ECLI:NL:HR:2015:19

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2015
Publicatiedatum
8 januari 2015
Zaaknummer
14/03962
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht bij WOZ-beschikkingen met meerdere bezwaren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaken, specifiek in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen vier WOZ-beschikkingen die door de heffingsambtenaar waren vastgesteld voor verschillende onroerende zaken in de gemeente Hengelo. De bezwaren waren verenigd in één biljet, maar de belanghebbende had vier afzonderlijke bezwaarschriften ingediend. De heffingsambtenaar had de bezwaren gegrond verklaard en de waarden van de onroerende zaken verlaagd, maar de vergoeding van de proceskosten was vastgesteld op € 352,50, wat de belanghebbende betwistte.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigde de uitspraak van de heffingsambtenaar, waarbij het Hof zich baseerde op een eerder arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de afzonderlijke bezwaarschriften niet leidden tot een hogere proceskostenvergoeding, ondanks de verschillende objecten die voor de waardering wezenlijke verschillen vertoonden. De Hoge Raad concludeerde dat de wegingsfactor van 1,5 die door het Hof was toegepast, gerechtvaardigd was gezien de werkbelasting voor de gemachtigde van de belanghebbende.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest biedt belangrijke inzichten in de toepassing van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen met meerdere bezwaren tegen WOZ-beschikkingen.

Uitspraak

9 januari 2015
nr. 14/03962
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 24 juni 2014, nr. 13/01092, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. AWB 13/599) betreffende de ten aanzien van belanghebbende genomen beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) voor het jaar 2012 betreffende de onroerende zaken [a-straat 1], [a-straat 2], [b-straat 1] en [c-straat 1] te [Z]. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Ten aanzien van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet WOZ de waarden van - voor zover te dezen van belang - vier in de gemeente [Z] gelegen onroerende zaken bij beschikkingen vastgesteld. De beschikkingen zijn verenigd in één biljet. De onroerende zaken betreffen verschillende objecten, te weten een woning, een woon/winkelpand, een atelier/werkruimte en een horecapand.
2.1.2.
De gemachtigde van belanghebbende, die aan belanghebbende beroepsmatig rechtsbijstand verleent op basis van ‘no cure no pay’, heeft namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen. Hij heeft vier afzonderlijke bezwaarschriften ingediend.
2.1.3.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende gegrond verklaard. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft hij de vastgestelde waarden van de onroerende zaken verminderd.
2.1.4.
Belanghebbende heeft in bezwaar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft de heffingsambtenaar, in afwijking van het verzoek van belanghebbende, vastgesteld op € 352,50 (1 punt voor het bezwaarschrift x € 235 x 1,5 voor de wegingsfactor).
2.2.
Het Hof heeft de uitspraak van de heffingsambtenaar bevestigd onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2013, nr. 12/02674, ECLI:NL:HR:2013:BZ6822, BNB 2013/122 (hierna: het arrest BNB 2013/122). De omstandigheid dat belanghebbende in vier afzonderlijke geschriften bezwaar heeft gemaakt tegen de onderhavige WOZ-beschikkingen, doet hieraan niet af
,aldus het Hof. Met de omstandigheid dat het te dezen gaat om objecten die voor de waardering wezenlijke verschillen vertonen heeft het Hof rekening gehouden door, gelet op de daarmee samenhangende werkbelasting voor de gemachtigde, de wegingsfactor 1,5 toe te passen.
2.3.
De tegen dit oordeel gerichte klachten kunnen niet tot cassatie leiden aangezien het Hof, anders dan de klachten betogen, is uitgegaan van een juiste uitleg van het arrest BNB 2013/122.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2015.