ECLI:NL:RBOBR:2016:1162

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
C/01/286286 / HA ZA 14-842
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van rente wegens vertraging in de afname van onroerende zaak door gemeente en uitleg van akte van cessie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben de eiseressen, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], een vordering ingesteld tegen de Gemeente Heusden. De zaak betreft een geschil over de vergoeding van wettelijke handelsrente die de gemeente verschuldigd zou zijn vanwege het te laat afnemen van een onroerende zaak. De eiseressen hebben in 2000 een pand verworven, waarna de gemeente in 2003 een voorkeursrecht op het pand heeft gevestigd. In 2004 is er een koopovereenkomst gesloten, maar de gemeente heeft het pand pas in 2012 afgenomen. De eiseressen vorderen rente over de periode van 1 januari 2007 tot 12 oktober 2009 en van 1 februari 2010 tot 20 juni 2012, terwijl de gemeente zich verzet tegen deze vordering en onder andere verjaring en voordeelstoerekening aanvoert.

De rechtbank oordeelt dat de gemeente vanaf 1 januari 2007 in verzuim was met de afname van het pand, wat betekent dat zij wettelijke rente verschuldigd is. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres sub 1] af, omdat deze haar vorderingsrechten op de gemeente aan [eiseres sub 2] heeft overgedragen. De vordering van [eiseres sub 2] tot vergoeding van de wettelijke handelsrente wordt toegewezen voor de periodes waarin de gemeente in verzuim was. De gemeente wordt veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie van de gemeente wordt afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/286286 / HA ZA 14-842
Vonnis van 16 maart 2016
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1],
gevestigd te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2],
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEUSDEN,
zetelend te Vlijmen, gemeente Heusden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] en Gemeente Heusden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 februari 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 juni 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] heeft in 2000 het pand [adres] (hierna: het pand) in eigendom verworven. In 2002 heeft [eiseres sub 2] een koopoptie op het pand verworven. Tegen een optievergoeding van € 15.382,00 heeft [eiseres sub 2] het recht gekregen om het pand te kopen voor een bedrag van € 907.560,00 indien [eiseres sub 1] het pand voor 6 september 2004 zou willen verkopen.
2.2.
In september 2003 heeft Gemeente Heusden ten behoeve van de herontwikkeling van het centrum van Vlijmen uit hoofde van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten een voorkeursrecht gevestigd op (onder meer) het pand.
2.3.
Op 3 maart 2004 (ondertekend op 8 maart 2004) hebben [eiseres sub 1] en Gemeente Heusden een koopovereenkomst gesloten (dagvaarding, productie 1). Bij die overeenkomst heeft Gemeente Heusden het pand van [eiseres sub 1] gekocht voor een bedrag van € 907.560,00. Over de levering zijn partijen in artikel 2 leden 1 en 2 van de koopakte het navolgende overeengekomen:
“1. De notariële overdracht dient plaats te vinden ten overstaan van een door de gemeente aan te wijzen notaris op 31 december 2006 […..] of zoveel eerder als partijen overeen komen, doch niet eerder dan 30 juni 2006.
2. Ingeval de notariële overdracht niet op de in lid 1 genoemde datum heeft plaatsgevonden vanwege aan de gemeente te wijten of toe te rekenen oorzaken, dan is de gemeente verplicht aan de verkoper over het bij overdracht verschuldigde bedrag vanaf de overeengekomen datum van overdracht tot aan de daadwerkelijke datum van overdracht een rentevergoeding te betalen op basis van de wettelijke rente. Als niet aan de gemeente toe te rekenen oorzaak geldt in elk geval het gegeven dat de besluitvorming over aankoop en of de notariële overdracht dient te worden uitgesteld omdat op grond van een verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat een nader bodemonderzoek nodig is.”
2.4.
Op 11 maart 2004 is een hypotheekakte opgemaakt waarin [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] onder meer hebben vastgelegd (dagvaarding, productie 6):
“A. Premisse
De comparanten, handelend als gemeld, verklaarden vooraf:
  • De vennootschap onder 2 [rb: [eiseres sub 1] ] heeft na te melden onroerende zaak [rb: het pand] verkocht aan de vennootschap onder 1 [rb: [eiseres sub 2] ] voor een prijs vannegenhonderzevenduizend vijfhonderdzestig euro (€ 907.560,00).
  • De vennootschap onder 1 heeft na te melden onroerende zaak doorverkocht aan de gemeente Heusden.
  • De verwerving van de onroerende zaak door de vennootschap onder 1 geschiedt in het kader van het plan “Centrumplan Vlijmen”;
  • Partijen zijn overeengekomen dat de koopsom op heden door de vennootschap onder 1 zal worden voldaan aan de vennootschap onder 2. Een bedrag vanvijfhonderdduizend euro (€ 500.000,00)is reeds voldaan door de vennootschap onder 1 aan de vennootschap onder 2,zodat thans resteert een bedrag vanvierhonderdzevenduizend vijfhonderdzestig euro (€ 407.560,00);
  • Partijen zijn voorts overeengekomen dat de levering van de onroerende zaak op éénendertig december tweeduizendzes of zoveel eerder doch niet voor dertig juni tweeduizendzes door de vennootschap sub 1 zal plaatsvinden aan de gemeente Heusden gevestigd te Vlijmen voor een koopsom vannegenhonderdzevenduizend vijfhonderdzestig euro (€ 907.560,00).
  • Tot meerdere zekerheid voor de nakoming van de leveringsverplichting van de vennootschap onder 2 aan de vennootschap onder 1 of de gemeente Heusden, zal door de vennootschap onder 2 hypotheek worden gesteld ten behoeve van de vennootschap onder 1 op na te melden onroerende zaak.
(……)
F. Cessie.
1. Schuldenaar [rb: [eiseres sub 1] ] draagt bij deze zijn hierboven onder A. “Premisse” omschreven vordering op de gemeente Heusden uit hoofde van de koopovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak bestaande uit betaling van de koopsom ad negenhonderdzevenduizend vijfhonderdzestig euro (€ 907.560,00) over aan Schuldeiser, welke overdracht Schuldeiser bij deze aanvaardt, met dien verstande dat de mededeling als bedoeld in lid 4 nog gedaan dient te worden.
2. Schuldenaar draagt alle vorderingen als verhuurder met betrekking tot de ten tijde van de ondertekening van de onderhavige overeenkomst lopende huurovereenkomsten, welke partijen genoegzaam bekend zijn, met betrekking tot de onroerende zaak over aan Schuldeiser [rb: [eiseres sub 2] ], welke overdracht Schuldeiser bij deze aanvaardt, met dien verstande dat mededelingen als bedoeld in lid 4 nog gedaan dienen te worden.
3. Alle eventuele vorderingen van Schuldenaar op de gemeente alsmede toekomstige vorderingen van Schuldenaar op de bestaande huurders gegeven zekerheden en alle overige aan die vorderingen verbonden nevenrechten, waaronder begrepen de rechten uit hoofde van eventuele arbitrage- en bindend adviesclausules, één en ander met inbegrip van de daaraan verbonden verplichtingen, gaan bij deze van rechtswege over op Schuldeiser. Voorzover dat niet zo mocht zijn draagt Schuldenaar deze zekerheden en nevenrechten bij deze over aan Schuldeiser. (….)
4. Schuldenaar is verplicht en Schuldeiser is bevoegd, mede namens Schuldenaar, de cessies terstond schriftelijk mede te delen aan respectievelijk de gemeente Heusden en de huurders van de onroerende zaak onder bijvoeging van afschrift van deze overeenkomst.
5. (……)”
2.5.
Bij brief van 17 april 2009 (dagvaarding, productie 3) heeft (de advocaat van) [eiseres sub 1] Gemeente Heusden gesommeerd de wettelijke handelsrente over de koopsom te betalen, omdat Gemeente Heusden nalatig is gebleven het pand tijdig af te nemen. In de brief neemt [eiseres sub 1] het standpunt in dat de rentevordering niet is gecedeerd aan [eiseres sub 2] .
2.6.
Op 11 november 2009 zijn [eiseres sub 1] en Gemeente Heusden in verband met overleg over een minnelijke regeling een stopzetting van de renteklok overeengekomen. Gedurende de periode van 12 oktober 2009 tot en met 31 januari 2010 zou Gemeente Heusden geen rente verschuldigd kunnen worden.
2.7.
Op 20 juni 2012 is het pand geleverd aan Gemeente Heusden.
2.8.
Op verzoek van [eiseres sub 1] heeft op 31 januari en 2 februari 2013 en voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Daarbij zijn de volgende personen als getuige gehoord:
[eiseres sub 1] , directeur van [eiseres sub 1] ;
[naam 1] , wethouder van Gemeente Heusden van 25 april 2006 tot 2 februari 2009;
[naam 2] , raadslid van Gemeente Heusden sinds 16 maart 2006;
[naam 3] , wethouder van Gemeente Heusden van 25 april 2006 tot 19 april 2010;
[naam 4] , ambtenaar van Gemeente Heusden van 1965 tot 1 oktober 2012;
[naam 5] , ambtenaar van Gemeente Heusden sinds 1973.
2.9.
Bij brieven van 7 april 2014 en 7 juli 2014 (dagvaarding, producties 9 en 10) hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] beide (althans heeft hun beider advocaat) Gemeente Heusden gesommeerd tot betaling van de verschuldigde wettelijke handelsrente in verband met de vertraagde afname van het pand.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen samengevat - veroordeling van Gemeente Heusden tot betaling aan [eiseres sub 1] dan wel [eiseres sub 2] van de wettelijke handelsrente over € 907.560,00 over de periode van 1 januari 2007 tot 12 oktober 2009 en over de periode van 1 februari 2010 tot 20 juni 2012, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het aldus verschuldigde rentebedrag van 20 juni 2012 tot aan de dag van algehele voldoening van het rentebedrag en de kosten en nakosten van de procedure.
3.2.
Gemeente Heusden voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
Gemeente Heusden vordert voor het geval er naar het oordeel van de rechtbank enige betalingsverplichting op Gemeente Heusden jegens [eiseres sub 1] en/of [eiseres sub 2] zou rusten samengevat :
veroordeling van [eiseres sub 2] tot betaling van het bedrag waartoe Gemeente Heusden in conventie is veroordeeld;
veroordeling van [eiseres sub 2] tot betaling van de juridische kosten van Gemeente Heusden over de periode vanaf 2006 tot de dag van dagvaarding ter grootte van € 21.650,94;
hoofdelijke veroordeling van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in de kosten en nakosten van de procedure.
3.5.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Gemeente Heusden heeft aangevoerd dat [eiseres sub 1] geen vorderingsrecht jegens haar toekomt. Dit verweer slaagt. Blijkens de onder de feiten vermelde akte van cessie (onderdeel van de hypotheekakte) heeft [eiseres sub 1] al haar vorderingsrechten op Gemeente Heusden overgedragen aan [eiseres sub 2] . Uit artikel 1 van de akte van cessie volgt dat [eiseres sub 1] haar vordering op Gemeente Heusden inzake de koopsom heeft overgedragen. Uit artikel 3 van de akte van cessie blijkt, dat [eiseres sub 1] daarnaast alle eventuele (andere) vorderingen van haar op Gemeente Heusden aan [eiseres sub 2] heeft overgedragen. Dat de op het moment van de cessie nog niet vaststaande rentevordering niet onder de eventuele, en derhalve nog onzekere, vorderingen zou vallen, valt uit de tekst van de akte niet af te leiden. Van de “eventuele vorderingen” is de rentevordering immers niet uitgezonderd. Daarbij is van belang dat het hier gaat om afspraken tussen professionele partijen die in een notariële akte zijn vastgelegd en dat deze akte, zoals uit artikel 4 van de akte van cessie blijkt, mede bestemd was om derden te informeren over de cessie. Onder die omstandigheden ligt het in de rede bij de uitleg van de overeenkomst tussen partijen zwaarwegend belang aan de letterlijke tekst van de akte van cessie te hechten. Bovendien pleit ook het argument van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zelf dat de door [eiseres sub 2] aan [eiseres sub 1] betaalde koopsom van € 907.560,00 (in feite) een renteloze geldlening was, voor deze uitleg. In geval van vertraging bij de levering en uitblijven van de betaling van de koopsom door Gemeente Heusden zou [eiseres sub 2] , zoals uit de stellingen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] voortvloeit (conclusie van antwoord in reconventie, tevens aangemerkt als akte in conventie, sub 2.6), immers met het renteverlies geconfronteerd worden. Ook daarin is een reden gelegen om er in rechte van uit te gaan, dat [eiseres sub 1] de eventuele rentevordering op Gemeente Heusden aan [eiseres sub 2] heeft overgedragen. Dit heeft tot gevolg dat [eiseres sub 1] jegens Gemeente Heusden geen aanspraak op de rentevergoeding kan maken en dat de vorderingen van [eiseres sub 1] om die reden niet voor toewijzing in aanmerking komen. Voor zover [eiseres sub 1] op basis van onderlinge afspraken met [eiseres sub 2] jegens [eiseres sub 2] wel aanspraak zou kunnen maken op vergoeding van rente regardeert dat Gemeente Heusden niet.
4.2.
Uit artikel 2 van de koopakte volgt dat Gemeente Heusden wettelijke rente over de koopsom verschuldigd wordt als zij a) haar verplichting om het pand uiterlijk op 31 december 2006 af te nemen niet nakomt en b) het niet nakomen van de afnameverplichting aan Gemeente Heusden is te wijten of toe te rekenen. De stelplicht en bewijslast dat aan deze voorwaarden is voldaan, rust op [eiseres sub 2] . In rechte staat vast dat de levering eerst op 12 juni 2012 heeft plaatsgevonden, zodat aan de onder a) vermelde voorwaarde is voldaan. Met [eiseres sub 2] is de rechtbank van oordeel, dat de overeengekomen uiterste datum van levering een voor de voldoening bepaalde termijn is als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en sub a BW. Zoals uit artikel 2 lid 2 van de koopakte blijkt, heeft een aan Gemeente Heusden te wijten of toe te rekenen overschrijding van de uiterste leveringsdatum direct tot gevolg dat zij rente verschuldigd wordt. Een ingebrekestelling is daarvoor niet nodig. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of de vertraging in de levering van het pand veroorzaakt is door aan Gemeente Heusden te wijten of toe te rekenen oorzaken. Anders dan Gemeente Heusden heeft aangevoerd, is bij de beoordeling van die vraag niet relevant of van de zijde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] is aangedrongen op afname van het pand. Aan de hierover ingenomen stellingen zal de rechtbank dan ook voorbijgaan.
4.3.
[eiseres sub 2] heeft aangevoerd dat Gemeente Heusden in verband met uitstel van c.q. vertraging in de besluitvorming over de herontwikkeling van het centrum van Vlijmen besloten heeft het pand later af te nemen dan overeengekomen. Gemeente Heusden heeft daarbij de afweging gemaakt, dat het voor haar goedkoper was de contractueel overeengekomen rente over de koopsom te betalen dan het pand op uiterlijk 31 december 2006 af te nemen, aldus [eiseres sub 2] . Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [eiseres sub 2] verwezen naar de verklaringen die bij het voorlopig getuigenverhoor zijn afgelegd.
4.4.
Het verweer van Gemeente Heusden komt op het navolgende neer. [eiseres sub 1] (op wie de leveringsplicht was blijven rusten) kon het pand niet huurvrij leveren. Gemeente Heusden beroept zich dan ook op schuldeisersverzuim. Gemeente Heusden betwist dat in het college van Burgemeester en Wethouders is gesproken over een mogelijke renteclaim en ook is er volgens Gemeente Heusden (naar de rechtbank begrijpt) geen besluit genomen om later af te nemen omdat dit goedkoper zou zijn. Gemeente Heusden heeft voorts betwist dat de vertraging in de levering van het pand aan haar te wijten of toe te rekenen is. Daartoe heeft zij – verkort en zakelijk weergegeven – aangevoerd, dat [eiseres sub 2] heeft verzocht om de leveringsdatum op te schorten. Meer specifiek beroept zij zich daarbij (conclusie van antwoord/eis sub 17, 19 en 26) op haar brief van 16 februari 2006 aan [eiseres sub 1] (dagvaarding, productie 2), een brief van [eiseres sub 2] aan Gemeente Heusden van 17 augustus 2007 en een e-mail van de zijde van Gemeente Heusden aan [eiseres sub 2] van 21 mei 2010.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Het verweer van Gemeente Heusden dat sprake is van schuldeisersverzuim omdat het pand niet huurvrij geleverd kon worden, wordt verworpen. Nergens blijkt uit dat de nakoming van de afnameverplichting geblokkeerd werd door een aan de kant van [eiseres sub 1] c.q. [eiseres sub 2] opkomend beletsel om huurvrij te leveren. De enkele omstandigheid dat het pand, zoals uit het navolgende zal blijken, in overleg met Gemeente Heusden in de verhuur is gebleven in de periode dat Gemeente Heusden haar afnameverplichting niet nakwam, is daarvoor niet toereikend. In zoverre heeft Gemeente Heusden haar standpunt onvoldoende onderbouwd.
4.6.
In de verklaringen die bij het voorlopig getuigenverhoor zijn afgelegd (dagvaarding, productie 7 en 8) zijn aanwijzingen te vinden dat Gemeente Heusden de afweging heeft gemaakt, dat het voor haar goedkoper was de contractueel overeengekomen rente over de koopsom te betalen dan het pand op uiterlijk 31 december 2006 af te nemen. Uit de verklaring van getuige [naam 4] blijkt, dat hij een berekening heeft gemaakt of het voor Gemeente Heusden nadelig was om het pand al dan niet aan te kopen. In de verklaringen van de getuigen [eiseres sub 1] en [naam 1] wordt melding gemaakt van die berekening. Oud-wethouder [naam 1] heeft hierover onder meer verklaard:
“(…) Ik kende de inhoud van het koopcontract van 8 maart 2004 als bijlage bij een ambtelijk stuk dat in het college van B&W aan de orde is geweest. In de hal van het gemeentehuis heeft de heer [eiseres sub 1] [rb: bedoeld is [eiseres sub 1] , directeur van [eiseres sub 1] ] mij een keer aangesproken over het pand [adres] . Hij deelde mij toen mede dat hij wilde dat de gemeente het pand afnam en dat hij niet begreep waarom de gemeente dit niet deed omdat de gemeente hem dan de wettelijke rente moest betalen terwijl hij, zolang het pand niet was overgedragen, ook de huurpenningen zou mogen houden. Ik heb hem beloofd dit in het college van B&W te bespreken en dit heb ik toen ook gedaan. In dat kader is er een ambtelijk stuk gemaakt waarin ook de visie van de gemeente werd uitgelegd en ook de visie van de heer [eiseres sub 1] . De conclusie was om de situatie te laten zoals hij was en het pand niet af te nemen. Dit ambtelijk stuk waar ik het over had is door de ambtenaar [naam 4] opgesteld. Het college heeft besloten zoals in de notitie is voorgesteld en ik ben er verder niet meer bij betrokken geweest omdat het niet mijn portefeuille was. (…)”
De verklaring van getuige [naam 1] vindt steun in de verklaring van getuige [naam 2] . Deze heeft immers verklaard:
“(…) Mij kwam ter ore dat de gemeente zou moeten betalen terwijl de gemeente ook had kunnen afnemen. Ik heb daar toen vragen over gesteld aan wethouder [naam 3] . Wethouder [naam 3] zei tegen mij dat zij het hadden uitgezocht en dat dit voordeliger was voor de gemeente en dat ik mij er niet mee moest bemoeien. Ik heb vervolgens contact opgenomen met wethouder [naam 1] en wethouder [naam 1] heeft mij vervolgens uitgelegd dat er was uitgezocht dat deze constructie financieel beter was voor de gemeente. Hij zei tegen mij dat dit voor de gemeente de goedkoopste manier was. (…)”
Doorslaggevend zijn deze verklaringen echter niet. De destijds verantwoordelijke portefeuillehouder in het college van B&W, wethouder [naam 3] , heeft als getuige verklaard dat in het college van Burgemeester en Wethouders in zijn aanwezigheid nimmer over een mogelijke renteclaim is gesproken. Bovendien zijn er volgens Gemeente Heusden geen collegestukken over de afname van het pand en de renteclaim en heeft ambtenaar [naam 4] , die destijds de bewuste berekening heeft gemaakt, verklaard niet uit te sluiten maar ook niet zeker te weten of hij de berekening met de portefeuillehouder wethouder [naam 3] heeft besproken. Onder deze omstandigheden biedt het voorlopige getuigenverhoor alleen geen toereikende grondslag voor het oordeel dat de vertraging in de afname van het pand te wijten is aan een bewuste keuze van (het college van B&W van) Gemeente Heusden het pand om financiële redenen niet af te nemen.
4.7.
In reactie op het verweer van Gemeente Heusden hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hun stelling dat de vertraging in de levering van het pand veroorzaakt is door aan Gemeente Heusden te wijten of toe te rekenen oorzaken nader onderbouwd. Daartoe hebben zij als producties 16 en 17 de brief van 17 augustus 2007 en de e-mail van 21 mei 2010 in het geding gebracht. Dit zijn dezelfde stukken als waar Gemeente Heusden zich op heeft beroepen zonder deze overigens -opmerkelijk genoeg- in het geding te brengen. Anders dan Gemeente Heusden stelt, blijkt uit deze documenten juist dat het initiatief voor uitstel van Gemeente Heusden inging. Ook uit de brief van 16 februari 2006 volgt niet dat [eiseres sub 2] heeft verzocht om uitstel, aldus [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] .
4.8.
De rechtbank stelt voorop, dat op zichzelf genomen niet in geschil is dat overleg tussen partijen noodzakelijk was over het tijdstip van levering. Dit overleg was nodig omdat het pand (naar de rechtbank begrijpt) met medeweten en instemming van Gemeente Heusden verhuurd was en [eiseres sub 1] als formele eigenaar/verhuurder de gelegenheid moest krijgen het pand huurvrij aan Gemeente Heusden te leveren.
4.9.
De brief van 16 februari 2006 is gericht aan [eiseres sub 1] en heeft als onderwerp
“Voorkeursrecht centrumplan Vlijmen”.In deze brief stelt Gemeente Heusden [eiseres sub 1] ervan op de hoogte dat het voorkeursrecht op het pand [eiseres sub 2] wordt gecontinueerd. Voorts schrijft Gemeente Heusden voor zover thans van belang:
“(…) Voor u heeft het gevestigde voorkeursrecht overigens geen betekenis meer omdat wij met u inmiddels een koopovereenkomst hebben gesloten voor de aankoop van het pand [adres] . Conform afspraak vindt de juridische levering hiervan uiterlijk 31 december 2006 plaats en zal alsdan ook het voorkeursrecht op dit perceel kunnen vervallen. Wij hebben aan [eiseres sub 2] Bouwgroep BV in Tilburg aangegeven in beginsel bereid te zijn de termijn van levering van het pand met minimaal één jaar te verlengen.(…)”
In de brief van 17 augustus 2007 aan Gemeente Heusden schrijft (de heer [naam 8] van) [eiseres sub 2] ter vastlegging van op die dag gemaakte afspraken onder meer:
“(…) De gemeente zal ons tijdig mededelen, wanneer zij de verplichting gaat uitvoeren om het pand [adres] af te nemen, zodat wij er tijdig voor kunnen zorg dragen dat de panden huurdersvrij worden overgedragen. Hierover zal periodiek overleg worden gevoerd.(…)”.
In de e-mail van 21 mei 2010 gericht aan [eiseres sub 2] bericht (de heer [naam 9] van) Gemeente Heusden voor zover thans van belang:
“(…) Zoals u ook in ons gesprek is medegedeeld is er nog steeds geen definitief besluit genomen voor de centrumontwikkeling in de kern Vlijmen. Wij hebben er alle vertrouwen in dat de komende maanden er meer duidelijkheid gaat ontstaan. Wij hebben intern wel afgesproken dat bij verlengingen van huurcontracten vooralsnog als einddatum moet worden opgenomen31 december 2012.(…)”
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze stukken - in onderlinge samenhang bezien - dat Gemeente Heusden het tijdstip van afname van het pand gekoppeld heeft aan de besluitvorming over de centrumontwikkeling in de kern Vlijmen en dat de besluitvorming daarover (flinke) vertraging heeft opgelopen. Dit wordt ook bevestigd in de door Gemeente Heusden als productie 13 overgelegde concept-allonge, waarin Gemeente Heusden een wijziging van de overeengekomen uiterste leveringsdatum heeft willen regelen. Uit de overwegingen in dit door Gemeente Heusden opgemaakte concept volgt dat de vertraging van de realisatie van het centrumplan Vlijmen de oorzaak is van de wens van Gemeente Heusden om de overeengekomen uiterste leveringsdatum te wijzigen. Derhalve berust het verweer van Gemeente Heusden dat op verzoek van [eiseres sub 2] uitstel van de levering heeft plaatsgevonden op een onjuiste feitelijke grondslag. Mitsdien dient haar verweer verworpen te worden. Nu Gemeente Heusden niet aan haar stelplicht voldaan, althans haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd, kan niet aan bewijslevering toegekomen worden. Voor zover Gemeente Heusden uit haar brief van 16 februari 2006 (dagvaarding, productie 2) wenst af te leiden dat [eiseres sub 2] om uitstel van de levering met minimaal een jaar heeft gevraagd, volgt de rechtbank haar daarin niet. De alleen aan [eiseres sub 1] gerichte brief van 16 februari 2006 gaat primair over het verlengen van het voorkeursrecht van Gemeente Heusden op het pand. Uit de bereidheid van Gemeente Heusden om in beginsel een jaar later af te nemen kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden afgeleid dat [eiseres sub 2] een verzoek om uitstel heeft gedaan (hetgeen zij ook heeft betwist) noch dat die beginselbereidheid tot een concrete afspraak heeft geleid. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat over het hiervoor vermelde concept voor een allonge bij de koopovereenkomst geen overeenstemming is bereikt.
4.10.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat Gemeente Heusden vanaf 1 januari 2007 in verzuim was met de verplichting om het pand af te nemen. Dit verzuim is geëindigd op 20 juni 2012. Het verwijtbaar te laat afnemen heeft tot gevolg gehad dat Gemeente Heusden over de periode van verzuim wettelijke rente verschuldigd is geworden. Niet in geschil is dat met “wettelijke rente” in artikel 2 lid 2 van de koopovereenkomst de wettelijke handelsrente is bedoeld. Gemeente Heusden heeft aangevoerd, dat de rentevordering verjaard is. Het beroep op verjaring slaagt slechts ten aanzien van de termijnen over de periode van vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop [eiseres sub 2] aanspraak op de vergoeding van wettelijke rente heeft gemaakt. [eiseres sub 2] heeft bij brieven (van haar advocaat) van 7 april 2014 en 7 juli 2014 (dagvaarding, productie 9 en 10) gesommeerd tot betaling van de wettelijke rente over de koopsom en zich daarmee het recht op nakoming van de rentevordering ondubbelzinnig voorbehouden. De lopende verjaringstermijn is daardoor gestuit. In artikel 3:308 BW ligt besloten dat de verjaring van de vordering tot betaling van renten plaats heeft ten aanzien van elke verschenen termijn afzonderlijk. Om die reden kan [eiseres sub 2] het deel van haar vordering dat betrekking heeft op de periode vóór 7 april 2009 niet meer geldend maken (HR 3 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9382). De stelling van [eiseres sub 2] dat de rentevordering reeds bij brief van 17 april 2009 (dagvaarding, productie 3) is gestuit, wordt verworpen. In deze brief maakt de advocaat van [eiseres sub 1] uitdrukkelijk alleen namens [eiseres sub 1] aanspraak op de verschuldigde wettelijke rente. Expliciet wordt in de brief vermeld dat de rentevordering niet is overgedragen aan [eiseres sub 2] en dat [eiseres sub 1] en niet [eiseres sub 2] aanspraak kan maken op betaling van de verschuldigde rente. Onder die omstandigheden kan de stuitingshandeling, anders dan [eiseres sub 2] heeft aangevoerd, niet geacht worden te zijn gedaan “van de zijde van” [eiseres sub 2] als gerechtigde als bedoeld in artikel 3:316 lid 1 BW. Uit de vordering blijkt, dat [eiseres sub 2] geen aanspraak maakt op de wettelijke handelsrente over de periode van 12 oktober 2009 tot en met 31 januari 2010. In die periode hadden partijen de renteklok stilgezet in verband met overleg.
4.11.
Behalve op verjaring heeft Gemeente Heusden zich tevens beroepen op voordeelsverrekening (conclusie van antwoord/eis, randnummer 60), omdat [eiseres sub 2] tot de levering huurinkomsten heeft genoten. De rechtbank verwerpt dit beroep. In artikel 2.2 van de koopovereenkomst is aangesloten bij het wettelijk systeem van vergoeding van vertragingsschade. Zoals [eiseres sub 2] met een beroep op het arrest van de Hoger Raad van 11 februari 2000 (NJ 2000, 275) terecht heeft aangevoerd strekt de wettelijke regeling neergelegd in de artikelen 6:119 en 6:119a BW ertoe de schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van een geldsom te fixeren op de wettelijke rente. Die strekking verzet zich ertegen dat de gefixeerde schadevergoeding wordt verminderd met het voordeel dat [eiseres sub 2] als gevolg van de niet tijdige afname van het pand door Gemeente Heusden is toegevallen.
4.12.
De slotsom uit al het voorgaande is dat de vordering van [eiseres sub 2] tot vergoeding van de wettelijke handelsrente over de in de koopovereenkomst vermelde koopsom zal worden toegewezen voor zover deze betrekking heeft op de periode van 7 april 2009 tot 12 oktober 2009 en van 1 februari 2010 tot 20 juni 2012. De vorderingen van [eiseres sub 1] zullen worden afgewezen.
4.13.
Gemeente Heusden zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 2] worden begroot op:
- dagvaarding € 77,62
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 3.829,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.906,62
in reconventie
4.14.
De vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat in conventie geoordeeld zou worden dat op Gemeente Heusden enige betalingsverplichting zou rusten jegens [eiseres sub 1] en/of [eiseres sub 2] . Uit hetgeen in conventie is overwogen en beslist volgt dat aan die voorwaarde is voldaan in die zin dat geoordeeld is dat op Gemeente Heusden een betalingsverplichting jegens [eiseres sub 2] rust. Derhalve geldt de reconventie als onvoorwaardelijk ingesteld.
4.15.
De vordering in reconventie is gebaseerd op de stelling dat [eiseres sub 2] door steeds uitstel te vragen van de levering de tekortkoming van Gemeente Heusden in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres sub 1] heeft uitgelokt. Uit hetgeen in conventie is overwogen en beslist volgt dat deze stelling verworpen dient te worden. Reeds om die reden zal de vordering van Gemeente Heusden verworpen worden.
4.16.
Gemeente Heusden zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
2.000,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 2.000,00)
Totaal € 2.000,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres sub 1] af,
5.2.
veroordeelt Gemeente Heusden tot betaling aan [eiseres sub 2] van de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de koopsom van € 907.560,00 over de periode van 7 april 2009 tot 12 oktober 2009 en van 1 februari 2010 tot 20 juni 2012 en vervolgens over dit aldus verschuldigde rentebedrag de genoemde wettelijke rente over de periode van 20 juni 2012 tot aan de dag van volledige betaling van dit rentebedrag,
5.3.
veroordeelt Gemeente Heusden in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 2] tot op heden begroot op € 7.906,62, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Gemeente Heusden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Gemeente Heusden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Gemeente Heusden in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] tot op heden begroot op € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2016.