Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiseres],
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
[gedaagde sub 7],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 juli 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 26 november 2014
- de akte van [eiseres c.s.] tot overlegging aanvullende producties (75 tot en met 87) tevens vermeerdering van eis
- de brief van mr. Verdaas voor [de kinderen van gedaagde sub 1] van 11 november 2014 met 3 bijlagen en producties 20 tot en met 32
- de brief van mr. Schuttelaar voor gedaagden 1 tot en met 3 van 11 november 2014
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 88 en 89
- de akte van [eiseres c.s.] tot overlegging aanvullende producties II (productie 90)
- de brief van mr. Hoff van 25 november 2014 met productie 91 (het arrest van het hof [woonplaats] d.d. 25 november 2014).
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
“aldus overeengekomen”in zijn handschrift onderschrijft (prod. 3 dgv. en getuigenverklaring [naam 1], prod. 68 dgv. p. 5):
“Zoals besproken op 22 december 2006 zal ik je i.p.v. € 11,5 mio voor 15-10-2007 € 13,5 (dertien en een half miljoen euro) terug betalen. Indien de liquiditeit het toelaat zal ik € 15. mio (vijftien miljoen euro betalen.
keer 4,9 % aandelen [naam 10] over en twee keer 4,9 % aandelen [bedrijf 2] In de loop van januari 2007 zal deze overdracht kunnen plaats vinden. (.......)."Bovenaan de pagina is genoteerd:
“for your eyes only”.
aan jou en de kinderen”(punt 7, pagina 3)
.
“Ieder der [naam 11] is op eerste verzoek van W. [naam 5] verplicht om de Aandelen in de Vennootschap(bedoeld is de aandelen [naam 10], rb)
aan W. [naam 5] of een door W. [naam 5] aan te wijzen derde te verkopen en in eigendom over te dragen zulks voor een door W. [naam 5] te bepalen verkoopprijs.”Verder is bepaald dat die verkoopprijs in ieder geval € 50.000, voor ieder der kinderen zal bedragen.
uiterlijk 1 mei a.s.”plaatsvindt. De brief vervolgt met (prod. 8 dgv.):
Jij hebt mij medegedeeld dat jij deze brief en ingesloten, hierna te noemen, stukken aan [eiseres] zult voorleggen:
- onze overeenkomst van 27 mei 2004 waarin vastgelegd is dat jij per 27 december 2006 zou voldoen een bedrag groot € 11.500.000, terwijl jij voor elke maand dat jij later zou betalen een boete verschuldigd zou zijn van € 300.000,-
- onze overeenkomst van 23 januari 2007 waarin is vastgelegd dat jij per 15 oktober 2007 aan mij zou voldoen een bedrag groot € 11.500.000, en aan rente groot € 2.002.909, (totaal derhalve € 13.502.909,) waarbij mocht betaling op 15 oktober 2007 niet hebben plaatsgevonden de rente ad 22 % op jaarbasis zou blijven doorlopen
- jouw schuldbekentenis van 20 december 2007, waarin is vastgelegd dat jij uiterlijk eind maart 2008 aan mijn kinderen zou voldoen terzake de terugbetaling van de aandelen [naam 10] vier maal anderhalf miljoen euro, vermeerderd met de rente vanaf 15 oktober 2007 en waarin is vastgelegd dat jij uiterlijk eind maart 2008 zou voldoen de totale schuld ad € 18.000.000, (inclusief genoemd bedrag terzake de terugkoop van de aandelen [naam 10]) te vermeerderen met de rente van 22% per jaar vanaf 20 december 2007 (deze rente bedraagt per 1 mei zo’n € 1.410.000,).
om onherroepelijk op uiterlijk 30 januari 2010 4 x 159.408 aandelen [naam 10] te kopen van de familie [naam 5] voor 10 miljoen euro (tien miljoen euro).
“1 en 2 zijn samen verbonden’.Onder die laatste tekst staan twee handtekeningen, waarvan er één van [eiseres sub 1] lijkt te zijn. Zij betwist evenwel die tweede handtekening te hebben geplaatst, althans bekend te zijn met blad 2.
“1 en 2 zijn samen verbonden”en twee handtekeningen: één daarvan lijkt wederom van [eiseres sub 1] te zijn, maar ook van deze handtekening betwist zij de echtheid.
“Woensdag 17 maart j.l. heb ik samen met de heer [initialen] [naam 5] wederom een bespreking gevoerd met de heer [naam 6].”
“familie [naam 5]”heeft getekend) de schuld van [naam 3] hebben verminderd tot € 10.000.000, en hebben afgesproken verder geen beroep op [eiseres sub 1] te zullen doen en uit het feit dat deze afspraken en de door [eiseres sub 1] getekende verklaring met elkaar verbonden zijn (“
1 en 2 zijn samen verbonden”).
“Er lag een grote eis van [naam 5] Senior wat betreft geld”; ”Al in mijn eerste gesprek met [naam 5] Senior 2008 heb ik geprobeerd hem te bewegen terug te komen op de afspraak van augustus 2008”, prod. 13A cva gedaagden 1 tot en met 3, pag. 3 en 5
).
“Pa heeft het geld binnengekregen”. [gedaagde sub 4] verklaart daarbij ook dat [naam 1] dit bedrag heeft schuldig verklaard aan de kinderen en daar rente over betaalt. Ter gelegenheid van de comparitie heeft hij echter anders verklaard, te weten dat het geld is overgemaakt aan de kinderen en terug is geleend aan vader en ook dat de opbrengsten op een vermogensrekening van de kinderen staan en dat van daaruit geld aan vader wordt uitgeleend. De rechtbank moet constateren dat van dit laatste niets is gebleken en er ook geen enkele zinnige verklaring is gegeven waarom de kinderen dergelijke grote bedragen aan hun vermogende, 84-jarige vader zouden moeten uitlenen. De rechtbank gaat op dit punt dan ook uit van de onder ede afgelegde verklaring van [gedaagde sub 4] [naam 5] in het getuigenverhoor.
Ik had [naam 3] moeten beloven dat ik nooit met zijn vrouw over onze financiën en onze zaken(rb: die van [naam 3] en [naam 1])
zou praten en dat heb ik ook nooit gedaan, tot april 2008”(getuigenverhoor prod. 68 dgv. p. 3). Ook is gebleken dat [eiseres sub 1] eerder nooit een (zakelijke) transactie met [gedaagde sub 4] [naam 5] heeft gedaan, terwijl zij door de relatie tussen [naam 1] en [naam 3] gedurende tal van jaren wel regelmatig (privé)contact met elkaar hadden.
“Haar ontzetting leek oprecht en kort daarop scheidde zij van [naam 3]”). Niet is uit hetgeen [gedaagden c.s.] naar voren hebben gebracht, of anderszins gebleken dat de adviseurs en advocaten die aan de zijde van [eiseres sub 1] optraden op de hoogte waren van alle nu bekende en relevante feiten.
[naam 1] had weer een heel groot verhaal over de fantastische waarde van de aandelen van [naam 10]. Ik zei toen tegen hem: ”nou, als die aandelen dan zo verschrikkelijk veel waard zijn, waarom koopt [eiseres] dat pakket van 19,6 % dan niet voor 10 miljoen? Dan zijn mijn kinderen erg blij en heeft zij iets fantastisch in handen.”Hij verklaart verder dat [naam 3] een paar uur later terug kwam met de overeenkomst.
“Ik was er door verrast dat ik een complete overeenkomst van hem kreeg en dat dit al door [eiseres] getekend was. Die datum van 30 januari 2010 komt helemaal uit de koker van [naam 1]. Die heb ik niet verzonnen.”In datzelfde verhoor verklaart [naam 1] ook nog:
“Toen heb ik [eiseres] het pakket van bijna 20 % willen geven voor 10 miljoen, omdat ik haar ter wille wilde zijn.”
”nou, als die aandelen dan zo verschrikkelijk veel waard zijn…”had hij kennelijk zelf geen enkel vertrouwen in de waarde(ontwikkeling) van de aandelen [naam 10] of op zijn minst twijfels hierover.
“iets fantastisch in handen kreeg”is niet te rijmen met de boosheid die [eiseres sub 1] de volgende dag in het telefoongesprek jegens hem uitte, en zeker niet met het feit dat hij dit slechts voor kennisgeving aannam. Daarover verklaart hij:
“Toen zei ik: “nou, dan weet ik dat.” Ik heb verder niks gevraagd of gezegd. Dat er getekend was, was het enige dat ik belangrijk vond.”Ter comparitie verklaart hij verder dat hij opgelucht was dat ze getekend had. Ook deze opluchting past niet bij een man die de echtgenote van zijn zakenpartner [naam 3] (en zijn eigen kinderen) zojuist een plezier heeft gedaan, maar bij iemand die, nadat hij jarenlang geconfronteerd is geweest met (tot nu toe oninbare) schulden van deze zakenpartner (in de eigen woorden van [naam 1]:
“Daar hebben we het(rb: binnen de familie)
wel 10 jaar lang over gehad. Hoe zouden we dat geld toch ooit weer terug kunnen krijgen?”, prod. 68 dgv., p. 7)), ziet dat hij hiervoor nu eindelijk een in zijn ogen reële verhaalsmogelijkheid heeft gekregen.
Ik weet zeker dat [naam 1] daarmee naar [eiseres] is gestapt en haar heeft gezegd dat ze moest tekenen, omdat de aandelen binnenkort 30 miljoen waard waren.”Ter gelegenheid van de voortzetting van het verhoor op 1 november 2013 heeft [naam 1] nogmaals verklaard:
“Ik ben ervan overtuigd dat [naam 3] tegen haar had gezegd dat ze moest tekenen omdat die aandelen wel EUR 30 miljoen waard waren en omdat het zo’n goede zaak voor haar was.”(prod. 69 dgv., p. 4)
.Daaruit volgt dat [naam 1], als vertegenwoordiger van de kinderen, wist dat [eiseres sub 1] niet goed geïnformeerd de verklaring heeft getekend.
1.089,00