ECLI:NL:RBOBR:2016:2865

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
15_6170
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van een kapsalon aan huis in het kader van de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een woning en een kapsalon aan huis, en de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard. Eiser betwistte de waardering van de kapsalon als een zelfstandig WOZ-object, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, bekend als [adres 1], vastgesteld op € 11.000 per 1 januari 2014, en had de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing voor het jaar 2015 opgelegd.

Eiser voerde aan dat de kapsalon niet als een afzonderlijk object kan worden beschouwd, omdat deze niet afzonderlijk afsluitbaar is en afhankelijk is van de woning voor nutsvoorzieningen. De rechtbank oordeelde dat de kapsalon niet kan worden aangemerkt als een zelfstandig gedeelte in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ, omdat de kapsalon niet afzonderlijk afsluitbaar is en niet over de noodzakelijke voorzieningen beschikt, zoals een toilet. De rechtbank vernietigde de waardebeschikking en de daarop gebaseerde aanslagen, en verklaarde het beroep van eiser gegrond.

De rechtbank oordeelde verder dat de heffingsambtenaar ten onrechte had aangenomen dat de kapsalon een zelfstandig WOZ-object was. De uitspraak benadrukt het belang van de afsluitbaarheid en de voorzieningen van een object bij de beoordeling van de status onder de Wet WOZ. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de gemaakte proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/6170

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard, verweerder

(H.J.M. Venner).

Procesverloop

Bij beschikking van 28 februari 2015, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van onder andere de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] , te Valkenswaard, per waardepeildatum 1 januari 2014, voor het kalenderjaar 2015, vastgesteld op € 11.000. In dit geschrift zijn tevens voor [adres 1] de aanslagen onroerende-zaakbelastingen (OZB) eigenaar en gebruiker en de rioolheffing voor het kalenderjaar 2015 bekend gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 september 2015 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de waarde en de daarop gebaseerde aanslagen OZB en rioolheffing gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 14 april 2016. Eiser is verschenen. Verweerder is eveneens in persoon verschenen.

Overwegingen

FeitenEiser is eigenaar van [adres 2] en [adres 1] te [vestigingsplaats] . [adres 2] is in gebruik als woning (de woning) door eiser en zijn echtgenote, [persoon 1] . [adres 1] is in gebruik door de onderneming van zijn echtgenote: Kapsalon [bedrijfsnaam 1] (de kapsalon), een eenmanszaak. Op het adres [adres 1] staan bij de Kamer van Koophandel ook [bedrijfsnaam 2] . en [bedrijfsnaam 3] ingeschreven. Eiser is gevolmachtigd om namens zijn echtgenote op te treden.
Geschil en beoordeling1. In geschil is de beantwoording van de vraag of verweerder [adres 1] te Valkenswaard terecht als afzonderlijk WOZ-object heeft aangemerkt.
2. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van twee afzonderlijke WOZ-objecten, omdat geen sprake is van twee afzonderlijk afsluitbare objecten. De kapsalon wordt uitgeoefend in een ruimte welke verbonden en ingesloten is door zowel het slaapvertrek en de bijkeuken enerzijds als de garage anderzijds. De kapsalon is zowel bereikbaar via de bijkeuken als via de buitendeur. De kapsalon wordt tevens gebruikt als toegang tot de woning. De meterkast bevindt zich in de kapsalon en de watermeter bevindt zich in de centrale hal van de woning. Mevrouw [persoon 1] is naast enige werkneemster van de kapsalon tevens hoofdbewoonster van de woning. De twee andere bedrijven die ook op [adres 1] staan ingeschreven worden feitelijk vanuit de gehele woning bedreven. Gelet hierop zijn de woning en de kapsalon volgens eiser dan ook met elkaar verweven en dienen daarom tezamen te worden aangemerkt als één onroerende zaak in de zin van artikel 16, aanhef en onderdeel d, WOZ.
3. Verweerder heeft toegelicht dat bij de waardebepaling voor de Wet WOZ iedere zelfstandige eenheid als afzonderlijke onroerende zaak wordt gezien en dus afzonderlijk gewaardeerd. Van een zelfstandige eenheid is sprake als een object afzonderlijk afsluitbaar is en zelfstandig kan worden gebruikt. Er is sprake van een apart object door een ‘aan huis gebonden beroep’. Daarnaast is van belang dat in het kader van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen het object is gesplitst (apart huisnummer). Verweerder concludeert daarom dat sprake is van een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Daarnaast verhindert het specifieke gebruik van de kapsalon door mevrouw [persoon 1] ten behoeve van de onderneming Kapsalon [bedrijfsnaam 1] dat in het onderhavige geval gesproken moet worden van een samenstel van twee of meer eigendommen of gedeelten daarvan die naar de omstandigheden bij elkaar behoren. Het object [adres 1] is een zelfstandig WOZ-object dat als kapsalon in gebruik is. Hierbij wordt de aanslagen eigenaren- en gebruikersbelasting het niet-woningtarief toegepast. Ten aanzien van de rioolheffing heeft verweerder opgemerkt dat voor elk zelfstandig WOZ-object rioolheffing wordt geheven.
4. In artikel 16 van de Wet WOZ, voor zover hier van belang, is bepaald dat voor de toepassing van de wet als één onroerende zaak wordt aangemerkt een gebouwd eigendom (sub a) of een gedeelte van een in onderdeel a bedoel eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt (sub c). Onder onderdeel d is bepaald dat ook een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren, voor de toepassing van de wet als één onroerende zaak worden aangemerkt.
5. De rechtbank is van oordeel dat de kapsalon niet kan worden aangemerkt als een zelfstandig gedeelte in de zin van artikel 16, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ, omdat de kapsalon niet afzonderlijk afsluitbaar is. Weliswaar heeft de in de garage gevestigde kapsalon een eigen toegang en bevindt zich tussen woning en de kapsalon een deur, maar verweerder heeft tegen de gemotiveerde betwisting daarvan van eiser niet aannemelijk gemaakt dat deze tussendeur afsluitbaar is. De enkele omstandigheid dat een gedeelte van een gebouw op relatief eenvoudige wijze afsluitbaar is te maken, brengt niet mee dat dit gedeelte afsluitbaar is (ECLI:NL:HR:2010:BL3592). Met de toegang tot de [adres 1] wordt daardoor toegang verschaft tot de gehele woning. Daarnaast beschikt de kapsalon naar het oordeel van de rechtbank niet over de noodzakelijke voorzieningen, omdat er geen toilet aanwezig is. Naar het oordeel van de rechtbank mag er in het algemeen van uit worden gegaan dat voor het gebruik van een kapsalon aan huis, indien wordt uitgegaan van een afzonderlijk afsluitbaar object, de aanwezigheid daarvan van wezenlijk belang moet worden geacht. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0273). Vaststaat verder dat de woning en de kapsalon van elkaar afhankelijk zijn voor de nutsvoorzieningen. Dat aan [adres 1] een eigen huisnummer is toegekend, is anders dan verweerder stelt niet van belang bij de vraag of sprake is van een afzonderlijk WOZ-object.
6. Dit betekent dat verweerder de [adres 1] ten onrechte heeft aangemerkt als een zelfstandig WOZ-object. Het beroep is gegrond en de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd. Omdat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een zelfstandig WOZ-object, dient tevens de waardebeschikking van 28 februari 2015, en de daarop gebaseerde aanslagen OZB en de rioolheffing voor het belastingjaar 2015 te worden vernietigd voor zover deze zien op [adres 1] .
7. Het verzoek van eiser om het beroep met terugwerkende kracht ook gegrond te verklaren ten aanzien van de voorgaande jaren komt niet voor inwilliging in aanmerking. Deze procedure heeft alleen betrekking op kalenderjaar 2015.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, bestaande uit reiskosten die eiser heeft moeten maken in verband met het bijwonen van de zitting. De rechtbank stelt deze kosten, met inachtneming van artikel 1, aanhef en onder c, van het Bpb, vast op € 29,80 (kosten openbaar vervoer met bus/trein, 2e klasse, van [woonplaats] – 's-Hertogenbosch vice versa). Eiser heeft geen andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gesteld.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de waardebeschikking van 28 februari 2015, voor zover deze ziet op [adres 1] ;
- vernietigt de aanslagen OZB eigenaar en gebruiker alsmede de aanslag rioolheffing voor het object [adres 1] ;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten van € 29,80;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.W.A Verrijt, rechter, in aanwezigheid van M. Brok, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.