Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 september 2015;
- het proces-verbaal van comparitie van 16 februari 2016.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze civiele procedure vordert eiser een verbod op verdere executie van een veroordelend arrest van het Hof 's-Hertogenbosch, gedateerd 15 juli 1999, dat op 27 juli 2012 aan hem is betekend. Eiser stelt dat gedaagde de verschuldigde rentebedragen te hoog heeft vastgesteld en dat de verjaringstermijn voor de wettelijke rente vijf jaar bedraagt, in plaats van de door gedaagde gehanteerde twintig jaar. Gedaagde voert aan dat eiser hem ernstig heeft belemmerd bij de executie van het arrest, door zijn verblijfplaats niet bekend te maken. De rechtbank oordeelt dat eiser zich niet kan beroepen op verjaring, omdat de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan een dergelijk beroep. Gedaagde heeft voldoende aangetoond dat hij pogingen heeft ondernomen om contact met eiser te krijgen en dat eiser geen initiatieven heeft genomen om de executie te faciliteren. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.