Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[eiser sub 4],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 oktober 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 17 maart 2015.
2.3. In de eerste procedure heeft de rechtbank te ’s-Hertogenbosch, thans rechtbank Oost-Brabant, bij vonnis van 14 december 2005 de vordering van [eisers] toegewezen en Gemeente veroordeeld aan [eisers] een schadevergoeding te betalen van € 103.376,63. Deze procedure betrof de handelwijze van de Gemeente rond de verkoop van kavel P. De Gemeente heeft hoger beroep ingesteld, waarna het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bij arrest van 19 februari 2008 het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de vordering van [eisers] alsnog heeft afgewezen. Het cassatieberoep van [eisers] tegen dit arrest is op 9 juni 2010 door de Hoge Raad afgewezen.
Bij dagvaarding van 26 november 2011 zijn [eisers] een procedure tegen de Gemeente gestart met als inzet vergoeding van de schade die [eisers] stellen te hebben geleden door de gang van zaken bij de verkoop van kavel N.
Omstreeks diezelfde tijd heeft wethouder [naam wethouder] (hierna ook: [naam wethouder] ) van de Gemeente op verzoek van het college van burgemeester en wethouders contact gezocht met [eiser sub 4] (hierna ook: [eiser sub 4] ) om te onderzoeken of er een mogelijkheid bestond dat partijen tot een definitieve regeling zouden kunnen komen voor het slepende conflict met [eisers]
De vordering tot heropening / herroeping van het eerdere arrest van het Hof van 19 februari 2008 is op 22 januari 2013 afgewezen. [eisers] hebben ook tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld. Het cassatieberoep is op 18 oktober 2013 afgewezen door de Hoge Raad. (ECLI:NL:HR:2013:982).
3.Het geschil
primair1. een verklaring voor recht dat de Gemeente toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst;
2. de Gemeente te gebieden de vaststellingsovereenkomst binnen een termijn van 4 weken na betekening van het te wijzen vonnis na te komen door benoeming van een deskundige;
3. de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van de door [eisers] geleden schade, op te maken bij staat;;
4. veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
1. Te verklaren voor recht dat de Gemeente toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers]
2. De Gemeente te gebieden de vaststellingsovereenkomst binnen een termijn van 4 weken na betekening van het vonnis gestand te doen door benoeming van een deskundige ten behoeve van de bindende vaststelling van de schade, een en ander op straffe van een dwangsom;
3.de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van de door [eisers] geleden schade, op te maken bij staat;
4. veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
4.De beoordeling
primairten grondslag – kort weergegeven - dat tussen hen en de Gemeente een vaststellingsovereenkomst geldt en dat de Gemeente jegens [eisers] tekort schiet in de nakoming daarvan. Volgens [eisers] is de Gemeente op 9 december 2011 bij monde van wethouder [naam wethouder] een methode overeengekomen om de hoogte van het (naar de rechtbank begrijpt: aan [eisers] toekomende) schadebedrag vast te stellen. Volgens [eisers] was wethouder [naam wethouder] bevoegd om namens de Gemeente deze vaststellingsovereenkomst te sluiten.
De Gemeente heeft daartegenover gesteld dat op 9 december 2011 geen overeenkomst tot stand is gekomen. Het ging om een verkennend gesprek over de mogelijkheden van een definitieve oplossing voor het conflict tussen de Gemeente en [eisers] Het was op dat moment niet de bedoeling om bindende afspraken te maken en wethouder [naam wethouder] was hiertoe ook niet bevoegd. Dergelijke afspraken zijn toen ook niet gemaakt. Ook later zijn geen besluiten genomen met als gevolg dat de Gemeente alsnog jegens [eisers] gehouden zou zijn aan die afspraken uitvoering te geven.
Het voorstel van [naam gemeenteraadslid] behelst niet meer en niet minder dan een methode waarmee het schadebedrag zal worden vastgesteld. Onduidelijk is of en in hoeverre in het voorstel tevens ligt besloten dat de Gemeente daarmee op voorhand de verplichting op zich neemt dit schadebedrag aan [eisers] uit te betalen en dat [eisers] definitief afziet van alle lopende en toekomstige schadeclaims die hij meent te hebben op de Gemeente uit hoofde van dit geschil. In die zin is er van een vaststellingsovereenkomst geen sprake.
Nadat tussen alle aanwezigen – en inmiddels was ook [naam gemeenteraadslid] aangeschoven – over de ins en outs van een dergelijk deskundigentraject was gesproken hebben [eiser sub 4] en [naam wethouder] zich uiteindelijk met deze proceduregang van benoeming van deskundigen akkoord verklaard. Wanneer u mij vraagt of [naam wethouder] heeft gezegd dat hij namens het college akkoord gaf dan zeg ik u dat hij dat niet zo heeft gezegd, hij zei: “ik ben akkoord” of woorden van gelijke strekking en hij gaf ook nog aan dat hij dit in de eerstvolgende collegevergadering zou brengen. Tijdens die bespreking is het niet gegaan over de formele bevoegdheid van [naam wethouder] om tot een akkoord te komen.
De Gemeente heeft bovendien onbetwist gesteld dat de “kwestie [eiser sub 4] ” politiek gevoelig lag en dat een eventuele regeling door de gemeenteraad zou moeten worden goedgekeurd om de benodigde financiën beschikbaar te stellen. Ook dit duidt er eerder op dat er geen volmacht is verleend dan dat wethouder [naam wethouder] wel gemachtigd was namens de Gemeente bindende afspraken te maken. Het standpunt van [eisers] dat [naam wethouder] bevoegd was om namens het college van burgemeester en wethouders een bindende regeling te treffen mist dan ook voldoende feitelijke onderbouwing en wordt door de rechtbank niet gevolgd.
5.De beslissing
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eisers] in de proceskosten van de Gemeente, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op € 1.512,00 waarvan € 608,00 wegens betaald griffierecht en
- wegens salaris van de advocaat.