ECLI:NL:RBOBR:2016:237

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
01/845146-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden

Op 25 januari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 maart 2015 in Oss twee medewerkers van de GGZ in hun kantoor heeft opgesloten. De verdachte heeft de deur van de kantoorruimte op slot gedraaid en gebarricadeerd, en heeft de medewerkers verteld dat er sprake was van een gijzeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de vrijheid van de medewerkers heeft beroofd. Tijdens de zittingen op 5 juni 2015, 21 augustus 2015, 20 oktober 2015 en 11 januari 2016 is het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder aangiften van de slachtoffers en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastelegging.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 400 dagen geëist, waarvan 116 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een behandeling in een gesloten forensische psychiatrische instelling en begeleid wonen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de behandeling van de verdachte niet verstoord mocht worden. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/845146-15
Parketnummer vordering: 01/845080-14
Datum uitspraak: 25 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
5 juni 2015, 21 augustus 2015, 20 oktober 2015 en 11 januari 2016. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 mei 2015. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 02 maart 2015 te Oss opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, al dan niet met het oogmerk voornoemde personen en/of een ander te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet:
- de kantoorruimte betreden waar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanwezig waren en de deur (aan de binnenzijde) op slot gedraaid en/of de deur gebarricadeerd en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] tegen hun/diens wil in de kantoorruimte opgehouden en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat er sprake was van een gijzeling, en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat hij de politie moest bellen, en/of
- aangegeven dat alleen de politie de kantoorruimte mocht betreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/845080-14 is aangebracht bij vordering van 22 april 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter van de rechtbank Oost Brabant d.d. 7 juli 2014.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.
Op grond van de aangiften van [slachtoffer 1] , [2] [slachtoffer 2] , [3] het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [4] en de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 11 januari 2016 [5] heeft afgelegd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen hierna onder “de bewezenverklaring” nader is verwoord.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het navolgende wettig en overtuigend is bewezen.
Verdachte heeft op 02 maart 2015 te Oss opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet:
- de kantoorruimte betreden waar voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanwezig waren en de deur aan de binnenzijde op slot gedraaid en de deur gebarricadeerd en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen hun wil in de kantoorruimte opgehouden en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat er sprake was van een gijzeling en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat zij de politie moest bellen en
- aangegeven dat alleen de politie de kantoorruimte mocht betreden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 400 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk gedeelte dienen de voorwaarden te worden verbonden zoals die in het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport staan omschreven. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.

Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Strafverzwarende omstandigheden
Verdachte heeft twee medewerkers van de GGZ en zichzelf in hun kantoor opgesloten en de uitgang gebarricadeerd. Daarbij heeft hij tegen deze medewerkers gezegd dat er sprake van een gijzeling was. Korte tijd daarna arriveerde de politie en hebben de medewerkers van de GGZ hun vrijheid herkregen. Beide medewerkers zijn enorm geschrokken van het handelen van verdachte. Door dit handelen heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer gemaakt. Bovendien heeft verdachte het vertrouwen van deze medewerkers dat zij op hun arbeidsplaats hun werkzaamheden in veiligheid en in vrijheid konden verrichten, geschaad.

Strafmatigende omstandigheden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de medewerkers van de GGZ niets heeft willen aandoen, maar dat hij slechts heeft getracht door deze handelwijze de politie zover te krijgen dat verdachte zou worden aangehouden. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van de GGZ medewerkers.
De vrijheidsberoving is van relatief korte duur geweest. Verdachte heeft geen geweld tegen de GGZ medewerkers gebruikt en evenmin is gebleken van feiten of omstandigheden dat verdachte dit op enig moment van plan is geweest. In een schreeuw om aandacht heeft verdachte met zijn handelen slechts willen bereiken dat hij door de politie zou worden aangehouden.

De strafmodaliteit
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, enerzijds om de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan. Daarom zullen aan deze voorwaardelijke straf de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf recht moet doen aan de ernst van het bewezen verklaarde feit, aan de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en aan de persoon en de persoonlijkheid van verdachte. Bij het opleggen van een straf mag de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht niet bepalend zijn. Daarom zal het onvoorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf lager zijn dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die in het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport staan omschreven, passend en geboden is.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845080-14.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal – conform de eis van de officier van justitie - de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, omdat de aan de voorwaardelijke straf verbonden proeftijd niet meer kan worden verlengd en omdat ook de rechtbank het niet wenselijk acht dat tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf de reeds begonnen behandeling van verdachte doorkruist.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.

Een gevangenisstrafvoor de duur
van 180 [honderd tachtig] dagen.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
90 dagen niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van drie jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of een van de hierna te noemen bijzondere voorwaarden heeft overtreden.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering en
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling, gedurende maximaal 18 maanden of zoveel korter als de behandelaars noodzakelijk oordelen, laat opnemen in een intramurale en gesloten forensische psychiatrische instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ. Daarbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de [geneesheer-]directeur van die instelling zullen worden gegeven en
- na de klinische behandeling begeleid gaat wonen in een nader te bepalen forensische woonvoorziening. Veroordeelde dient zich dan te houden aan het [dag-]programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en
- zich na afloop van de klinische behandeling, poliklinisch laat behandelen bij een forensische polikliniek [als Kairos of soortgelijke instelling], indien de klinisch behandelaar[s] en/of de reclassering dit nodig achten, en
- zich na ontslag uit de kliniek bij de reclassering meldt, zo frequent en zo lang als de reclassering zulks noodzakelijk acht.
De Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG
's-Hertogenbosch wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft ophet tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 11 december 2015 reeds geschorst.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/845080-14 van de officier van justitie van 22 april 2015.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. J. Iding en mr. J.J. Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 25 januari 2016.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Oost Brabant,
2.de verklaring van [slachtoffer 1] , pag. 23 t/m 25
3.de verklaring van [slachtoffer 2] , pag. 26 t/m 28
4.het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag. 21 en 22
5.de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 januari 2016