ECLI:NL:RBOBR:2016:4172

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
16 _ 693
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke inbeslagname van illegale opgezette wildzwijnkop en de toepassing van bestuursdwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 augustus 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de inbeslagname van een illegale opgezette wildzwijnkop (Sus scrofa) door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Eiseres, die een winkel in antiek en brocante exploiteert, werd beschuldigd van het in bezit hebben van deze opgezette dieren zonder de legale herkomst aan te tonen. De NVWA had eerder geconstateerd dat eiseres de Flora- en faunawet had overtreden door preparaten zonder geldig merkteken te bezitten. Eiseres werd verzocht om de legale herkomst van de preparaten aan te tonen, maar slaagde hier niet in. De rechtbank oordeelde dat de NVWA terecht bestuursdwang had toegepast zonder voorafgaande last, gezien het gevaar van verdwijning van het preparaat. Eiseres had geen bewijs geleverd dat de wildzwijnkop legaal was verkregen voor de peildatum van 1 januari 2001. De rechtbank concludeerde dat de spoedeisendheid van de situatie voldoende was gemotiveerd door verweerder, en dat de inbeslagname noodzakelijk was om de overtreding te handhaven. Eiseres' beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: SHE 16/693

Uitspraak van de meervoudige kamer van 4 augustus 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,

(gemachtigde: mr. W.C.M. Niekus).

Procesverloop

Bij brief van 17 april 2015 heeft verweerder aan eiseres, door middel van een vooraankondiging bestuursrechtelijke handhaving, laten weten te hebben geconstateerd dat eiseres de Flora- en faunawet (Ffw) heeft overtreden. Eiseres heeft diverse opgezette dieren (hierna tezamen: de preparaten), niet voorzien van een geldig merkteken, in bezit waarvan zij de legale herkomst niet kan aantonen. Verweerder heeft eiseres verzocht de legale herkomst van de preparaten aan te tonen.
Bij besluit van 26 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten handhavend op te treden en bestuursdwang zonder voorafgaande last toe te passen, omdat eiseres de legale herkomst niet heeft aangetoond. Eén preparaat is bestuursrechtelijk in bewaring genomen. Eventuele kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang zonder voorafgaande last, zullen op eiseres worden verhaald.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Er is een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2016. Eiseres is verschenen in persoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2. Eiseres drijft een winkel in antiek, brocante en woonaccessoires op het adres [adres] (hierna: de winkel). Op 12 januari 2015 en 19 februari 2015 heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een inspectie in de winkel uitgevoerd. Hierbij is geconstateerd dat eiseres de navolgende preparaten in bezit heeft en te koop aanbiedt: een geprepareerde kop van een wild zwijn (
Sus scrofa), een wintertaling, een tafeleend, een slobeend, de kop van een edelhert met gewei, enkele stukken koraal en een echte karet zeeschildpad. Eiseres heeft verklaard “dat de spullen die in de winkel worden aangeboden afkomstig zijn van rommelmarkten en dergelijke en dat alles heel erg oud is”. Zij heeft tijdens of naar aanleiding van de inspectie geen documenten overgelegd waaruit de legale herkomst van de aangetroffen preparaten blijkt.
3. Bij brief van 17 april 2015 heeft verweerder aan eiseres, door middel van een vooraankondiging bestuursrechtelijke handhaving, laten weten te hebben geconstateerd dat eiseres de Ffw heeft overtreden. Eiseres heeft preparaten in bezit die niet zijn voorzien van geldige merktekens, waardoor de legale herkomst niet kan worden vastgesteld. Verweerder heeft eiseres verzocht de legale herkomst van de preparaten aan te tonen.
4. Bij zienswijzen van 29 april en 15 mei 2015 heeft eiseres verklaard dat de preparaten afkomstig zijn van de antiek- rommelmarkt in Tongeren, België, en dat deze al voor 2002 in haar bezit waren. Eiseres heeft geen documenten en/of bewijsmateriaal bijgesloten om dit aan te tonen. Tevens heeft zij medegedeeld dat zij alleen de wild zwijnkop (het preparaat) nog in bezit heeft. De overige preparaten heeft zij reeds overgedragen.
5. Op 27 augustus 2015 wordt tijdens een herinspectie door de NVWA alleen het preparaat wederom aangetroffen. Bij deze gelegenheid heeft eiseres verklaard dat zij dit preparaat jaren geleden heeft gekocht via Marktplaats.nl. Er is mondeling bestuursdwang zonder voorafgaande last aangezegd, waarbij is medegedeeld dat het preparaat bestuursrechtelijk in bewaring wordt genomen en meegevoerd wordt ter opslag.
6. Het bestreden besluit gaat over het bestuursrechtelijk handhavend optreden van verweerder door toepassing van bestuursdwang zonder voorafgaande last, wegens overtreding van de Ffw.
7.1.
Ingevolge artikel 4 van de Ffw is de Sus scrofa aangewezen als een beschermde inheemse diersoort.
7.2.
Ingevolge artikel 13 van de Ffw is het onder andere verboden beschermde inheemse soorten te kopen, te verkopen, te verwerven, of binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
7.3.
Ingevolge de artikelen 4, 11 tweede lid, en 13 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten geldt voor inheems beschermde diersoorten een vrijstelling van alle in artikel 13 van de Ffw genoemde verboden, wanneer aan de in die artikelen neergelegde voorwaarden is voldaan.
7.4.
Ingevolge artikel 6 van het Besluit prepareren van dieren geldt een vrijstelling voor het onder zich hebben, vervoeren en afleveren van geprepareerde exemplaren van beschermde diersoorten, als deze producten zijn voorzien van een preparatenkeurmerkteken of deze producten aantoonbaar (legaal) zijn verkregen voor de inwerkingtreding van de Ffw (op 1 januari 2002).
7.5.
Ingevolge artikel 112, eerste lid, van de Ffw is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens de Ffw bepaalde.
7.6.
Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, kan de last door feitelijk handelen ten uitvoer worden gelegd.
7.7.
Ingevolge artikel 5:29, eerste lid, van de Awb kunnen zaken worden meegenomen en opgeslagen voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt. De verschuldigde kosten voor de opslag van de zaak kunnen met toepassing van artikel 5:25 van de Awb worden verhaald op de overtreder.
7.8.
Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, van de Awb kan in spoedeisende gevallen bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last.
8. Eiseres heeft aangevoerd dat er, gezien het tijdsverloop tussen 17 april en 26 augustus 2015, geen spoedeisendheid bestond die de bestuursdwang zonder voorafgaande last rechtvaardigt. In dat kader voert eiseres aan dat de motivering vreemd is, nu op basis van de afwezigheid van de eerder geconstateerde preparaten wordt aangenomen dat eiseres deze preparaten heeft verkocht of overgedragen zou hebben. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat het in de bestuursrechtelijke procedure niet nodig was om het preparaat in bewaring te nemen.
9. Ten aanzien van de spoedeisendheid stelt verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt dat is besloten om met toepassing van artikel 5:29, eerste lid, van de Awb, zonder voorafgaande last bestuursdwang toe te passen, ten einde te voorkomen dat het preparaat zou verdwijnen zonder dat daarvan de legale herkomst is aangetoond. Aangezien er een gerede kans aanwezig was dat eiseres het preparaat zou overdragen, dan wel zou wegdoen, is spoedeisende bestuursdwang terecht toegepast, aldus verweerder.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd om welke reden het preparaat is meegenomen en opgeslagen. Het tijdsverloop doet er niet aan af dat verweerder, met het oog op de aan hem in de Ffw toevertrouwde taak, het preparaat kon veiligstellen. Daarmee is gegeven dat het meenemen en opslaan in het kader van de toepassing van de bestuursdwang noodzakelijk was.
De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat in het voornemen alleen is gesproken over het aantonen van de legale herkomst van de zaken als enige manier om de overtreding te beëindigen, terwijl verweerder ook had moeten aangeven welke herstelmaatregelen genomen hadden moeten worden, zoals het uit de handel nemen van de zaken.
12. De rechtbank wijst erop dat in de vooraankondiging bestuursrechtelijke handhaving Ffw aan eiseres niet alleen kenbaar is gemaakt dat zij bepaalde preparaten voorhanden heeft, hetgeen volgens de Ffw verboden is, verweerder heeft tevens kenbaar gemaakt dat de overtreding slechts kan worden beëindigd als de legale herkomst van de preparaten wordt aangetoond. Eiseres heeft niet aan deze herstelmaatregelen voldaan. De beroepsgrond faalt.
13. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Eiseres voert aan dat sprake is van willekeur. De toezichthouder is op eigen initiatief gaan zoeken op internet. Een dergelijke handelwijze past niet in het handhavingsbeleid. Het aan haar verstrekte interventiebeleid heeft geen betrekking op bestuurlijke handhaving. Het in bewaring nemen van zaken wordt in het beleid niet genoemd en past blijkbaar niet in het beleid. Zij voert tevens aan dat de rapportages van de toezichthouders niet zijn ondertekend.
Tenslotte doet eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zij stelt in het beroepschrift dat op Markplaats.nl sprake is van een enorm aanbod van vergelijkbare zaken.
14. De rechtbank overweegt dat uit (de toelichting bij) het Algemeen Interventiebeleid van de NVWA blijkt dat dit beleid wordt toegepast om geconstateerde overtredingen van wet- en regelgeving tijdens inspectie en productonderzoek te doen opheffen en herhaling ervan te voorkomen. Het Algemeen Interventiebeleid wordt dus ingezet bij bestuurlijke handhaving.
Het Interventiebeleid is een beleidsregel in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht. Het is mogelijk dat het in bepaalde situaties noodzakelijk geacht wordt om hier vanaf te wijken, maar daar is in dit geschil geen sprake van. In Bijlage A bevindt zich immers een overzicht, waarin als mogelijke corrigerende interventies (niet limitatief) worden genoemd als derde en vierde interventie “officiële inbewaringneming” en “bestuurlijke inbeslagname”.
In het bestuursrecht geldt de beginselplicht tot handhaving, tenzij sprake is van een concreet zicht op legalisatie of bijzondere omstandigheden. Eiseres had de situatie kunnen legaliseren door de legale herkomst van de preparaten aan te tonen, zoals ook door verweerder is verzocht in de Vooraankondiging bestuursrechtelijke handhaving. Wat de aanleiding is geweest voor constatering van de overtreding, doet daaraan niet af.
15. Onder verwijzing naar artikel 6:22 van de Awb verbindt de rechtbank aan de -op zichzelf juiste- constatering dat de inspectierapporten niet zijn ondertekend geen gevolgen. Zij overweegt daartoe dat deze rapporten deugdelijk zijn voorzien van een dagtekening en de naam van de opsteller, zodat de verifieerbaarheid voldoende is gewaarborgd. Overigens heeft eiseres de inhoud van de rapporten ook niet betwist.
16. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk, naar de mate van hun ongelijkheid. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen concrete voorbeelden heeft aangevoerd, noch gemotiveerd aangegeven waarom sprake zou zijn van een gelijk geval.
17. De beroepsgronden falen.
18. Eiseres heeft ten slotte aangevoerd dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het preparaat op de markt in Tongeren heeft gekocht. Ten tijde van de aankoop in 2001 was de handel immers niet illegaal en hoefde zij er niet op bedacht te zijn dat het dat in de toekomst wel zou zijn. Om die reden is de getuigenverklaring van [naam] , de partner van eiseres, voldoende.
19. De rechtbank overweegt dat verweerder deze verklaring naast zich neer heeft kunnen leggen, nu daarin onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn te vinden om de stelling van eiseres te ondersteunen. De getuigenverklaring is daarvoor te summier en datum noch plaats zijn exact aangegeven: ‘voorjaar 2001’ en ‘de zondagse antiekmarkt in Tongeren’ zijn daarvoor te algemeen. De rechtbank voegt daaraan nog toe dat de getuigenverklaring is opgesteld op 7 oktober 2015, derhalve ruim 14 jaar na de vermeende aanschafdatum. De rechtbank acht van belang dat eiseres niets heeft overgelegd waaruit op objectieve gronden zou blijken dat zij daadwerkelijk voor 2002 in bezit was van het preparaat en dat zij over de aanschafplaats wisselend heeft verklaard.
Ook deze beroepsgrond slaag niet.
20. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
-verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en
mr. H.M.J.G. Neelis, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2016.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.