ECLI:NL:RBOBR:2016:172

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
01/879050-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel met Roemeense slachtoffers

Op 19 januari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte is veroordeeld voor het in vereniging plegen van mensenhandel met betrekking tot twee Roemeense slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met dagvaardingen op 20 november 2013. De verdachte had de slachtoffers onder valse voorwendselen naar Nederland gehaald, waarbij hen werd verteld dat ze in de horeca of als danseres zouden gaan werken. In werkelijkheid werden ze gedwongen tot prostitutie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten de slachtoffers had geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en andere bewijsmiddelen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn rol in het geheel, wat leidde tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879050-13
Datum uitspraak: 19 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2013, 11 maart 2014, 4 juni 2014, 17 december 2015 en 5 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 20 november 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 december 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2008 tot en met 3 mei 2009 in Eindhoven en/of in Son , gemeente Son en Breugel , en/of een of meerdere (andere) gemeente(n) in Nederland en/of in Antwerpen en/of een of meerdere (andere) gemeente(n) in België en/of in Roemenië , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1] ,
(sub 1)
en/of
[slachtoffer 1] heeft/hebben medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten te weten vanuit Roemenië naar België en/of Nederland , ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
en/of
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling (sub 4)
en/of
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 1] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode:
- aan die [slachtoffer 1] verteld/voorgehouden dat zij in [land 1] (in een supermarkt en/of in de horeca) zou kunnen gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] onderdak verschaft en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen seks met hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te hebben en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- die [slachtoffer 1] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 1] geuit en/of - die [slachtoffer 1] (dreigend) een vuurwapen getoond en/of
- die [slachtoffer 1] opgedragen/bevolen verdovende middelen (hennep en/of hasjiesj) te gebruiken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- een sigaret op het lichaam van die [slachtoffer 1] gedrukt en/of
- met een mes in de arm van [slachtoffer 1] gestoken/geprikt en/of
- (de werkzaamheden van) die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar

verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of

- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar

verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan/af te dragen;

2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2008 tot en met 14 april 2009 in Eindhoven en/of in Son , gemeente Son en Breugel en/of in een of meerdere (andere) gemeente(n) in Nederland en/of in Antwerpen en/of een of meerdere (andere) gemeente(n) in België en/of in Roemenië , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 2] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 2] ,
(sub 1)
en/of
[slachtoffer 2] heeft/hebben medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land, te weten vanuit Roemenië naar België en/of Nederland , ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
en/of
[slachtoffer 2] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling (sub 4)
en/of
[slachtoffer 2] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 2] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode:
- aan die [slachtoffer 2] verteld/voorgehouden dat zijn in Nederland in de horeca zou kunnen gaan werken en/of die [slachtoffer 2] verteld/voorgehouden dat zij als danseres zou kunnen gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] onderdak verschaft en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen seks met hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te hebben en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- die [slachtoffer 2] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 2] geuit en/of - die [slachtoffer 2] (dreigend) een vuurwapen getoond en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- (meermalen) de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of
- (de werkzaamheden van) die [slachtoffer 2] gecontroleerd, althans haar
verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen/bewogen haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan/af te dragen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Bronnen.
I. Een eindproces-verbaal van de politie Oost-Brabant, dienst regionale Recherche Eindhoven, met OPS-dossiernummer 2219120020_Vlinderdoder, Procesverbaal nummer 20131001.0900.20379, afgesloten d.d. 7 november 2013. Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
Dit dossier omvat 9 genummerde ordnermappen waarvan er een aantal zelfstandig genummerd is. De zaaksdossiers betreffende feit 1, 2 en 3 bevinden zich in mappen 5 en 6. De in de bewijsbijlage genoemde paginanummers corresponderen met de paginanummering van deze mappen. De verklaringen van verdachte bevinden zich in map 4. De in de bewijsbijlage genoemde paginanummers bij zijn verklaringen corresponderen met de paginanummering in deze map.
II. De stukken van de rechter-commissaris, inhoudende een proces-verbaal verhoor betreffende de verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 23 april 2015.
III. De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 december 2015;
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op gronden genoemd in haar schriftelijk requisitoir het in vereniging plegen van mensenhandel zoals onder feit 1en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten 1 en 2.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. Kort gezegd houdt het verweer van de raadsman in dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De raadsman heeft tevens geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit omdat de rol die verdachte heeft gespeeld van onvoldoende gewicht is om hem als medepleger aan te merken. Voorts heeft de raadsman nog aangevoerd dat verdachte ook in zekere zin slachtoffer van [medeverdachte] was, omdat hij bang voor hem was/door hem is mishandeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pag. 15 tot en met 25) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten waarop deze in het bijzonder betrekking hebben.
Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling.

Ten aanzien van de feit 1.

Verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, de verdachte belastende verklaring, niet zonder meer ongeoorloofd is in het licht van het EVRM, in het bijzonder niet onverenigbaar met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die ongeoorloofdheid is in elk geval geen sprake indien de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, doch die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, in die zin dat de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist (HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1020, paragraaf 4.3).
De raadsman heeft verzocht om [slachtoffer 1] als getuige te doen horen bij de rechter-commissaris. Ondanks de door de politie verrichte naspeuringen naar haar verblijfplaats, zoals door de officier van justitie ter terechtzitting van 17 december 2015 nogmaals is toegelicht, heeft dit niet tot resultaat geleid. Derhalve is het voor de verdediging niet mogelijk geworden [slachtoffer 1] als getuige bij de rechter-commissaris te horen. De raadsman heeft op de terechtzitting van 17 december 2015 verklaard geen afstand te doen van het horen van deze getuige.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] niet kan worden getraceerd en dat de verdediging niet in een eerder stadium in de gelegenheid is geweest de getuige te (doen) ondervragen. Dat brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat de door haar afgelegde verklaring tegen de verdachte niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt in het verband met het hem onder feit 1 ten laste gelegde, nu de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] niet verder (voldoende) worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Deze verklaringen dienen derhalve voor het bewijs ter zake van feit 1 te worden uitgesloten.
Aan een beoordeling van het door de raadsman gestelde met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen komt de rechtbank dan niet meer toe.
partiele vrijspraak
Gelet op de hiervoor gemotiveerde uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van [slachtoffer 1] en nu de tenlastegelegde dwangmiddelen onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal kan de tenlastelegging voor zover deze correspondeert met de inhoud van sub 1, 4 en 9 van artikel 273f, eerste lid Sr. niet worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
sub 3 van artikel 273f, eerste lid Sr.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de voor een bewezenverklaring van de onder sub 3 van artikel 273f, eerste lid Sr gebezigde woorden “ertoe te brengen” niet volgt dat van enige vorm van beïnvloeding sprake hoeft te zijn. De wetgever heeft voor ogen gehad dat iedere daad waardoor een persoon wordt meegenomen teneinde die persoon in een ander land tot prostitutie te brengen strafbaar zal zijn zonder dat behoeft te blijken dat de wijze van medeneming de keuzevrijheid van de medegenomen persoon heeft beperkt.
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting alsmede uit de overige bewijsmiddelen blijkt dat verdachte (in opdracht van medeverdachte [medeverdachte] ) onder meer [slachtoffer 1] uit Roemenië gehaald en heeft overgebracht naar Nederland en België met de bedoeling om haar in de prostitutie te laten werken.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 1] heeft meegenomen vanuit Roemenië met het oogmerk om die [slachtoffer 1] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handeling tegen betaling.
De rechtbank op grond van de bewijsmiddelen de samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte zodanig nauw en bewust dat gesproken kan worden van het tezamen en in vereniging plegen van het bewezen feit.

Ten aanzien van de feit 2.

Uit de bewijsmiddelen volgt het navolgende.
Eind maart 2009 is verdachte in opdracht van medeverdachte [medeverdachte] samen met ene [betrokkene 1] naar Roemenië gereden met het plan meisjes naar Nederland te halen om hen hier in de prostitutie te laten werken. Verdachte leerde in Roemenië [slachtoffer 1] kennen. [slachtoffer 1] sprak Roemeens en Turks en fungeerde daarom al snel als tolk voor verdachte bij het zoeken van geschikte personen om mee naar Nederland te gaan. [slachtoffer 2] werd daarbij ook benaderd. Zij was echter in de veronderstelling dat zij in Nederland in de horeca zou gaan werken. [slachtoffer 1] had haar in het bijzijn van verdachte verteld dat zij een club in Nederland had en had [slachtoffer 2] gevraagd om daar te komen dansen. Vervolgens is [slachtoffer 2] met verdachte, [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [slachtoffer 1] naar Nederland vertrokken. Tijdens zijn verblijf in Roemenië onderhield verdachte steeds contact met medeverdachte [medeverdachte] in Nederland om hem op de hoogte te houden van de stand van zaken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte en medeverdachte [slachtoffer 2] uit Roemenië hebben meegenomen met het oogmerk haar ertoe te brengen hier als prostituee te werken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 2] ten tijde van het ten laste gelegde een [omschrijving slachtoffer] was. Zij had geen werk in Roemenië en wilde in Nederland geld voor haar familie verdienen. Zij had weinig tot geen opleiding genoten en kwam uit een armoedige situatie in Roemenië . Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] moeten zich van deze slechte financiële positie bewust zijn geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat de levensstandaard voor veel mensen in Roemenië laag is.
In Nederland aangekomen zijn [slachtoffer 2] en de anderen door verdachte en [medeverdachte] ondergebracht in een [verblijfplaats] . Dat appartement was tevoren al in opdracht van medeverdachte [medeverdachte] gehuurd door verdachte. Aan de Roemeense vrouwen werd dezelfde avond door medeverdachte [medeverdachte] via [slachtoffer 1] duidelijk gemaakt dat zij in de prostitutie moesten werken. [medeverdachte] gedroeg zich daarbij agressief en intimiderend en hij liet zien dat hij een pistool had.
[slachtoffer 2] sprak geen Nederlands, had geen eigen verblijfplaats noch werk, kenden niemand in Nederland en had geen financiële middelen. [slachtoffer 2] was derhalve voor haar onderdak, voedsel en het genereren van inkomsten volledig afhankelijk van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Op de tweede dag na haar aankomst is [slachtoffer 2] samen met [slachtoffer 1] door verdachte naar [plaats misdrijf 3] gebracht waar zij achter een raam moest werken en twee klanten heeft gehad. ’s Avonds werd zij door verdachte en [medeverdachte] weer opgehaald. [slachtoffer 2] had hierin geen keuze omdat zij geen geld had voor een terugreis, zij niet weg kon en haar werd gezegd dat zij moest werken.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare positie bevond en dat verdachte en medeverdachte door hun handelen ook misbruik hebben gemaakt van deze kwetsbare positie van [slachtoffer 2] .
[medeverdachte] heeft [slachtoffer 2] fors mishandeld. Hij heeft haar na haar eerste werkdag in de auto vanuit [plaats misdrijf 3] geslagen en haar keel dichtgeknepen. In [verblijfplaats] heeft hij haar hard op de grond geduwd en in haar gezicht geslagen. [slachtoffer 2] had het verdiende geld in eerste instantie niet uit eigen beweging aan verdachte afgegeven en kreeg toen klappen. Medeverdachte heeft [slachtoffer 2] tegen haar hoofd geschopt en een kussen op haar gezicht gedrukt waardoor ze dacht dat hij haar ging vermoorden. De volgende dag heeft medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 2] verplicht om hem en verdachte oraal te bevredigen. Tot een andere dag werken in de prostitutie is het niet gekomen omdat zij zo ernstig was mishandeld dat zij niet toonbaar was voor de klanten.
Medeplegen
In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) gericht op het plegen van een delict. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde (intellectuele en/of materiële) bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte in ieder geval aanwezig was op het moment dat het plan door medeverdachte [medeverdachte] en [betrokkene 1] werd gemaakt om meisjes uit Roemenië te halen om ze hier in de prostitutie te laten werken. Vervolgens is verdachte naar Roemenië gegaan om meisjes te zoeken/werven en heeft hij onder meer [slachtoffer 2] in zijn auto naar Nederland vervoerd. In Nederland aangekomen heeft hij [slachtoffer 2] ondergebracht in een appartement dat hij tevoren had gehuurd en waarover hij bij de politie heeft verklaard dat het zijn woning was en dat hij er een jaar heeft gewoond. Hij heeft [slachtoffer 2] voorzien van boodschappen en heeft haar van en naar haar werkplek in [plaats misdrijf 3] gebracht. Verder heeft hij [slachtoffer 2] op het vliegveld terug naar Roemenië gezet toen zij niet voldeed aan de verwachtingen. Verdachte was erbij aanwezig toen [slachtoffer 2] door medeverdachte [medeverdachte] werd mishandeld en verdachte was aanwezig toen medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 2] dwong om eerst hem ( [medeverdachte] ) oraal te bevredigen. Toen [medeverdachte] haar vervolgens dwong om ook hem - verdachte - oraal te bevredigen, heeft hij dit laten gebeuren.
Toetsend aan voormelde maatstaf van medeplegen is de rechtbank van oordeel dat verdachte door de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en handelingen een dusdanig belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de uitbuitingssituatie, dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachten ten behoeve van dat delict kan worden gesproken. Verdachte kan daardoor ook mede verantwoordelijk worden gehouden voor de dwang, ook al heeft hij die niet zelf uitgeoefend. De rechtbank merkt verdachte dan ook als medepleger aan van mensenhandel en verwerpt het verweer van de raadsman. Dat verdachte - als is betoogd door de raadsman - onder invloed stond van medeverdachte [medeverdachte] , is in zoverre dan ook niet relevant voor het bewijs van medeplegen. De rechtbank merkt dienaangaande op dat het moment waarop verdachte zegt mishandeld te zijn door medeverdachte [medeverdachte] , gelegen is nadat beide slachtoffers door hem uit Roemenië naar Nederland waren gehaald, en hij hen ook reeds van en naar hun werkplek in [plaats misdrijf 3] had gebracht. De rechtbank zal de meer ondergeschikte positie van verdachte ten opzichte van medeverdachte [medeverdachte] wel betrekken bij de aan verdachte op te leggen straf.
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] door dwang, (dreiging met) geweld, misleiding van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 2] heeft geworven vanuit Roemenië , haar heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk die [slachtoffer 2] uit te buiten.
De rechtbank acht bovendien bewezen dat verdachte en de medeverdachte [slachtoffer 2] haar gedwongen hebben door (dreiging met) geweld, misleiding van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van haar kwetsbare positie om zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie en dat verdachte haar heeft gedwongen om de medeverdachte te bevoordelen uit de opbrengst daarvan.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode 1 maart 2009 tot en met 14 april 2009 heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel in vereniging gepleegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna in bijlage A uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 1 maart 2009 tot en met 3 mei 2009 in Nederland en/of in België en in Roemenië , tezamen en in vereniging met een ander
[slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten vanuit Roemenië naar België en/of Nederland , ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
2. in de periode van 1 maart 2009 tot en met 14 april 2009 in Nederland en/of in België en/of in Roemenië , tezamen en/of in vereniging met een ander
[slachtoffer 2] door dwang en geweld en door dreiging met geweld, en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 2] ,
(sub 1)
en
[slachtoffer 2] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land, te weten vanuit Roemenië naar België en/of Nederland , ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
en
[slachtoffer 2] door dwang en geweld en door dreiging met geweld, en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 4)
en
[slachtoffer 2] door dwang en geweld en door dreiging met geweld, en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 2] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader in voornoemde periode:
- aan die [slachtoffer 2] verteld/voorgehouden dat zij in Nederland in de horeca zou kunnen gaan werken en/of die [slachtoffer 2] verteld/voorgehouden dat zij als danseres zou kunnen gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] onderdak verschaft en
- die [slachtoffer 2] gedwongen seks met hem, verdachte, en zijn mededader te hebben en
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en
- dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 2] geuit en - die [slachtoffer 2] (dreigend) een vuurwapen getoond en
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en
- (meermalen) de keel van die [slachtoffer 2] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en
- die [slachtoffer 2] gedwongen/bewogen haar verdiensten uit de prostitutie aan zijn medeverdachte, af te staan/af te dragen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
- een gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek voorarrest;
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om bij een bewezenverklaring een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen eventueel in combinatie met een werkstraf. Hij heeft verzocht er rekening mee te houden dat het oude feiten betreft. Verdachte heeft tijdens zijn schorsing geen nieuwe feiten gepleegd en het gaat om een beperkte pleegperiode en de rol van verdachte is beperkt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] twee slachtoffers uit Roemenië naar Nederland gehaald met als doel hen in de prostitutie werkzaam te laten zijn.
Ten aanzien van in elk geval één van deze slachtoffers heeft de rechtbank vastgesteld dat het slachtoffer misleid is ten aanzien van de aard van het werk dat van haar werd verwacht. Zij dacht te gaan werken in de horeca, maar bij aankomst in Nederland bleek dat verdachte haar wilde laten werken in de prostitutie. Toen zij op haar eerste werkdag in de prostitutie bij een klant bepaalde seksuele handelingen niet wilde verrichten, heeft de medeverdachte het slachtoffer laten ophalen en haar gedwongen die handelingen bij hem en verdachte te verrichten. Daarbij is een ernstige inbreuk gemaakt op haar fysieke integriteit. Voorts heeft de medeverdachte onder meer haar verdiensten van die dag afgenomen en fors geweld tegen haar gebruikt. De rechtbank vindt het schrijnend dat verdachte eraan heeft bijgedragen dat deze vrouw, die vanwege erbarmelijke leefomstandigheden een baan aanvaardt in het buitenland en daarvoor huis en haard verlaat, tegen haar zin in de prostitutiewereld brengt, waartegen deze vrouw geen verweer heeft omdat ze de taal niet spreekt, hier geen contacten heeft en niet de weg kent (ook niet naar hulpverlenende instanties).
Hoewel het gedwongen prostitutiewerk van dit Roemeense slachtoffer ‘slechts’ één dag heeft geduurd, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, niet alleen om het aangedane leed te vergelden, maar ook ter afschrikking.
De rechtbank ziet evenwel reden om een fors deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe dat de rol die verdachte gespeeld heeft in het geheel van strafbare feiten, geringer was dan die van zijn medeverdachte. Zo heeft verdachte heeft zelf geen geweldsfeiten gepleegd. Voorts rekent de rechtbank in zijn voordeel mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan [slachtoffer 2] aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond. Verder heeft verdachte de door hem gepleegde strafbare feiten in een vroeg stadium van het onderzoek toegegeven en ook verder zijn medewerking aan dat onderzoek heeft verleend.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat na het aan het licht komen van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zijn persoonlijke omstandigheden (betaald werk, stabiele relatie) zich zodanig in positieve zin hebben gewijzigd, dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het gedrag van verdachte zich ten goede zal keren. Voorts is sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal gelet op het reeds ondergane voorarrest, naast een maximale werkstraf een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als doel daarmee de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, alsmede verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 273f.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen T.a.v. feit 2:mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen.

T.a.v. feit 1, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 17 december 2013 reeds geschorst.

Taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis

Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. P.J.H. van Dellen en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 19 januari 2016.
Mr. P.J.H. van Dellen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[bewijsbijlage]