ECLI:NL:RBOBR:2016:2865
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van een kapsalon aan huis in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een woning en een kapsalon aan huis, en de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard. Eiser betwistte de waardering van de kapsalon als een zelfstandig WOZ-object, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, bekend als [adres 1], vastgesteld op € 11.000 per 1 januari 2014, en had de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing voor het jaar 2015 opgelegd.
Eiser voerde aan dat de kapsalon niet als een afzonderlijk object kan worden beschouwd, omdat deze niet afzonderlijk afsluitbaar is en afhankelijk is van de woning voor nutsvoorzieningen. De rechtbank oordeelde dat de kapsalon niet kan worden aangemerkt als een zelfstandig gedeelte in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ, omdat de kapsalon niet afzonderlijk afsluitbaar is en niet over de noodzakelijke voorzieningen beschikt, zoals een toilet. De rechtbank vernietigde de waardebeschikking en de daarop gebaseerde aanslagen, en verklaarde het beroep van eiser gegrond.
De rechtbank oordeelde verder dat de heffingsambtenaar ten onrechte had aangenomen dat de kapsalon een zelfstandig WOZ-object was. De uitspraak benadrukt het belang van de afsluitbaarheid en de voorzieningen van een object bij de beoordeling van de status onder de Wet WOZ. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de gemaakte proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.