maatwerkvoorschrift houdt in dat een (rol)deur tijdens akoestisch relevante activiteiten niet langer dan een uur open mag blijven. De rechtbank oordeelt dat de gemeente onvoldoende toezicht heeft gehouden en dat de controles niet adequaat zijn uitgevoerd. De rechtbank stelt vast dat de gemeente niet aannemelijk heeft gemaakt dat de deur in de zomermaanden niet langer open blijft dan toegestaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de gemeente en verplicht deze om een nieuw besluit te nemen, waarbij de gemeente ook moet overwegen of de maatwerkvoorschriften aangepast moeten worden om de naleving te vergemakkelijken. Tevens wordt de gemeente veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: SHE 15/728

Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2016 in de zaak tussen

[eiser],
[eiseres] , [eiser] , [eiseres] ,allen te [woonplaats] , eisers,
(gemachtigde: mr. S. Oord),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van Veldhoven).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], te Deurne (gemachtigde: mr. F.K. van den Akker).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd aan de derde-partij. Gelast is voor 1 april 2013 het openhouden van een (rol)deur langer dan circa 1 uur tijdens akoestisch relevante activiteiten op het perceel [adres] te staken en gestaakt te houden. De dwangsom voor het overtreden hiervan heeft verweerder bepaald op € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 10.000,00.
Bij besluit van 9 september 2013 heeft verweerder het bezwaar van de derde-partij gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit van 11 maart 2013 herroepen en het verzoek tot handhavend optreden van eisers afgewezen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer SHE 13/4876. Bij uitspraak van 24 september 2014 heeft de rechtbank het beroep van eisers gericht tegen het besluit op bezwaar van 9 september 2013 gehonoreerd, het besluit vernietigd en verweerder opdracht gegeven een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Bij besluit van 1 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit ingetrokken en het verzoek tot handhavend optreden van eisers wederom afgewezen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld op 10 maart 2015. Het beroep is ter zitting van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank van 5 juni 2015 behandeld. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting gesloten. Bij brief van 11 juni 2015 heeft de rechtbank de zaak heropend en partijen medegedeeld dat het beroep zal worden voortgezet nu de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. De zaak is verwezen naar een meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2015. Eisers [eisers] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
De behandeling is met instemming van partijen gesloten nadat partijen hadden bericht dat een schikkingspoging niet tot succes heeft geleid.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.2
De derde-partij exploiteert een inrichting aan [adres] . De inrichting is sedert de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw aan [adres] gevestigd. Inmiddels behoort ook het aan de overzijde gelegen perceel [adres] , gelegen op industrieterrein “De Leemskuilen”, tot de inrichting. De inrichting valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Eisers [eisers] en eisers [eisers] wonen respectievelijk aan [adres] en [adres] . Hun percelen grenzen aan [adres] .
1.3
Op 14 december 2010 heeft verweerder ten aanzien van de inrichting ambtshalve maatwerkvoorschriften vastgesteld, waaronder maatwerkvoorschrift A.2 dat bij besluit van 14 december 2010 op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer aan de derde-partij is opgelegd. Dit voorschrift luidt: ”Alle akoestische maatregelen, voorzieningen en gedragsregels uit het akoestisch rapport Peutz & Associes, nr F 16260-4, d.d. 17 juni 2003, die als uitgangspunt zijn genomen om aan de geluidniveaus te kunnen voldoen, dienen te worden genomen of uitgevoerd.” Op pagina 13 van voormeld rapport is aangegeven dat de roldeur effectief circa 1 uur in de dagperiode geopend kan zijn tijdens akoestisch relevante activiteiten in de grote assemblagehal. Tegen het besluit tot oplegging van maatwerkvoorschriften hebben - onder meer - eisers beroep ingesteld. In de uitspraak van deze rechtbank van 30 juni 2011 (ECLI:NL:RBSHE:2011:BR1160) is het beroep gegrond verklaard en zijn enkele maatwerkvoorschriften vernietigd. Tegen voorschrift A.2 was geen beroep ingesteld.
2. De rechtbank overweegt ambtshalve dat het bestreden besluit bekend is gemaakt aan de derde-partij door middel van verzending op 3 december 2014. Eisers hebben op 10 maart 2015 beroep ingesteld. Verweerder heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit is verzonden aan eisers dan wel op andere wijze kenbaar is gemaakt aan eisers. Niet gebleken is dat het bestreden besluit daadwerkelijk is verzonden aan eisers. Op basis van de stukken acht de rechtbank aannemelijk dat eisers omstreeks 27 februari 2016 op de hoogte zijn geraakt van het bestreden besluit. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eisers in verzuim zijn geweest en wordt de zaak inhoudelijk in behandeling genomen.
3.1
Eisers betwisten dat met het bestreden besluit op juiste wijze uitvoering is gegeven aan de eerdere uitspraak van deze rechtbank. De controles hebben plaatsgevonden in november terwijl niet ter discussie kan staan dat de klachten over geluidshinder hoofdzakelijk in de zomermaanden aan de orde zijn. Volgens eisers was nader onderzoek in de zomermaanden aangewezen. Voor wat betreft de algemene controle van 21 oktober 2014 blijkt niet hoe lang gecontroleerd is op die dag.
3.2
In het bestreden besluit stelt verweerder dat hij vanaf 30 juni 2010 herhaaldelijk op verschillende tijdstippen heeft gecontroleerd op het openstaan van de deur en of daarbij geluid waarneembaar was. Verweerder heeft geconstateerd dat:
- op 27 juni 2012 en 5 september 2012 de deur openstond en dat geluid waarneembaar was en dat na een uur de deur nog openstond en geluid waarneembaar was;
- in vijf gevallen de deur openstond, geluid waarneembaar was en dat na een uur geen geluid waarneembaar was of dat de deur gesloten was;
- in 20 gevallen de deur openstond en geen geluid waarneembaar was;
- in 30 gevallen de deur dicht was.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank heeft verweerder opnieuw controles uitgevoerd. Op 3 november 2014 van 13.45 uur tot en met 15.45 uur en op 6 november 2014 van 9.40 uur tot en met 11.45 uur heeft verweerder vastgesteld dat de deur niet open is geweest. Ook tijdens de algemene controle op 21 oktober 2014 heeft verweerder vastgesteld dat de deur alleen open is gegaan voor het passeren van goederen. Er is steeds langer dan een uur gecontroleerd om recht te doen aan de uitspraak van de rechtbank. Ook heeft op 26 juni 2015 een controle plaatsgevonden naar overlast veroorzaakt door een zoemer, waarbij geen overtreding is waargenomen.
3.3
Verweerder heeft op basis van de uitgevoerde controles terecht vastgesteld dat geen enkele overtreding is geconstateerd van maatwerkvoorschrift A.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder door middel van de twee langere controles in aanvulling op de eerdere controles zich toch onvoldoende van zijn toezichthoudende taak gekweten. Het is niet aannemelijk dat de deur juist in de herfst en wintermaanden lang geopend blijft. Daarmee valt echter niet uit te sluiten dat in de zomer de deur wel langer geopend blijft. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat door middel van een controle met behulp van een onbemande videocamera verweerder eenvoudig had kunnen vaststellen of de deur (al dan niet in de zomer) langer dan een uur open blijft. Een soortgelijke opname hebben eisers in de vorige procedure immers al overgelegd. Verweerder had dus dezelfde methodiek kunnen toepassen. Nu verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan, is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Deze beroepsgrond slaagt.
4.1
Eisers voeren in hun aanvullend beroepschrift aan dat de derde-partij in een procedure over het aangrenzende bestemmingsplan “Spoorzone – Middengebied” heeft betoogd dat de aanduiding “milieuzone-hindergevoelige functie” niet waarborgt dat zijn bedrijfsvoering niet wordt belemmerd.
4.2
De derde-partij heeft aangegeven dat in onderhavige zaak uitsluitend de vraag centraal staat of zij zich houdt aan de maatwerkvoorschriften. Bovendien kan uit de bestemmingsplanprocedure niet worden afgeleid dat zich ter plaatse een overschrijding van de geluidsnormen voordoet.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat deze procedure zich beperkt tot de vraag of wordt voldaan aan de maatwerkvoorschriften. De rechtmatigheid van deze maatwerkvoorschriften is niet in geding, ook niet na de vaststelling van het bestemmingsplan “Spoorzone – Middengebied” dat betrekking heeft op een ander woongebied en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de bedrijfsvoering van de derde-partij. Het besluit tot vaststelling van de maatwerkvoorschriften heeft immers formele rechtskracht gekregen. Deze beroepsgrond faalt.
5.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet, mede omdat de zomer alweer voorbij is, geen reden verweerder de gelegenheid te bieden om in deze procedure het geconstateerde gebrek te herstellen. Verweerder zal een nieuw besluit op het bezwaarschrift van de derde-partij moeten nemen. Hierbij zal verweerder zich ook de vraag moeten stellen of, al dan niet in verder overleg met eisers en de derde-partij, de maatwerkvoorschriften aanpassing behoeven om de naleving daarvan eenvoudiger te controleren. Ook zouden de derde-partij, verweerder en eisers nog eens moeten bezien of het mogelijk is de bedrijfsvoering van de derde-partij aan te passen om het risico op overtreding van de maatwerkvoorschriften te beperken. Er zijn wellicht ook andere mogelijkheden maar deze hebben gemeen dat het overleg tussen partijen moet worden hervat. Om deze opties niet te frustreren, ziet de rechtbank evenmin aanleiding voor een bestuurlijke lus.
5.2
De rechtbank zal zich daarom beperken tot de aanwijzing aan verweerder om bij het nemen van het nieuwe besluit op het bezwaarschrift van de derde-partij minstens twee keer in de maanden juni tot en met september langer dan een uur te controleren of aan maatwerkvoorschrift A.2 wordt voldaan. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat als gevolg van de vernietiging van het bestreden besluit het primaire besluit herleeft maar dat op heden nog niet is vastgesteld dat dwangsommen zijn verbeurd.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak en de in rechtsoverweging 5.2 opgenomen aanwijzing, een nieuw besluit moet nemen op het bezwaarschrift van de derde-partij;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,00 aan eisers te vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.488,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. J.D. Streefkerk en mr. H.M.J.G. Neelis, leden, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.