ECLI:NL:RBOBR:2016:4746

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
15 _ 2974
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag zuiveringsheffing voor recreatiepark en de exploitatie door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil over een aanslag zuiveringsheffing opgelegd aan een besloten vennootschap die een recreatiepark exploiteert. De eiseres betwistte de aanslag, die betrekking had op het belastingjaar 2014, en voerde aan dat een deel van het recreatiepark niet door haar werd geëxploiteerd. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de exploitatie van het centrumgebouw en zeven recreatiewoningen niet door haar plaatsvond. De rechtbank stelde vast dat eiseres in 2014 als enige exploitant van het recreatieterrein bij de Kamer van Koophandel geregistreerd stond.

Daarnaast betoogde eiseres dat de verhuur van 39 recreatiewoningen aan arbeidsmigranten betekende dat deze woningen niet langer voor recreatiedoeleinden bestemd waren. De rechtbank verwierp dit argument en oordeelde dat de bestemming van de woningen, gelegen op een recreatieterrein, ongewijzigd bleef. De gemeente gedoogde enkel de verhuur aan arbeidsmigranten, maar dit veranderde niets aan de recreatieve bestemming van de woningen.

De rechtbank concludeerde dat de aanslag zuiveringsheffing terecht was opgelegd en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/2974

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 augustus 2016 in de zaak tussen

[eiseres] ., te [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: A.M.L.R.M. van der Sande),
en

de heffingsambtenaar van het waterschap De Dommel, te Boxtel, verweerder

(gemachtigden: mr. E.P.S. Jansen en G.H.P.M. van de Laar).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een aanslag zuiveringsheffing (aanslagnummer
[aanslagnummer] opgelegd, met dagtekening 30 juni 2015, voor het kalenderjaar 2014 ten bedrage van € [bedrag] .
Bij uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2015 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens hebben partijen over en weer nog op elkaars standpunten gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

FeitenDe aanslag zuiveringsheffing 2014 (hierna: de aanslag) heeft betrekking op het adres [adres] . Op dit adres bevindt zich recreatiepark [bedrijfsnaam 1] . Dit park omvat (onder meer) 55 bungalows en een centrumgebouw, inclusief horeca/hotel en een zwembad.
Met uitzondering van 9 recreatiewoningen in particulier eigendom die door verweerder afzonderlijk voor de zuiveringsheffing zijn aangeslagen, heeft verweerder alle overige recreatiewoningen (46) en het centrumgebouw, inclusief horeca en zwembad, in de aanslag betrokken. Deze aanslag is opgelegd aan eiseres.
Geschil en beoordeling
1. Eiseres voert aan dat het centrumgebouw, inclusief horeca en zwembad, alsmede 7 recreatiewoningen, niet in gebruik zijn bij eiseres, maar bij [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ). Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt een huurovereenkomst overgelegd waarin de eigenaar van het recreatiepark, [bedrijfsnaam 1] BV (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) het recreatiepark, met uitzondering van het hoofdgebouw en negen recreatiewoningen, aan eiseres verhuurt. Voorts heeft eiseres een overeenkomst overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat [bedrijfsnaam 1] het horeca/hoofdgebouw/centrum gebouw bestaande uit onder andere restaurant, hotel, zwembad en congreszalen, in 2014 heeft verhuurd aan [persoon 2] .
2. Daarnaast heeft eiseres als beroepsgrond aangevoerd dat de 39 recreatiewoningen, die zij in beheer heeft, worden verhuurd aan arbeidsmigranten, en dat deze recreatiewoningen daarom niet langer voor recreatiedoeleinden zijn bestemd. Verweerder had deze recreatiewoningen dan ook moeten aanmerken als woonruimten en daarbij het forfaitaire tarief van artikel 16, eerste lid, van de Verordening moeten toepassen.
3. Ingevolge artikel 122h, eerste lid, van de Waterschapswet (Wsw) wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden afgevoerd gesteld op één of drie vervuilingseenheden (forfaitaire heffing).
Ingevolge het vijfde lid van dit artikel Wsw is het eerste lid niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. Deze woonruimten worden tezamen aangemerkt als één bedrijfsruimte dan wel als onderdeel van een bedrijfsruimte.
4. De door verweerder op grond van de Wsw vastgestelde Verordening zuiveringsheffing Waterschap De Dommel 2014 (hierna: de Verordening) bepaalt in het eerste lid van artikel 3, voor zover hier van belang, dat ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting wordt geheven ter zake van direct of indirect afvoeren op een zuiveringtechnisch werk in beheer bij het waterschap. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat aan de heffing ter zake van het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte wordt onderworpen degene die het gebruik heeft van die ruimte; (…)
5. Artikel 16, tweede lid, van de Verordening bepaalt (in lijn met artikel 122h, vijfde lid, van de Wsw) dat de in het eerste lid en hiervoor beschreven forfaitaire heffing niet van toepassing is op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. De in de vorige volzin bedoelde woonruimten worden tezamen aangemerkt als een bedrijfsruimte dan wel een onderdeel van een bedrijfsruimte.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres haar stelling, dat een deel van het recreatiepark in 2014 niet door haar werd geëxploiteerd, niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht daarbij van belang dat uitsluitend eiseres in 2014 op het adres [adres] als exploitant van het recreatieterrein bij de Kamer van Koophandel stond ingeschreven. De vennootschap die in 2014 volgens eiseres het hotel, restaurant, zwembad en 7 recreatiewoningen zou hebben geëxploiteerd ( [bedrijfsnaam 2] BV) stond in 2014 bij de Kamer van Koophandel op een ander adres geregistreerd. Voorts is in de door eiseres overgelegde overeenkomst niet laatstgenoemde vennootschap partij, maar [persoon 2] als natuurlijk persoon. De voorovereenkomst is bovendien ongedateerd en bevat slechts uitgangspunten, uit te werken in een nog nader op te stellen overeenkomst. Desgevraagd heeft eiseres ter zitting aangegeven dat een dergelijke uitgewerkte overeenkomst nooit is opgesteld. Ten slotte worden de 7 recreatiewoningen, die volgens eiseres eveneens in exploitatie zouden zijn overgedragen, in de voorovereenkomst, niet genoemd.
7. Eiseres heeft aldus niet aannemelijk gemaakt dat met betrekking tot het centrumgebouw, inclusief horeca en zwembad en de 7 recreatiewoningen in 2014 sprake is geweest van een andere exploitant dan zijzelf. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die onderdelen van het recreatiecentrum dan ook terecht in de aanslag van eiseres betrokken.
8. De rechtbank is van oordeel dat de huidige verhuur aan en gebruik door arbeidsmigranten niet maakt dat de betreffende recreatiewoningen niet langer zijn aan te merken als voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten, in de zin van artikel 16, tweede lid, van de Verordening. De bestemming van de woningen, die zijn gelegen op een recreatieterrein, blijft immers hetzelfde. Ter zitting is bovendien gebleken dat sprake is van een situatie waarin de gemeente slechts gedoogt dat de voor verblijfsrecreatie bestemde woningen aan arbeidsmigranten worden verhuurd. De rechtbank is verder van oordeel dat ook aan de overige vereisten van artikel 16, tweede lid, van de Verordening is voldaan. Uit de tussen eiseres en [bedrijfsnaam 1] gesloten huurovereenkomst blijkt dat het object aan de [adres] aan eiseres is verhuurd. Niet in geding is dat dit terrein als bestemming recreatie heeft. De statutaire doelomschrijving van eisers behelst de exploitatie van een recreatie-/bungalowpark “in de ruimste zin”. Uit het door eiseres overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat eiseres aan de [adres] als bedrijfsactiviteit heeft ‘het verhuur van vakantiehuisjes en appartementen en de exploitatie van een hotel/restaurant’. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in 2014 sprake was van een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig ook door eiseres werd geëxploiteerd. Verweerder heeft terecht toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 16, tweede lid, van de Verordening.
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een procesveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers, voorzitter, en mr. N.W.A. Verrijt en
mr. M.P. Schutte, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.