Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 april 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit;
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin zijn bezwaar tegen de hoogte van zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ongegrond was verklaard. De rechtbank had eerder, op 17 maart 2016, in een tussenuitspraak (ECLI:NL:RBOBR:2016:1181) vastgesteld dat er een gebrek in het bestreden besluit was, omdat de berekening van het dagloon van eiser niet in overeenstemming was met de verzekeringsgedachte van de WW. Verweerder kreeg de gelegenheid om dit gebrek te herstellen, maar heeft aangegeven hiervan geen gebruik te maken.
De rechtbank heeft in haar einduitspraak bevestigd dat het bestreden besluit vernietigd moet worden, omdat verweerder niet heeft voldaan aan de mogelijkheid om het gebrek te herstellen. De rechtbank oordeelt dat het dagloon opnieuw vastgesteld moet worden door verweerder, met inachtneming van de eerdere tussenuitspraak. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 1.014,06. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij de termijn pas begint te lopen nadat de termijn voor hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.