Uitspraak
)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die inmiddels was overleden. Het verzoekschrift tot wraking was gedateerd op 8 juni 2015, terwijl de verzoeker op 23 mei 2015 was overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk is, omdat niet duidelijk was wie de erfgenamen van de verzoeker waren en of zij de wrakingsprocedure wilden voortzetten. De rechtbank had eerder aan de gemachtigde van de verzoeker gevraagd om binnen 14 dagen een verklaring van erfrecht en een schriftelijke volmacht van de erfgenamen te overleggen. Aangezien er binnen deze termijn geen reactie was ontvangen, concludeerde de rechtbank dat de procedure niet werd voortgezet. Het verzoek tot opschorting van de behandeling van het wrakingsverzoek werd afgewezen, omdat de rechtbank niet overtuigd was van de noodzaak om de behandeling uit te stellen. Uiteindelijk werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van mr. L. Soeteman, die als rechter betrokken was bij de bodemzaak met zaaknummer SHE 15/29 WW V190.