ECLI:NL:HR:2003:AE9382
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een arbeidsgeschil over salaris en afrekeningen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 januari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Paramedisch Centrum Lazonder Utrecht B.V. en een verweerder, die eerder een vordering had ingesteld bij de Kantonrechter te Utrecht. De verweerder had Lazonder gedagvaard op 17 februari 1999, met als doel een bedrag van ƒ 13.013,63 (netto) te vorderen, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De Kantonrechter heeft op 8 december 1999 Lazonder veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke kosten. Lazonder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Utrecht, die op 20 december 2000 het vonnis van de Kantonrechter gedeeltelijk heeft vernietigd en opnieuw heeft geoordeeld over de vorderingen van de verweerder.
Lazonder heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatie niet tot een andere uitkomst konden leiden. De Hoge Raad heeft de vordering van Lazonder verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 359,48 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.
De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de toewijsbaarheid van vorderingen in arbeidsgeschillen en de rol van de Hoge Raad in cassatieprocedures. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van artikel 81 RO, dat bepaalt dat klachten die niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling, geen nadere motivering behoeven.