ECLI:NL:RBOBR:2015:4833

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2015
Publicatiedatum
11 augustus 2015
Zaaknummer
14_4403
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving op basis van artikel 18 Bevi met betrekking tot LPG tankstation in Liempde

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel. De eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen een LPG tankstation op het perceel Roderweg 33-35 te Liempde. Het verzoek was gebaseerd op artikel 18 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De rechtbank oordeelde dat de eiser niet kon eisen dat verweerder handhavend optrad, omdat het Bevi zich richt tot het bevoegd gezag en niet rechtstreeks tot inrichtingen zoals het LPG tankstation. De rechtbank stelde vast dat de eiser wel een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan kon indienen, maar dat dit niet gelijkstond aan het verzoek om handhaving dat hij had ingediend.

De rechtbank ging verder in op de feiten van de zaak, waarbij werd vastgesteld dat de eiser op 27 mei 2014 een verzoek om handhaving had ingediend, dat door verweerder was afgewezen. Dit besluit werd later door de rechtbank beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het bestemmingsplan, ondanks dat het bestemmingsplan op 27 mei 2015 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State was vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het LPG tankstation onder het overgangsrecht viel en dat er geen overtreding was van de relevante wetgeving.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en zag zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/4403

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 augustus 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: ing. B. Hurks),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, verweerder

(gemachtigde: B.A.P. van de Staak).

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om handhavend op te treden tegen het LPG-tankstation op het perceel plaatselijk bekend Roderweg 33-35 te Liempde, afgewezen.
Bij besluit van 3 november 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Bij brief van 18 maart 2014 heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het LPG-tankstation op het perceel plaatselijk bekend Roderweg 33-35 te Liempde.
1.2
Voor het LPG-tankstation gelden de navolgende (omgevings)vergunningen:
- ( revisie)vergunning van 20 juni 2000;
- gedeeltelijke intrekking van de vergunning van 26 april 2006;
- een wijziging ex artikel 8.24 van de Wet milieubeheer van 17 maart 2009;
- veranderingsvergunning met wijziging c.q. volledige herziening van de vergunningsvoorschriften van 13 november 2013. In voorschrift 5a van de omgevingsvergunning is opgenomen dat de jaarlijkse doorzet van LPG niet meer mag bedragen dan 500 m3. Op 7 januari 2015 heeft verweerder aan het LPG tankstation een verleend om de jaarlijkse doorzet te verlagen tot maximaal 499 m3. Daartegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3
Ten tijde van het verzoek om handhaving alsmede ten tijde van het bestreden besluit gold ter plaatse het bestemmingsplan “Liempde”. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 27 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1622) het bestemmingsplan “Liempde” vernietigd voor wat betreft de aanduiding LPG ter plaatse van het LPG tankstation. De Afdeling heeft in de uitspraak vastgesteld dat het vulpunt van het LPG tankstation zich op minder dan 45 meter van de woning van eiser bevindt en dat het besluit in zoverre in strijd is met artikel 5, derde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder a, en tabel 1 in bijlage 1 bij de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voorts heeft de Afdeling overwogen dat de verkoop van LPG onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan “Liempde” komt te vallen. Teneinde te voorkomen dat het overige gedeelte van het tankstation ook onder het overgangsrecht komt te vallen, heeft de Afdeling de voorziening getroffen dat tot de inwerkingtreding van een nieuw te nemen besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan de aanduiding “verkooppunt brandstoffen met LPG” wordt vervangen door de aanduiding “verkooppunt brandstoffen zonder LPG” en dat artikel 6, lid 6.1, onder f, van de planregels als volgt komt te luiden: "uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg", een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg met detailhandel."
2. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat het inleidende verzoek van eiser een verzoek om handhaving is op grond van artikel 2.1 eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit is met zoveel woorden bevestigd in het bezwaarschrift van eiser waarin wordt gesteld dat het handhavingsverzoek is gebaseerd op ruimtelijke ordening en niet op de Wet milieubeheer. Daarnaast wordt gesteld dat het LPG-tankstation niet voldoet aan de afstandseis in tabel 1, bijlage 1, bij het Revi. Dit wordt echter gesteld ter onderbouwing van het verzoek om handhaving. Er is géén verzoek om handhaving van artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo ingediend.
3.1
Volgens eiser komen artikel 32.2 van de planregels en de toelichting van het bestemmingsplan “Liempde” niet overeen. Eiser stelt verder dat zijn woning binnen de op de plankaart aangegeven LPG cirkels ligt.
3.2
Verweerder heeft hierover opgemerkt dat de planregels bepalend zijn en niet de plantoelichting. Ofschoon de plantoelichting niet uitblinkt in duidelijkheid leidt dit niet tot strijd met het bestemmingsplan. Er is volgens verweerder geen sprake van strijd met artikel 6 van het bestemmingsplan.
3.3
In artikel 6.2 onder c, van de planregels van het bestemmingsplan “Liempde” is bepaald dat binnen de op de plankaart aangegeven LPG cirkels Categorie I en II rondom de LPG installatie ingevolge het Besluit LPG-tankstations Milieubeheer geen nieuwbouw van woningen en geen nieuwbouw van categorie II objecten zoals is bedoeld in voornoemd Besluit mogelijk is.
3.4
De plantoelichting maakt geen onderdeel uit van het bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Niet in geschil is dat geen sprake is van strijd met artikel 32.2 of artikel 6.2 onder c van de planregels. De ligging van eisers (bestaande) woning binnen de aangegeven LPG-cirkels maakt dit niet anders. Ook overigens ziet de rechtbank niet in dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan “Liempde”. Dat dit bestemmingsplan wat betreft het plandeel met het LPG tankstation na het bestreden besluit is vernietigd, acht de rechtbank niet van belang. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de Afdeling heeft geoordeeld dat het LPG tankstation valt onder het overgangsrecht bij dit bestemmingsplan. Er was en is dus geen sprake van een overtreding van artikel 2.1 eerste lid onder c, van de Wabo. Deze beroepsgrond faalt.
4.1
Eiser is van mening dat verweerder voorbij is gegaan aan de op hem rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit het Bevi. Dat sprake is van een onherroepelijke milieuvergunning maakt dit volgens eiser niet anders. In het beroepschrift heeft eiser nog opgemerkt dat niet zeker is dat de aangevraagde omgevingsvergunning wordt verleend gelet op de omstandigheid dat het ontwerpbesluit LPG tankstations 2013 is ingetrokken door de staatssecretaris. Eiser heeft vervolgens gerefereerd aan artikel 18 van het Bevi en gesteld dat ook burgers een rechtstreeks beroep op dit artikel kunnen doen.
4.2
De rechtbank stelt allereerst vast dat de opmerking dat de aangevraagde omgevingsvergunning niet zal worden verleend is achterhaald. Deze vergunning is verleend op 7 januari 2015 en is onherroepelijk. Eiser heeft destijds welbewust geen rechtsmiddelen tegen deze vergunning aangewend.
4.3
In artikel 18, tweede lid, van het Bevi is bepaald dat indien op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit de afstand van een inrichting als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdelen a tot en met d, tot een kwetsbaar object kleiner is dan de bij regeling van Onze Minister vastgestelde afstand tot kwetsbare objecten, het bevoegd gezag ervoor zorg draagt dat uiterlijk 1 januari 2010 wordt voldaan aan de bij die regeling vastgestelde afstand.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat eiser op basis van artikel 18, tweede lid, van het Bevi verweerder niet kan verplichten om handhavend op te treden tegen het LPG tankstation. Het Bevi richt zich tot het bevoegd gezag en niet rechtstreeks tot inrichtingen zoals het LPG tankstation. Dat heeft tot gevolg dat verweerder op basis van het Bevi niet handhavend kan optreden (in de zin dat verweerder een last onder bestuursdwang, een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete kan opleggen) jegens het LPG tankstation. Ofschoon de rechtbank zich kan voorstellen dat eiser met verwijzing naar artikel 18, tweede lid, van het Bevi een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan kan indienen, kan een dergelijk verzoek niet worden gelezen in eisers inleidende verzoek om handhaving. Overigens merkt de rechtbank op dat de Afdeling de gemeenteraad van Boxtel reeds heeft opgedragen om binnen 24 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen tot vaststelling van het bestemmingsplan met inachtneming van hetgeen is overwogen in de uitspraak van de Afdeling. Deze beroepsgrond faalt ook.
5. Gelet op het bovenstaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van een der partijen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. H.M.J.G. Neelis, leden, in aanwezigheid van mr. F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2015.
griffier voorzitter
De griffier is niet in staat
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.