ECLI:NL:RBOBR:2015:6337
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Reclamebelasting en de rechtvaardiging van gebiedsafbakening door de gemeente
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, gevestigd in Budel, en de heffingsambtenaar van de gemeente Cranendonck over een opgelegde aanslag reclamebelasting voor het jaar 2014. De eiser ontving een aanslag van € 250,00, welke hij betwistte na de handhaving van de aanslag door de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeenteraad op 17 december 2013 een verordening heeft vastgesteld voor de heffing van reclamebelasting, die per 1 januari 2014 in werking trad. De eiser voerde aan dat de verordening onvoldoende bekend was gemaakt en dat de aanslag willekeurig was, omdat andere ondernemers in de buurt niet onder de heffing vielen.
De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van de verordening via het weekblad De Grenskoerier een geschikte wijze was en dat de eiser op de hoogte had kunnen zijn van de inwerkingtreding. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiser dat de verordening in strijd was met de algemene uitgangspunten van vrij ondernemen. De rechtbank benadrukte dat het de gemeente vrijstaat om reclamebelasting in te voeren en dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging moet zijn voor de beperking van de heffing tot een bepaald gebied. De rechtbank concludeerde dat de gemeenteraad in redelijkheid had mogen aannemen dat de opbrengst van de belasting ten goede zou komen aan de ondernemers in het aangewezen gebied.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat de aanslag reclamebelasting terecht was opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede bekendmaking van gemeentelijke verordeningen en de mogelijkheid voor gemeenten om belastingheffingen te beperken tot specifieke gebieden, mits er een redelijke rechtvaardiging voor is.