In deze zaak, die op 17 september 2015 door de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, vorderden eisers, bestaande uit een natuurlijk persoon en een besloten vennootschap, de gedeeltelijke opheffing van een door de curator gelegd derdenbeslag op hun bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. De curator, Robbert Gerard Roeffen, was benoemd in het faillissement van Den Bosch Innovatie B.V. en had eerder conservatoir beslag gelegd op de verzekeringssom van € 750.000,00. Eisers stelden dat het beslag hen onevenredig schaadde, omdat zij geen andere financiële middelen hadden om hun verweer in een bodemprocedure te bekostigen. De curator voerde aan dat eisers niet aannemelijk maakten dat zij financieel niet in staat waren om verweer te voeren en dat het belang van de curator zwaarder woog dan dat van eisers.
De voorzieningenrechter overwoog dat eisers aannemelijk maakten dat zij geen vermogen of inkomen hadden om hun verweer te financieren. De curator had niet kunnen aantonen dat eisers wel over middelen beschikten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van eisers om adequaat verweer te voeren in de bodemprocedure prevaleerde boven het belang van de curator. Daarom werd het beslag op de verzekeringssom gedeeltelijk opgeheven tot een bedrag van € 90.000,00, zodat eisers hun juridische kosten konden dekken. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. E. Loesberg en is uitvoerbaar bij voorraad.