ECLI:NL:RBOBR:2015:710

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
14_3034
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafontslag politieambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim door privégebruik dienstauto en nevenwerkzaamheden onder diensttijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 februari 2015 uitspraak gedaan over het beroep van een politieambtenaar tegen zijn strafontslag. De ambtenaar was ontslagen vanwege ernstig plichtsverzuim, waaronder het onterecht gebruik van een dienstauto voor privédoeleinden en het verrichten van nevenwerkzaamheden tijdens werktijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vormen van plichtsverzuim, waaronder het gebruik van de dienstauto voor privédoeleinden, het verrichten van nevenwerkzaamheden onder diensttijd, en het afleggen van ongeloofwaardige verklaringen. De rechtbank oordeelde dat het plichtsverzuim ernstig was, vooral gezien de hoge eisen van integriteit die aan politieambtenaren worden gesteld. De rechtbank concludeerde dat het opgelegde strafontslag niet onevenredig was in verhouding tot de geconstateerde feiten. Het beroep van de ambtenaar werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor politieambtenaren om zich aan strikte integriteitsnormen te houden, vooral in het licht van hun verantwoordelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/3034

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 februari 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S.M.M. Teklenburg),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. F.F.M.J. van den Einden, mr. W.H. Janssen en M.H.H. Ockenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser, met onmiddellijke ingang, onvoorwaardelijk strafontslag verleend en tevens een bedrag ter hoogte van € 2.323,80 in verband met ten onrechte verkregen vergoeding woon- werkverkeer teruggevorderd.
Eiser heeft tegen dit besluit, voor zover het gaat om het verleende strafontslag, bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij mondelinge uitspraak van 16 juni 2014 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek, wegens het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang, afgewezen.
Bij besluit van 29 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser was bij verweerder werkzaam als professional informatievoorziening, rang inspecteur, bij de afdeling Bovenregionale Recherche Zuid Nederland. De omvang van eisers dienstverband bedroeg 38 uur. Naast deze functie bij de politie had eiser sinds 1 januari 1991 een bedrijf genaamd [bedrijf A]. Het bedrijf houdt zich bezig met het reinigen van auto’s en schepen. Het bedrijf is gevestigd aan [adres 1]. Eiser volgde naast zijn werk ook een HBO master recherchekunde. De studieduur was hiervan tot 13 september 2014 verlengd in verband met (een op handen zijnde) uitzending naar Kosovo en privéomstandigheden. Op 22 juli 2013 heeft eiser toestemming gekregen van verweerder voor zijn nevenwerkzaamheden in eigen bedrijf. Voor die tijd waren eisers nevenwerkzaamheden wel bekend bij verweerder. Eiser had voor deze werkzaamheden in 1990 door de toenmalige rijkspolitie ook toestemming gekregen.
2. Naar aanleiding van een melding eind 2012 door een collega van eiser over het feit dat een, bij eiser in gebruik zijnde, dienstauto veelvuldig op het adres [adres 1] werd gesignaleerd, is een disciplinair onderzoek opgestart. Bij dit onderzoek zijn onder meer observaties verricht, is een peilbaken onder de dienstauto geplaatst en zijn meerdere personen gehoord. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 18 oktober 2013. Op grond van de bevindingen in het rapport is verweerder tot de conclusie gekomen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim dat de disciplinaire maatregel van ontslag rechtvaardigt.
3. Verweerder verwijt eiser vijf vormen van plichtsverzuim. Eiser wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan privégebruik van een dienstvoertuig, dat hij nevenwerkzaamheden onder diensttijd heeft verricht, dat hij zijn uren onjuist heeft verantwoord, dat hij dienstmiddelen (dienstauto en diensttelefoon) heeft gebruikt voor nevenwerkzaamheden en ten slotte wordt hem verweten dat hij ongeloofwaardige dan wel leugenachtige verklaringen heeft afgelegd. Onder dit laatste verwijt schaart verweerder ook het aanpassen door eiser van zijn outlookagenda.
4. In zijn beroepschrift stelt eiser dat hij niet betwist dat het intern onderzoek op voldoende deugdelijke wijze is verricht en dat het onderzoeksrapport van 18 oktober 2013 voldoende deugdelijk vastgestelde en geobjectiveerde gegevens bevat, die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Voor zover eiser ter zitting blijk heeft gegeven van een daaraan tegengesteld standpunt, volgt de rechtbank hem daarin niet. Het verrichte onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk, zodat de vraag is of verweerder op basis van deze deugdelijke vastgestelde gegevens de overtuiging heeft kunnen krijgen dat eiser zich aan de hem verweten gedragingen schuldig heeft gemaakt. Deze vraag zal hierna vanaf rechtsoverweging 7 beantwoord worden.
5. Evenmin wordt eiser gevolgd in zijn beroepsgrond dat onvoldoende duidelijk is verwoord welke gegevens verweerder ter onderbouwing van zijn standpunten naar voren brengt. Met het bestreden besluit, waarvan het advies van de bezwaaradviescommissie en de pleitnota deel uit maakt, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht welke bevindingen tot zijn conclusies hebben geleid.
6. Eiser betwist dat hij nevenwerkzaamheden onder diensttijd heeft verricht, dat hij de outlookagenda heeft aangepast en dat hij valse verklaringen heeft afgelegd. De overige gedragingen erkent eiser, maar hij stelt dat geen sprake is van plichtsverzuim. Daartoe voert hij aan dat zijn gedragingen bekend waren bij verweerder, althans bij zijn leidinggevende [persoon A]. Eiser stelt dat hij veel ruimte heeft gekregen en dat hij niet op zijn gedrag is aangesproken. Zoals eiser ter zitting naar voren heeft gebracht, heeft hij het gevoel dat uit rancune nu naar het zwaarste middel van ontslag wordt gegrepen, omdat eiser zelf eerder de integriteit van anderen in twijfel heeft getrokken.
7. De rechtbank stelt voorop dat eiser niet betwist dat hij het dienstvoertuig voor privédoeleinden gebruikte. Zoals blijkt uit het door verweerder verrichte onderzoek zag dit privégebruik niet enkel op woon-werkverkeer, waarvoor eiser overigens een vergoeding kreeg, maar ook op het gebruik op andere momenten dat eiser geen dienst had, namelijk in de weekenden en op vrije dagen. Eiser heeft geen opheldering kunnen verschaffen voor het gebruik van het dienstvoertuig op deze momenten. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat [persoon A] of andere leidinggevenden wetenschap moeten hebben gehad van dit veelvuldige privégebruik. Het is duidelijk dat eiser, gelet op zijn functie, de auto veelvuldig tot zijn beschikking kon en mocht hebben voor dienstgerelateerde doeleinden. Nergens blijkt evenwel uit dat privégebruik ook geoorloofd was, en zeker niet in de mate als eiser deed. Integendeel, in het dossier bevindt zich een e-mail van [persoon A], waarin eiser toestemming wordt verleend om met zijn dienstauto naar keuringen/opleidingen met het oog op zijn uitzending naar Kosovo te gaan. Wanneer eiser in zijn redenering zou worden gevolgd, zou een dergelijke toestemming overbodig zijn. De rechtbank concludeert dan ook dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door zijn dienstvoertuig veelvuldig voor privédoeleinden te gebruiken. Dit plichtsverzuim is ernstig van aard, omdat eiser zich door dit gebruik ten nadele van verweerder verrijkt heeft. Hij reed immers op kosten van zijn werkgever, terwijl hij daarnaast ook nog eens een vergoeding voor woon-werkverkeer kreeg. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat eiser eerder op zijn gedrag aangesproken had moeten worden. Eiser had een vrije functie, waarvoor hij veel op pad moest en dus veelvuldig, geoorloofd gebruik mocht maken van de dienstauto voor werkdoeleinden. Dat eiser de auto veelvuldig onder zich had, hoefde dus op zich geen verbazing te wekken. Daarentegen had eiser zich wel uit eigen beweging de onjuistheid van zijn handelwijze moeten realiseren. Het ontvangen van een vergoeding voor woon- werkverkeer en het met een dienstauto rijden op ditzelfde traject of voor andere privédoeleinden verdraagt zich immers niet met elkaar. Eisers salarisstrookje vormde een maandelijkse herinnering aan dit feit. Op zichzelf beschouwd, de rechtbank wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 mei 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1781), zou strafontslag aan dit plichtsverzuim reeds niet onevenredig zijn. Daar komt nog bij dat, anders dan in deze uitspraak aan de orde was, eiser politieambtenaar was. Voor politieambtenaren hebben hoge eisen van integriteit te gelden, nu zij immers anderen aanspreken op normoverschrijdend gedrag.
8. Het privégebruik van het dienstvoertuig is bovendien niet het enige verwijt dat verweerder eiser maakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van het verrichte onderzoek ook de overtuiging kunnen krijgen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van nevenwerkzaamheden onder diensttijd en het inzetten van dienstmiddelen daarbij.
9. De rechtbank stelt voorop dat eiser weliswaar toestemming had voor zijn nevenwerkzaamheden, maar dat hem dit niet ontslaat van zijn verantwoordelijkheid om de uitoefening van zijn werkzaamheden als politieambtenaar en zijn nevenwerkzaamheden strikt gescheiden te houden. In de toestemmingsbrief van 22 juli 2013 is dit ook tot uitdrukking gebracht door eiser erop te wijzen dat hij zich steeds bewust dient te zijn van de risico’s van integriteit en objectiviteit, dat eiser geen gebruik mag maken van faciliteiten als materialen en middelen van het korps en dat eiser de nevenwerkzaamheden buiten de voor hem geldende werktijden dient te verrichten. Gelijkluidende bepalingen staan overigens ook in de sinds 12 mei 2010 geldende Regeling melding nevenwerkzaamheden Politieregio Brabant Zuid-Oost, zodat eiser daarmee al veel eerder bekend kon of behoorde te zijn.
10. Eiser betwist niet dat de dienstauto veelvuldig onder diensttijd is gesignaleerd op de Rullen, alwaar zijn bedrijf is gevestigd. Eiser stelt dat hij daar dan studeerde in het kantoor. Daargelaten dat eisers agenda geen bewijs van deze stelling levert, blijkt ook nergens uit dat eiser op enigerlei wijze zijn leidinggevende verwittigd had van zijn studieactiviteiten op dit adres. Ter voorkoming van iedere schijn van belangenverstrengeling had dit wel van eiser mogen worden verwacht. Dat tenminste die schijn er al is blijkt uit het feit dat het buurtbewoners waren die zich verbaasden over de veelvuldige aanwezigheid van een dienstauto op de plek waar eiser zijn bedrijf heeft. Het is aan eiser om volstrekte openheid van zaken te geven. Daaraan heeft het naar het oordeel van de rechtbank in ernstige mate ontbroken. Eiser betwist ook niet dat hij onder diensttijd is aangetroffen in een auto met handelskenteken, door verweerder aangeduid als een poetsauto. Eiser kan zich niet meer herinneren wat hij op dit moment aan het doen was, maar feit is dat dit onder diensttijd was en dat het aan eiser is om zich te verantwoorden. Van dienstgerelateerde werkzaamheden is niet gebleken. Dit geldt ook voor de veelvuldige aanwezigheid van de dienstauto op het adres [adres 2], alwaar [bedrijf B] is gevestigd, voor wie eiser auto’s poetste. Eisers verklaring dat hij op dit adres observaties verrichte naar de gebroeders [naam] komt verweerder terecht ongeloofwaardig voor, omdat dit eisers taak niet was en er verder ook niemand van op de hoogte was. Eiser betwist voorts niet dat hij met de diensttelefoon getelefoneerd heeft voor zijn bedrijf. Eiser schaart dit ten onrechte onder het beperkt toegestane privégebruik. Het inzetten van dienstmiddelen voor nevenwerkzaamheden valt niet te scharen onder privégebruik en was ook overigens uitdrukkelijk verboden. Ook deze verwijten heeft verweerder terecht aangemerkt als zeer ernstig plichtsverzuim, die op zichzelf beschouwd al voldoende aanleiding vormen voor de zwaarste disciplinaire maatregel.
11. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat ook vast is komen te staan dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan het afleggen van ongeloofwaardige dan wel leugenachtige verklaringen. Bij wijze van voorbeeld wijst de rechtbank op eisers ontkenning te poetsen voor autobedrijven op de [adres 2] (“ik poets daar al twee jaar niet meer voor”) terwijl eiser in 2013 maandelijks meerdere facturen stuurt aan [bedrijf B] op de [adres 2]. Het moge duidelijk zijn dat dergelijk gedrag een politieambtenaar onwaardig is.
12. Het verwijt met betrekking tot de outlookagenda laat de rechtbank in het midden, nu het plichtsverzuim ruimschoots is komen vast te staan en naar het oordeel van de rechtbank het opgelegde strafontslag daaraan niet onevenredig is.
13. Het is juist dat verweerder eiser niet eerder heeft aangesproken op zijn gedrag. Dit is evenwel geen vereiste. Eiser had gelet op zijn functie en studie inderdaad veel vrijheid en het is aan hem om op een verantwoordelijke manier om te gaan met het vertrouwen dat verweerder op dit punt in hem stelde. Eiser heeft dit vertrouwen in ernstige mate beschaamd, zodat geen sprake is van een onevenredige maatregel. Dat eiser overigens goed functioneerde legt te weinig gewicht in de schaal. Ten slotte vormen ook eisers beschuldigingen wat betreft de integriteit van [persoon A] en andere collega’s geen aanleiding voor een andere conclusie. Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld heeft verweerder op grond van objectieve feiten conclusies getrokken ten aanzien van eisers integriteit. Niet valt in te zien hoe de verwijten die eiser ten aanzien van anderen maakt daaraan kunnen afdoen.
14. Dit betekent dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzitter, en mr. F.M. Tadic en
mr. N.W.A. Verrijt, leden, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Laro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.