Overwegingen
1. De rechtbank oordeelt allereerst dat verweerder de fax van 23 januari 2013 van de gemachtigde van eiser, gelet op de inhoud van die fax, terecht als bezwaar tegen de bij factuur van 15 december 2012 van eiser geheven leges heeft aangemerkt. Mitsdien is het bezwaar door verweerder terecht ontvankelijk geacht.
2. Eiser heeft aangevoerd dat hij in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord. De rechtbank stelt vast dat uit eisers bezwaarschrift, alsmede de overige door eiser in de bezwaarfase overgelegde stukken niet blijkt dat hij heeft verzocht om te worden gehoord. Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet is de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) van toepassing op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen. In artikel 25, eerste lid, van de Awr is neergelegd dat, in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de belanghebbende wordt gehoord op diens verzoek. Nu niet is gebleken dat eiser heeft verzocht om te worden gehoord, bestond voor verweerder geen verplichting eiser te horen alvorens op het bezwaar te beslissen.
3. Gezien de inhoud van het beroepschrift en de nadien namens eiser overgelegde stukken enerzijds en de bestreden uitspraak anderzijds, stelt de rechtbank vast dat het beroep is gericht tegen de van eiser bij legesfactuur van 15 december 2012 (factuurnummer 201200001843) geheven leges en de nadien van eiser gevorderde invorderingskosten (bestaande uit kosten in verband met een dwangbevel en aanmaningskosten). Aangezien in de bestreden uitspraak op bezwaar is beslist dat de invorderingskosten niet hoeven te worden betaald, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over die kosten. Voor zover eisers beroepsgronden tegen de invorderingskosten zijn gericht, behoeven deze dan ook geen bespreking. De rechtbank zal hierna dus uitsluitend beoordelen of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat hij de leges ten bedrage van € 178,64 van eiser mocht heffen.
4. Op verweerder rust de last te bewijzen dat hij gerechtigd was de leges van eiser te heffen.
5. Eiser betwist niet dat hij om toezending van stukken heeft verzocht en dat hem op 15 december 2012 door verweerder stukken, alsmede een legesnota zijn toegezonden. Eiser betwist wel dat aan hem de stukken zijn gezonden die hij wilde hebben. Zoals uit eisers fax van 23 januari 2013 blijkt, stelt eiser dat hem door verweerder het complete bestemmingsplan, met 7 plankaarten, is toegezonden, terwijl hij daar niet om had verzocht. Verweerder stelt dat aan eiser, naar aanleiding van diens verzoek, niet alleen het bestemmingsplan (planregels en plantoelichting), met 7 plankaarten, maar ook de zienswijzennota is verstrekt. Eiser betwist dat de zienswijzennota aan hem is verstrekt.
6. Verweerder heeft desgevraagd verklaard dat hij niet kan aantonen welke stukken destijds aan eiser zijn toegezonden, omdat hij daarvan geen (verzend)administratie heeft bijgehouden. De rechtbank overweegt dat, nu de bewijslast bij verweerder ligt, maar verweerder een en ander achteraf niet kan aantonen, niet aannemelijk is geworden dat verweerder meer stukken dan het bestemmingsplan (planregels en plantoelichting) en 7 plankaarten aan eiser heeft toegezonden. De rechtbank gaat er bij de beoordeling van het onderhavige geschil dus van uit dat aan eiser enkel het bestemmingsplan (planregels en plantoelichting) en 7 plankaarten zijn verstrekt.
7. Ten aanzien van eisers stelling dat de aan hem verstrekte stukken niet de stukken waren die hij wilde hebben, overweegt de rechtbank het volgende. Uit de e-mailcorrespondentie tussen eisers gemachtigde en een medewerker van de gemeente Heusden ( [persoon 1] ) van 5 december 2012 blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat eisers gemachtigde inzage en vervolgens toezending wenste van alle stukken die voorafgaand aan de raadsvergadering aan de gemeenteraad zijn toegezonden, waarbij hij expliciet heeft aangegeven ‘
Zowel op plankaart als tekstueel.’Gelet daarop en gelet op het feit dat eisers gemachtigde zijn aanvraag niet nader heeft geconcretiseerd, kan niet worden gezegd dat het verstrekken van het bestemmingsplan (planregels en plantoelichting) met 7 plankaarten niet voldoet aan eisers aanvraag. De rechtbank merkt voorts op dat uit voormelde e-mailcorrespondentie van 5 december 2012, waarin eisers gemachtigde onder andere heeft aangegeven ‘
Gaarne spoedige toezending + nota leges’, genoegzaam blijkt dat eiser zich ervan bewust was dat in verband met de door hem verzochte toezending van stukken leges verschuldigd zijn.
8. Nu vaststaat dat aan eiser, op diens daartoe strekkende aanvraag, door de gemeente Heusden stukken zijn toegezonden en het in behandeling nemen van deze aanvraag, naar het oordeel van de rechtbank, als een door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte dienst kan worden gekwalificeerd, was verweerder ingevolge artikel 2, aanhef en onder a. en artikel 3, van de Legesverordening in samenhang met hoofdstuk 1 van de bij de Legesverordening behorende tarieventabel gerechtigd van eiser voor het genot van deze dienst leges te heffen. Eisers stelling dat verweerder daartoe niet gerechtigd was, faalt derhalve.
9. Eiser heeft betoogd dat hij de stukken eind december 2012 aan verweerder heeft geretourneerd. Nog daargelaten dat eiser deze stelling niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij daarvan geen bewijs heeft geleverd, wijst de rechtbank eiser erop dat een en ander niet afdoet aan zijn belastingplicht. Gelet op de toepasselijke regelgeving is het belastbare feit het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van stukken. Vaststaat dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Het eventueel achteraf teruggeven van de betreffende stukken doet daaraan niet af. Voor zover eisers betoog moet worden opgevat als een beroep op geheel of gedeeltelijke teruggaaf van de leges, overweegt de rechtbank dat dit ingevolge artikel 9 van de Legesverordening weliswaar mogelijk is, maar alleen indien en voor zover zulks in de tarieventabel is bepaald. De rechtbank stelt vast dat in hoofdstuk 1 van de tarieventabel geen regeling voor de gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges is getroffen.
10. Nu eiser ook de hoogte van de van hem geheven leges betwist, zal de rechtbank vervolgens beoordelen of verweerder gerechtigd was leges ten bedrage van € 178,64 van eiser te heffen.
11. De rechtbank stelt vast dat uit de legesfactuur van 15 december 2012 niet blijkt hoe verweerder tot het daarop genoemde bedrag van € 178,64 is gekomen. In de factuur staat enkel ‘verstrekken bestemmingsplaninformatie’ vermeld. Ook in de bestreden uitspraak wordt niet gemotiveerd hoe verweerder tot dit bedrag is gekomen. Wel wordt in de bestreden uitspraak in algemene termen verwezen naar de Legesverordening en de tarieventabel. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd toegelicht dat het bedrag van € 178,64 de kostprijs betreft, die door het planbureau voor het bestemmingsplan met plankaarten aan verweerder in rekening is gebracht. De rechtbank stelt naar aanleiding van deze toelichting vast dat verweerder in de bestreden uitspraak ten onrechte de indruk wekt dat hij de leges op grond van de Legesverordening en bijbehorende tarieventabel heeft vastgesteld. Met de kostprijs van het bestemmingsplan heeft verweerder een grondslag voor de vaststelling van (de hoogte van) de leges gehanteerd, die niet in de Legesverordening en de bijbehorende tarieventabel voorkomt. Ook overigens biedt de Legesverordening voor het hanteren van de kostprijs van een bestemmingsplan met plankaarten als tarief voor het heffen van leges geen grondslag. Dat betekent dat verweerder het legesbedrag onjuist heeft vastgesteld.
12. Het beroep is gegrond. De bestreden uitspraak wordt vernietigd.
13. Omdat verweerder gerechtigd was van eiser leges te heffen en aannemelijk is dat aan eiser, naar aanleiding van diens aanvraag, het bestemmingsplan (planregels en plantoelichting) en 7 plankaarten zijn toegezonden, zal de rechtbank, ter finale beslechting van het geschil, de hoogte van de door eiser verschuldigde leges zelf vaststellen. Uit verweerders nadere schrijven van 6 november 2015 volgt dat de planregels en de plantoelichting tezamen 223 pagina tellen. Daarnaast is sprake van 7 plankaarten, door verweerder aangeduid als ‘verbeeldingen’. Eiser heeft deze aantallen niet betwist, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan uitgaat. Aangezien verweerder niet heeft gespecificeerd of en zo ja, hoeveel van voormelde 223 pagina kleuren kopieën betreffen en de stukken daarover evenmin duidelijkheid verschaffen, gaat de rechtbank uit van het in 1.1.1.2 onder a. van de tarieventabel genoemde tarief van € 0,35 voor zwart/wit kopieën, resulterend in een bedrag van € 78,05 (223 x € 0,35). Voor de 7 plankaarten gaat de rechtbank uit van het in 1.1.1.3 onder a. van de tarieventabel genoemde tarief van € 13,35, resulterend in een bedrag van € 93,45. In totaal bedragen de leges mitsdien € 171,50 (€ 87,05 + € 93,45). De rechtbank vermindert de van eiser geheven leges tot € 171,50 en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
14. Aangezien het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten in verband met de aan eiser in bezwaar en beroep beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt de vergoeding voor deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.238 (bezwaarfase: 1 punt voor het (aanvullend) bezwaarschrift, waarde per punt € 246, wegingsfactor 1 en beroepsfase: 1 punt voor het (aanvullend) beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 496, wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de rechtbank niet gebleken.
15. De rechtbank gelast verweerder voorts aan eiser het griffierecht te vergoeden.