In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding over de ongeldigverklaring van een inschrijving op een aanbesteding door de gemeente Veldhoven. De aanbestedende dienst had de inschrijving van eiseres 1 ongeldig verklaard omdat deze twee stelposten, die door de gemeente waren vastgesteld, had gewijzigd naar een lager bedrag. De inschrijver, eiseres 1, stelde dat dit een kennelijke fout was die eenvoudig hersteld kon worden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de gemeente de inschrijving terecht ongeldig had verklaard. De rechtbank benadrukte dat de inschrijving moest voldoen aan de voorwaarden zoals deze bij de inschrijvingstermijn waren vastgesteld en dat wijzigingen na deze termijn in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel.
De procedure begon met een dagvaarding van eiseres 1, die de gemeente verzocht de opdracht aan haar te gunnen of de aanbesteding te staken. Eiseres 2, die ook betrokken was bij de aanbesteding, vroeg om tussenkomst en stelde dat de gemeente de voorlopige gunning aan haar moest handhaven. De rechtbank behandelde de vorderingen van beide partijen en concludeerde dat de wijziging van de stelposten door eiseres 1 niet als een kennelijke fout kon worden aangemerkt. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres 1 af en veroordeelde haar in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor inschrijvers om zich strikt aan de aanbestedingsvoorwaarden te houden en dat wijzigingen na de sluiting van de inschrijvingstermijn niet zijn toegestaan, tenzij het gaat om kennelijke fouten die eenvoudig te herstellen zijn. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht had gehandeld door de inschrijving ongeldig te verklaren en dat de belangen van eiseres 2 gewaarborgd moesten blijven.