ECLI:NL:RBOBR:2015:6911

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
C/01/299462 / KG ZA 15-620
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekken van een afschrift van een onderzoeksrapport naar brand in verdeelstation door eigenaren van naastgelegen woning

In deze zaak vorderen eisers, wonende naast een verdeelstation van Enexis, dat Enexis hen een afschrift verstrekt van het onderzoeksrapport van DNV KEMA naar aanleiding van een explosie en brand in het verdeelstation op 5 januari 2013. Eisers stellen dat zij rechtmatig belang hebben bij het rapport om te voldoen aan hun zorg- en informatieplicht jegens potentiële kopers van hun woning, die zij willen verkopen vanwege gezondheidsklachten die zij aan de nabijheid van het verdeelstation toeschrijven. Enexis weigert het rapport te verstrekken, onder verwijzing naar vertrouwelijkheid en het ontbreken van spoedeisend belang aan de zijde van eisers. De voorzieningenrechter oordeelt dat eisers voldoende spoedeisend belang hebben bij het verkrijgen van het rapport, vooral in het kader van hun zorgplicht jegens potentiële kopers. De rechter stelt vast dat er een rechtsbetrekking bestaat tussen eisers en Enexis, en dat de vordering van eisers toewijsbaar is. Enexis wordt veroordeeld om binnen veertien dagen het rapport te verstrekken, met een dwangsom voor elke dag dat dit niet gebeurt. Tevens wordt Enexis veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/299462 / KG ZA 15-620
Vonnis in kort geding van 2 december 2015
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A.J.R. Oude Middendorp te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENEXIS B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. E.H. de Jonge te Groningen.
[x] Partijen zullen hierna [eisers] en Enexis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 6 november 2015 met 12 producties
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] wonen aan de [straatnaam] te [woonplaats] . Zij hebben de betreffende woning in 2006 gekocht en hebben deze grondig verbouwd.
2.2.
Pal naast de woning van [eisers] is een verdeelstation van Enexis gevestigd.
2.3.
Op 5 januari 2013 heeft zich in het verdeelstation een explosie voorgedaan en is brand uitgebroken.
2.4.
Als gevolg van de brand is schade ontstaan aan de woning van [eisers] . Die schade is vergoed door de opstalverzekeraar van [eisers] .
2.5.
Enexis heeft DNV KEMA (hierna: KEMA) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de oorzaak van de brand.
2.6.
Bij brief van 12 september 2013 heeft Enexis aan [eisers] bericht dat KEMA op 22 augustus 2013 het definitieve rapport aan Enexis heeft opgeleverd.
2.7.
Bij brief van hun advocaat d.d. 4 april 2014 hebben [eisers] Enexis aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade met verzoek om het rapport van KEMA toe te sturen.
2.8.
Bij brief van haar advocaat d.d. 26 mei 2014 heeft Enexis aan [eisers] bericht dat Enexis geen aansprakelijkheid erkent en dat zij het verzoek om toezending van het rapport niet kan honoreren omdat het rapport uitsluitend voor intern gebruik is. Bij de brief is door Enexis wel de toelichting, een soort samenvatting van het rapport, gevoegd die zij ook heeft gehanteerd bij rapportage aan de gemeente.
2.9.
[eisers] hebben vervolgens toezending van het KEMA-rapport verzocht op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
2.10.
Bij brief van 24 maart 2015 heeft de Autoriteit Consument & Markt (hierna: ACM) het verzoek afgewezen. Als reden daarvoor geeft de ACM dat het rapport valt onder het geheimhoudingsregime in de Instellingswet ACM.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, samengevat, Enexis te veroordelen tot overlegging van het volledige onderzoeksrapport van KEMA op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag en onder veroordeling van Enexis in de proceskosten.
3.2.
[eisers] leggen daaraan, zakelijk weergeven, het volgende ten grondslag.
[eisers] kampen met gezondheidsklachten sinds zij naast het verdeelstation van Enexis zijn komen wonen. [eisers] zijn daarom voornemens om hun woning te verkopen. Op hen rust als verkopers een zorg- en informatieplicht jegens potentiële kopers. In dat kader dient er duidelijkheid te komen over de impact van het verdeelstation op de gezondheid van omwonenden. Die duidelijkheid kan worden geboden met het KEMA rapport.
Daarnaast hebben [eisers] het rapport nodig om hun schadeclaim tegen Enexis te kunnen onderbouwen.
Nu Enexis weigert het rapport aan [eisers] te overleggen en een verzoek om openbaarmaking op grond van de Wob is afgewezen, rest [eisers] geen andere mogelijkheid dan een beroep te doen op artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een procedure bij de rechter.
3.3.
Enexis voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Het ontbreekt [eisers] aan voldoende spoedeisend belang. Zij hebben het KEMA-rapport niet nodig om hun woning te koop te zetten. Toen [eisers] de woning kochten was het verdeelstation al aanwezig.
[eisers] hebben geen rechtmatig belang bij overlegging van het KEMA-rapport. Het rapport heeft betrekking op de oorzaak van de brand, niet op de hoeveelheid straling die het verdeelstation genereert.
Bovendien heeft de ACM het rapport gezien en heeft daarin geen aanleiding gezien om handhavend op te treden tegen Enexis. De ACM heeft ook geweigerd het rapport aan [eisers] te verstrekken.
Het KEMA-rapport bevat vertrouwelijke informatie. Enexis heeft daarom als netwerkbeheerder een gewichtige reden als bedoeld in artikel 843a Rv om dit niet aan [eisers] ter beschikking te stellen. Enexis zal daarnaast terughoudend zijn bij het laten uitvoeren van onderzoeken in de toekomst als de uitkomst daarvan met derden moet worden gedeeld.
De vordering van [eisers] moet voorts worden aangemerkt als een fishing expedition in verband met de door [eisers] gestelde schade aan de woning en de immateriële schade waarvoor zij Enexis aansprakelijk houdt. De schade aan de woning is reeds vergoed door de verzekeraar van [eisers] en de gezondheidsklachten spelen al veel langer en houden geen verband met de aanwezigheid van het verdeelstation.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] hebben voldoende spoedeisend belang bij overlegging van het KEMA-rapport. Van hen kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwachten. [eisers] stellen dat zij voornemens zijn om hun woning op korte termijn te koop te zetten in verband met de door hen gestelde gezondheidsklachten die zij koppelen aan de aanwezigheid van het verdeelstation van Enexis pal naast hun woning. [eisers] hebben er belang bij dat zij in het kader van hun zorg- en informatieplicht jegens potentiële kopers duidelijkheid kunnen verschaffen over de gezondheidsrisico’s van de aanwezigheid van het verdeelstation. [eisers] stellen dat die duidelijkheid kan worden gegeven met het KEMA-rapport.
4.2.
Kern van dit kort geding is de vraag of Enexis het KEMA rapport aan [eisers] moet overleggen. Bij beantwoording van die vraag dient als uitgangspunt dat in het Nederlandse recht de hoofdregel geldt dat degene die bepaalde bescheiden onder zich heeft deze niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven. Of [eisers] toch recht heeft op een afschrift van het rapport dient te worden beoordeeld aan de hand van de vereisten van artikel 843a Rv.
4.3.
Het eerste vereiste van artikel 843a Rv is dat sprake moet zijn van een rechtmatig belang aan de zijde van [eisers] bij het ontvangen van een afschrift van het KEMA-rapport. Voor zover [eisers] in dat kader stellen dat zij het rapport nodig hebben om hun schadeclaim tegen Enexis te onderbouwen, heeft te gelden dat het [eisers] daarbij thans ontbreekt aan voldoende spoedeisend belang. Er is door [eisers] nog geen bodemprocedure tot vergoeding van (immateriële) schade tegen Enexis aanhangig gemaakt en voor zover een dergelijke procedure alsnog door [eisers] zal worden ingesteld heeft te gelden dat [eisers] zo nodig in het kader van die procedure een vordering ex artikel 843a Rv kunnen instellen. De bodemrechter zal daar dan op kunnen beslissen. Er bestaat voorshands onvoldoende grond om daar in dit kort geding op vooruit te lopen.
4.4.
[eisers] voeren ter onderbouwing van het door hen gestelde belang bij het ontvangen van een afschrift van het rapport daarnaast aan dat zij daarmee jegens potentiële kopers van de woning kunnen voldoen aan hun zorg- en informatieplicht. Voor zover [eisers] daarbij doelen op de gezondheidsklachten die zij zelf ondervinden heeft te gelden dat een rechtmatig belang ontbreekt. Het gaat om klachten als duizeligheid en hoofdpijn waarvoor [eisers] geen medische verklaring hebben. [eisers] stellen dat zij die klachten ervaren sinds zij in 2006 naast het verdeelstation zijn komen wonen. Zij wijten de klachten daarom aan de aanwezigheid van het verdeelstation op korte afstand van hun woning. [eisers] schrijven de klachten kennelijk toe aan de elektromagnetische straling van het verdeelstation. In elk geval schrijven [eisers] die klachten niet toe aan de explosie en de brand die in januari 2013 hebben plaatsgevonden. Enexis heeft onweersproken gesteld dat het KEMA rapport niet gaat over elektromagnetische straling. Dat ligt ook voor de hand nu het onderzoek zich richt op de oorzaak van de brand en niet op (andere) gezondheidsgevaren. Daarmee is onvoldoende aannemelijk dat het KEMA rapport duidelijkheid verschaft omtrent de gezondheidsrisico’s van de aanwezigheid van het verdeelstation op korte afstand van de woning van [eisers] . [eisers] kan het in zoverre dus niet gebruiken om potentiële kopers in te lichten over de gezondheidsrisico’s die samenhangen met straling veroorzaakt door het verdeelstation.
4.5.
Dat neemt niet weg dat [eisers] naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel een rechtmatig belang hebben bij ontvangst van een afschrift van het rapport in het kader van hun zorg- en informatieplicht jegens potentiële kopers voor zover die plicht betrekking heeft op het verschaffen van inlichtingen omtrent de brand. [eisers] stellen dat hun woning als gevolg van de brand feitelijk onverkoopbaar is geworden. Dit te meer nu de explosie in het verdeelstation in [woonplaats] herinneringen oproept aan de vuurwerkramp en voor een gevoel van onveiligheid zou hebben gezorgd bij potentiële kopers. Dat gevoel kan mogelijk (deels) worden weggenomen indien duidelijk is wat de explosie en de brand heeft veroorzaakt. Het KEMA rapport kan daarbij een belangrijke bijdrage leveren, te meer nu Enexis zelf stelt dat de ACM in het rapport geen aanleiding heeft gezien om handhavend op te treden tegen Enexis. Er lijkt dus weinig “mis” te zijn.
4.6.
Het eerste lid van artikel 843a Rv vereist dat sprake moet zijn van bepaalde bescheiden. Aan dat vereiste is voldaan. Volstrekt duidelijk is op welk rapport de vordering van [eisers] betrekking heeft.
4.7.
Voorts is vereist dat er sprake is van een rechtsbetrekking tussen [eisers] en Enexis waarop het KEMA-rapport betrekking heeft. Ook aan dat vereiste is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan. Voor zover die rechtsbetrekking niet voortvloeit uit het feit dat partijen directe buren van elkaar zijn, dan is voorshands voldoende aannemelijk dat die rechtsbetrekking bestaat in een verbintenis uit onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) dan wel risicoaansprakelijkheid voor opstallen (art. 6:174 BW). Vast staat immers dat [eisers] schade hebben geleden als gevolg van de brand in het verdeelstation. Hoewel de aansprakelijkheid van [eisers] daarvoor niet in rechte is vastgesteld en de schade is vergoed door de verzekeraar van [eisers] , bestaat op basis van de thans beschikbare summier informatie voldoende grond om aan te nemen dat Enexis voor de door [eisers] geleden schade (deels) aansprakelijk is. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het feit dat de verzekeraar van [eisers] de schade aan de woning heeft vergoed en [eisers] Enexis daar niet meer voor zal aanspreken niet betekent dat Enexis voor die schade niet aansprakelijk is.
4.8.
Daarmee is de vordering van [eisers] echter nog niet toewijsbaar. Enexis doet namelijk een beroep op het bepaalde in lid 4 van artikel 843a Rv en stelt in dat kader dat sprake is van een gewichtige reden om geen afschrift van het KEMA rapport aan [eisers] te verschaffen. Dat beroep slaagt niet. Daarbij zij voorop gesteld dat het op de weg van Enexis ligt om haar beroep op het bestaan van (een) gewichtige reden(en) voldoende te onderbouwen. Enexis stelt in dat kader slechts in algemene zin dat het rapport vertrouwelijke informatie bevat. Dat is onvoldoende. Enexis moet concreet aangegeven om welke informatie het gaat en waarom die niet voor [eisers] en andere derden beschikbaar mag komen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat het privacybelang en de bescherming van de concurrentiepositie niet als gewichtige reden worden aangemerkt. Het feit dat de ACM het Wob-verzoek van [eisers] tot verstrekking van het KEMA-rapport heeft afgewezen met een beroep op het geheimhoudingsregime van de Instellingswet ACM, doet aan het vorenstaande niet af. De in die procedure gehanteerde maatstaf is niet dezelfde als in het kader van een beroep op artikel 843a Rv.
4.9.
Gelet op het vorenstaande heeft Enexis onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een gewichtige reden die aan het verstrekken van een afschrift van het KEMA-rapport aan [eisers] in de weg sou kunnen staan. Afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. [eisers] heeft een zwaarwegend belang om over het rapport te kunnen beschikken om potentiële kopers inzicht te kunnen geven in het onderzoek naar de oorzaak van de brand. [eisers] stellen terecht dat de door Enexis verstrekte samenvatting van het rapport, de toelichting die Enexis ook aan de gemeente heeft verstrekt, voor [eisers] ontoereikend is. Het belang van Enexis om onderzoek te kunnen laten verrichten zonder daarbij het risico te lopen dat zij de resultaten van dat onderzoek aan derden ter beschikking moet stellen weegt daar niet tegenop. In dat kader wijst de voorzieningenrechter erop dat [eisers] geen willekeurige derden zijn, maar de eigenaren van een naast het verdeelstation gelegen woning die schade hebben ondervonden als gevolg van de brand.
4.10.
Slotsom is dat de vordering van [eisers] zal worden toegewezen, met dien verstande dat Enexis zal worden veroordeeld om aan [eisers] aan afschrift te verstrekken en dat de kosten daarvan voor rekening van [eisers] komen. Aan de veroordeling zal een termijn van veertien dagen worden verbonden.
4.11.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.12.
Enexis zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 78,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 988,19
4.13.
Enexis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Enexis om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis op kosten van [eisers] aan [eisers] een afschrift te vertrekken van het rapport van DNV KEMA d.d. 22 augustus 2013 dat betrekking heeft op de brand die heeft plaatsgevonden op 3 januari 2013 in het verdeelstation van Enexis gelegen naast de woning van [eisers] aan de [straatnaam] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt Enexis om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,-- is bereikt,
5.3.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.4.
veroordeelt Enexis in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 988,19, waarvan € 94,19 aan explootkosten na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak moet worden voldaan aan de griffier,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015.