ECLI:NL:RBOBR:2016:1338
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van de wrakingskamer in bestuursrechtelijke procedure
In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 19 januari 2016, wordt het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. Het verzoeker heeft de wraking ingediend tegen de rechters van de wrakingskamer die op 3 december 2015 een andere zaak (WR 15/032) behandelden. De verzoeker was van mening dat de rechters van de eerdere wrakingskamer, waaronder mr. T.J.M. Kolfschoten, vooringenomen waren en dat dit zijn recht op een eerlijke behandeling in gevaar bracht. De rechtbank heeft het proces-verbaal van de zitting van 3 december 2015 en de schriftelijke reactie van de rechters van de eerdere wrakingskamer in overweging genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2016 was de verzoeker aanwezig, maar de rechters van de eerdere wrakingskamer waren niet verschenen. De rechters gaven aan niet in de wraking te berusten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank stelt vast dat de verzoeker geen uitzonderlijke omstandigheden heeft aangetoond die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank benadrukt dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De door verzoeker aangevoerde gronden zijn niet voldoende om te concluderen dat de rechters blijk hebben gegeven van partijdigheid of de schijn daarvan hebben gewekt. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen. Tevens wordt bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker met betrekking tot de zaak met CJIB-nummer [CJIB-nummer] niet in behandeling wordt genomen, omdat verzoeker kennelijk misbruik maakt van zijn recht.