Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is op 4 september 2013 uitgevallen voor zijn werk als magazijnmedewerker voor 37 uur per week via Tence Uitzendbureau (Tence). Per 2 december 2013 is het dienstverband met Tence van rechtswege geëindigd. Tence is eigen risicodrager voor de ZW. Het bedrijf Acture BV (Acture) voert de ZW-controles uit voor Tence. De bevoegdheid tot het afgeven van beschikkingen is echter voorbehouden aan verweerder.
2. Uit het bestreden besluit en uit de overgelegde stukken leidt de rechtbank af dat Acture eiser op 2 en op 4 december 2013 meerdere malen telefonisch heeft benaderd. Omdat eiser niet bereikbaar bleek, is hem op 5 december 2013 schriftelijk verzocht contact op te nemen met Acture. Ook aan dat verzoek heeft eiser echter geen gevolg gegeven. Daarom heeft Acture verweerder verzocht een besluit te versturen waarin eiser wordt meegedeeld dat zijn claim niet in behandeling wordt genomen.
3. Hangende de bezwaarprocedure heeft ook verweerder meerdere malen geprobeerd eiser te bereiken (telefonisch en per e-mail), alles zonder resultaat. Ook verweerder heeft eiser niet kunnen bereiken. Eiser heeft evenmin gereageerd op verzoeken contact met verweerder op te nemen.
4. Bij het bestreden besluit handhaaft verweerder de beslissing tot de weigering van het gevraagde ziekengeld met ingang van 2 december 2013. Als reden voor de weigering voert verweerder aan dat eiser niet heeft meegewerkt aan het medisch onderzoek dat nodig is om zijn arbeidsongeschiktheid vast te kunnen stellen (weigering op grond van artikel 45j van de ZW).
5. Eiser stelt zich in beroep onder meer op het standpunt dat hij vanwege zijn geestelijke gesteldheid niet in staat was te reageren op de brief van 5 december 2013, waarin hem werd verzocht contact op te nemen met Acture. Verder geeft eiser aan zich na de afgifte van de beslissing op bezwaar meermaals bereid te hebben verklaard (alsnog) mee te werken aan het vereiste medisch onderzoek.
6. Na het instellen van beroep heeft een bedrijfsarts van Acture eiser op 18 juli 2014 onderzocht. Naar aanleiding van dat onderzoek heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat eiser per 2 december 2013 door ziekte niet in staat was te hervatten in zijn werk als magazijnmedewerker. Ook op 14 mei 2014 en op 7 juli 2014 was eiser arbeidsongeschikt voor de maatgevende arbeid. Eiser kon wel hervatten in werk dat fysiek lichter was. De bedrijfsarts heeft geen aanleiding gezien te concluderen dat eiser in december 2013 door ziekte buiten staat was zich telefonisch bereikbaar te houden of zelf contact op te nemen met Acture of met het Uwv.
7. Naar aanleiding van de rapportage van de bedrijfsarts van 18 juli 2014 heeft verweerder bij een nieuw, primair besluit van 30 september 2014, vastgesteld dat eiser met ingang van 18 juli 2014 alsnog recht heeft op ziekengeld.
8. ( (Heel) kort vóór de zitting, op 6 en 7 januari 2015, heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank laten weten het beroep namens eiser in te willen trekken. Volgens de gemachtigde bestaat er, na de afgifte van het besluit van 30 september 2014, waarbij alsnog een ZW-uitkering is toegekend, geen procesbelang meer voor eiser. Omdat het de gemachtigde niet is gelukt hierover in contact te treden met eiser, heeft de gemachtigde de rechtbank om aanhouding verzocht. Hoewel eiser op de hoogte was van de zittingsdatum, is hij niet ter zitting verschenen. De gemachtigde heeft zijn verzoek om aanhouding ter zitting herhaald.
9. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting. Zij ziet evenmin aanleiding het onderzoek te heropenen om eiser in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over zijn wensen en procespositie naar aanleiding van de afgifte van het besluit van 30 september 2014. Eiser is bij brieven van de rechtbank van 28 oktober en 30 december 2014 op de hoogte gesteld van de zittingsdatum. Eiser en zijn gemachtigde hebben dan ook genoeg tijd gehad voor contact en om zich te beraden op hun stappen na de afgifte van het besluit van 30 september 2014. De rechtbank begrijpt dat het voor de gemachtigde moeilijk is contact te krijgen met eiser. De gevolgen van de omstandigheid dat eiser, kennelijk, ook in dit stadium van de procedure en nu ook voor zijn eigen gemachtigde, moeilijk of niet te bereiken is, moeten echter voor eisers rekening en risico blijven.
10. De rechtbank stelt vast dat eisers gemachtigde, blijkens de overgelegde, door eiser ondertekende, procesmachtigingen, niet bevoegd is het beroep in te trekken zonder ruggespraak met eiser. In de brief van 6 januari 2015 ziet de rechtbank daarom geen rechtsgeldige intrekking van het beroep.
11. Naar aanleiding van de stelling van de gemachtigde van eiser dat geen sprake (meer) is van enig procesbelang, overweegt de rechtbank (ambtshalve, dat wil zeggen buiten de stellingname van partijen om) dat zij de gemachtigde hierin niet kan volgen. Eiser behoudt, ook na de heropening van zijn ZW-uitkering, een in rechte te respecteren belang bij een uitspraak van de rechtbank over het recht op uitkering per 2 december 2013.
Beoordeling van de gronden van het beroep
12. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat Acture en verweerder eiser niet hebben opgeroepen voor een (medisch) onderzoek. Ter zitting heeft verweerder erkend dat de motivering van het bestreden besluit daarom niet juist is, reden waarom verweerder die motivering ter zitting heeft gewijzigd. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat het ziekengeld per 2 december 2013 nog altijd geweigerd wordt, maar nu op grond van het bepaalde in artikel 19 van de ZW. Verweerder heeft immers vóór de afgifte van de bestreden beslissing niet kunnen vaststellen of eiser per 2 december 2013 arbeidsongeschikt was. Doordat eiser niet heeft gereageerd op telefoontjes en mails en doordat hij geen contact heeft opgenomen toen hem daarom werd gevraagd, heeft verweerder de plausibiliteit van eisers claim en daarmee het recht op ziekengeld destijds niet kunnen beoordelen.
13. In beroep voert eiser aan dat verweerder ten onrechte toepassing heeft gegeven artikel 45j van de ZW. Eisers beroep slaagt in zoverre. Verweerder handhaaft dit artikel immers niet als grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren. Het bestreden besluit zal vernietigd worden. De rechtbank ziet echter aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. Dit wil zeggen dat de weigering van ziekengeld per 2 december 2013 blijft bestaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
14. Eiser voert aan dat verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden ten aanzien van de door hem aangevoerde medische gegevens. Eiser meent dat hij zijn claim voldoende heeft onderbouwd doordat hij in zijn bezwaarschrift heeft vermeld dat hij nog altijd onder behandeling was bij de longarts en doordat hij een afsprakenkaart heeft overgelegd. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stellingname. Deze informatie is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de arbeidsongeschiktheid van eiser vast te stellen. Uit de kaart blijkt immers alleen dat eiser vanaf maart 2006 zeer regelmatig afspraken had in het SJZ-Ziekenhuis Bernhoven. Daaruit wordt echter niet duidelijk wat er met eiser aan de hand was, aan welke ziekte hij leed en hoe zijn gezondheidstoestand was op 2 december 2013. Anders dan eiser, kennelijk, veronderstelt beschikten Acture en verweerder bovendien niet over een volledig (medisch) dossier. De rapportages van bedrijfsarts Hermans, waarover verweerder de beschikking had en die bij een brief van 4 juli 2014 aan de rechtbank zijn overgelegd, boden onvoldoende informatie. In die rapportages ontbreekt immers de medische onderbouwing (van welke ziekte of aandoening is sprake: waarom kan eiser niet werken?). Voor inzage in de onderliggende medische gegevens hadden Acture en verweerder een machtiging van eiser nodig, reden waarom zij eiser hebben verzocht contact op te nemen. De door eiser aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
15. Eiser stelt dat hij is gediagnosticeerd met diverse psychische aandoeningen, waarvoor hij een behandeling heeft ondergaan. Hij ervaart van deze aandoeningen nog veel last, die zich onder meer uit in een sterk verhoogde stressgevoeligheid en die volgens hem maakt dat hij tot bepaalde alledaagse handelingen niet in staat is. Eiser stelt dat hij door zijn psychische aandoeningen en door de stress die de telefoontjes en de mails van Acture en verweerder bij hem opriepen, niet in staat was hier adequaat op te reageren.
Eiser doet hiermee een beroep op (psychische) overmacht. Dit beroep kan volgens de rechtbank niet slagen, alleen al omdat eiser zijn stellingen niet door de overlegging van enig (schriftelijk) bewijs heeft onderbouwd. Uit de beschikbare stukken blijkt niet dat sprake is van een ernstig psychisch lijden. Het feit dat eiser herhaaldelijk en stelselmatig onbereikbaar is voor contact, roept vragen op. Dat enkele feit is echter onvoldoende om te concluderen dat eiser door zijn psychische conditie buiten staat was telefoontjes te beantwoorden of te reageren op het schriftelijke verzoek van Acture van 5 december 2013 of op een verzoek per e-mail van verweerder van 5 februari 2014. Uit de rapportage van de bedrijfsarts van Acture van 18 juli 2014 komt niet naar voren dat eiser niet in staat is met anderen (telefonisch) contact te maken of contact op te nemen. De rechtbank overweegt in dit verband dat eiser op 31 oktober 2013 het spreekuur van de bedrijfsarts van Tence heeft bezocht. Op 19 november 2013 heeft hij telefonisch contact gehad met deze bedrijfsarts. Ook na de afgifte van verweerders primair besluit op 18 december 2013 heeft eiser blijkens de door verweerder overgelegde stukken veelvuldig telefonisch contact opgenomen met verweerder. Ook deze beroepsgrond kan hierom niet slagen.
16. De rechtbank concludeert dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet mogelijk was vast te stellen of eiser als gevolg van ziekte recht had op een ZW-uitkering. De door verweerder ter zitting gewijzigde motivering kan het bestreden besluit dragen. Per 2 december 2013 is de ZW-uitkering terecht geweigerd.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
18. Rechtsbijstand is aan eiser verleend door de heer Ten Hertog van de Stichting Rechtswinkel Oss. In het beroepschrift is weliswaar om een proceskostenveroordeling verzocht, maar op grond van de informatie die is vermeld op de internetsite van de Rechtswinkel gaat de rechtbank ervan uit dat de rechtsbijstand kosteloos is verleend. Omdat er geen kosten zijn gemaakt, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.