In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de WOZ-waarden van vijf onroerende zaken in Eindhoven, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven. De oorspronkelijke WOZ-waarden waren vastgesteld op 239.000,-, 248.000,-, 269.000,-, 157.000,- en 375.000,- euro per 1 januari 2013. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarden, waarop de heffingsambtenaar op 19 juni 2014 een gedeeltelijke toewijzing heeft gedaan, met een proceskostenvergoeding van 1.650,- euro. Eiser was het niet eens met de vastgestelde waarden en de hoogte van de proceskostenvergoeding en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 december 2014 hebben partijen overeenstemming bereikt over de WOZ-waarden van enkele objecten, waarbij de rechtbank de waarden van objecten [adres 3], [adres 1] en [adres 4] heeft verlaagd naar respectievelijk 223.000,-, 172.000,- en 120.000,- euro. De rechtbank heeft de bestreden uitspraak vernietigd en zelf in de zaak voorzien. Tevens heeft de rechtbank de proceskostenvergoeding herzien, waarbij een wegingsfactor van 2 voor de bezwaarfase is vastgesteld, en een wegingsfactor van 0,5 voor de beroepsfase. De totale proceskosten zijn vastgesteld op 3.067,- euro, waarvan eiser nog recht heeft op een nabetaling van 1.416,20 euro. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het griffierecht van 45,- euro aan eiser dient te vergoeden.