Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[overledene]als voor zichzelf,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 juli 2015 met V (vijf) producties,
- de op 29 juli 2015 ontvangen producties 1 en 2 onderscheidenlijk 3 van mr. Vergouwen,
- de mondelinge behandeling op 30 juli 2015,
- de pleitnotitie van [eiser 1] c.s.,
- de pleitaantekening van mr. G.C. Vergouwen, met daaraan gehecht zijn producties 1 t/m 3,
- de replieken van [eiser 1] c.s. inzake artikel 22 Auteurswet en de proceskosten.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
haar stellingen met betrekking tot verjaring van de vóór 3 december 2009 vervallen wettelijke rente met het oog op een integrale toetsing van alle juridische aspecten die daarbij een rol (kunnen) spelen ter beoordeling voor in een bodemprocedure, mede omdat een al die aspecten omvattend inhoudelijke debat, waaronder de vraag of sprake is (geweest) van stuitingshandelingen, zich niet leent voor behandeling in kort geding.” Met het beoogde karakter van het debat verdraagt zich niet dat in dit kort geding aan [gedaagde 2] bij voorbaat de mogelijkheid wordt ontnomen om aspecten die hij in dat “alle juridische aspecten omvattende debat” van belang acht, onderbouwd naar voren te brengen.
€ 285,--Totaal: € 6.285, --.