Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.MR. DRS. FLORIS PIETER GABRIEL DIX Q.Q.,
MR. RALF VAN DER PAS Q.Q.,
BROVA B.V.,
O&C FACTORING B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 april 2016, met 17 producties,
- het faxbericht van mr. Jansen van 26 april 2016, met een incidentele conclusie tot voeging,
- de brief van mr. Van Rossum van 27 april 2016, met de akte overlegging producties, en 27 producties,
- de brief van mr. Van de Klundert van 28 april 2016, met een akte overlegging producties, houdende twee aanvullende producties 18 en 19,
- de mondelinge behandeling op 29 april 2016,
- de pleitnota van de curatoren,
- de pleitnota van O&C,
- de pleitnota van Purdey.
2.De feiten
- Gebaseerd op een gemiddeld genormaliseerd netto resultaat van 977k
- Correctie koopsom o.b.v. oververmogen o.b.v. 30% ad 347k
- Finale kwijting intercompany vorderingen/schulden
- Omzet 2016 t/m heden is 10% lager dan 2015 (…)
- Achterstanden crediteuren € 1,15M (*)
- Achterstanden LB/Pensioen € 0,15M (*)
- Meenemen financiering BOM € 1,70M (*)
- Additionele werkkapitaalbehoefte € 1,50M(*)Ad (*) overeenkomstig opgave van uw adviseur (…)
Op 22/03/2016 om 14:20 heb ik, in opdracht van Euretco Services BV, conservatoir beslag gelegd ten laste van Brova BV op aandelen onder Purdey Mode BV te Schijndel.
In aanvulling op de initiële koopsom is koper aan verkoper een aanvullende koopsom verschuldigd, indien verkoper (later) kan aantonen dat de waarde in het economische verkeer van de aandelen per heden hoger is dan de initiële koopsom. In dat geval is koper een aanvullende koopsom verschuldigd gelijk aan het verschil tussen de door verkoper aangetoonde waarde in het economische verkeer van de aandelen en de initiële koopsom.
Merk Registratienummer
.Op 15 april 2016 hebben de curatoren met instemming van het bestuur van Brova deze rechtbank verzocht de surseance van betaling in te trekken onder gelijktijdige uitspraak van faillissement. Bij vonnissen van deze rechtbank van 18 april 2016 zijn Brova en haar genoemde dochtervennootschappen in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curatoren in hun hoedanigheid.
3.Het geschil
€ 2.600.000,-- uiterlijk op 14 mei 2016 moet worden betaald. Gelet hierop, is het niet ondenkbaar dat Purdey dan zal failleren. Dan zijn de aandelen zeker waardeloos. Daar komt nog bij dat ook derden worden geraakt door de gevraagde voorziening. Purdey voldoet aan haar lopende verplichtingen (loon, huur, leveranciers) en voert overleg met de Belastingdienst. Het is uiterst ongewis wat er zal gebeuren na toewijzing van de gevraagde voorziening.
4.De beoordeling
€ 5.500.000,--. In het arrest heeft het hof geoordeeld dat ING de kredietfaciliteit voor de Brova Groep per ultimo 2015 heeft mogen beëindigen en dat ING niet verplicht was een nieuwe kredietovereenkomst te sluiten.
Naar het voorlopige oordeel van het hof kan een bepaling zoals de onderhavige nabetalingsclausule in voorkomende gevallen worden gehanteerd bij een verkoop van vermogensbestanddelen aan een “echte” derde – een buitenstaander die geen banden heeft met de verkopende partij – met name in de gevallen waarin een verkoper wil verkopen om een faillissement van de onderneming te voorkomen en de koper een zo laag mogelijke, maar wel reële, koopprijs wil betalen. Koper en verkoper kunnen in zo’n geval een prijs overeen komen die zij beide op het eerste gezicht redelijk vinden, maar waarbij ten behoeve van de verkoper wel een zeker correctiemechanisme wordt ingebouwd en de koper in voorkomend geval na correctie bereid en in staat is om de hogere gecorrigeerde koopprijs alsnog te voldoen”.
Zoals de curatoren terecht hebben betoogd, vallen in verband met het nadien uitgesproken faillissement van Brova de aandelen in Purdey ingevolge de vernietiging van de overdracht ervan tot de boedel in het faillissement Brova en geldt het beslag ingevolge het bepaalde in art. 33 lid 2 Fw als vervallen. Het door O&C aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2009, NJ 2009,376 (ECLI:NL:HR:2009:BG7729) betreft een casus die in te veel opzichten verschilt met de onderhavige.