ECLI:NL:RBOBR:2015:5149
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van artikel 13b Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, de huurder van een woning in Veldhoven, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid GHB in de woning, die volgens de burgemeester als een handelshoeveelheid werd beschouwd. Verzoeker stelde dat de aangetroffen drugs toebehoorden aan een bezoeker en dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid ervan. Hij verzocht de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester bevoegd was om de last onder bestuursdwang op te leggen, aangezien de aanwezigheid van de GHB in de woning voldoende was om aan te nemen dat deze bestemd was voor verkoop of verstrekking. De rechter benadrukte dat het niet vereist is dat daadwerkelijk drugs zijn verhandeld om deze bevoegdheid te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker en verweerder tegen elkaar af en concludeert dat het belang van de burgemeester bij handhaving zwaarder weegt dan het belang van verzoeker bij het behoud van de woning.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting van de woning per 1 september 2015 voor drie maanden niet disproportioneel is. De rechter oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten om af te zien van een waarschuwing en dat de sluiting in overeenstemming is met het Handhavingsbeleid van de gemeente Veldhoven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.