Op 3 september 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in de wrakingszaak WR 15/023 uitspraak gedaan. Verzoeker heeft een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters R.J. Bokhorst, P.J.H. van Dellen en J.M.J. Denie, die betrokken waren bij de behandeling van zijn strafzaken met de parketnummers 01/820002-15, 01/820093-15, 01/820094-15 en 01/820095-15. Het wrakingsverzoek volgde op de afwijzing van verzoekers niet-ontvankelijkheidsverweer door de rechters. Verzoeker stelde dat hij niet de kans had gekregen om te reageren op het standpunt van de Officier van Justitie en dat de rechters partijdig waren door hun snelle beslissing zonder voldoende motivatie.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat er feiten of omstandigheden moeten zijn die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij werd vastgesteld dat de rechters hun beslissing gemotiveerd hadden en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.