Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 januari 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 21 april 2015.
2.De feiten
Nadien heeft Van Lanschot zich bereid verklaard de kredietopzegging op te schorten en zich wederom bereid verklaard tot een verhoging van het krediet onder dezelfde voorwaarden als genoemd in het emailbericht van 25 juli 2013, waaronder de opheffing van de pandverboden.
“In het kader van (krediet)overeenkomsten tussen F. van Lanschot Bankiers N.V. (de “Bank”) en ons zullen wij onze huidige en toekomstige vorderingen op u verpanden danwel hebben wij deze vorderingen verpand aan de Bank.
(a) indien van toepassing, dat onze vorderingen op u vatbaar zijn voor verpanding aan de Bank, dit in afwijking van wat in de door u in uw overeenkomst en/of algemene voorwaarden tegenover ons gehanteerde bepaling(en) is bepaald en
(b) voor zover noodzakelijk, dat u instemt met deze verpanding.
“2. De rekeninghouder
(rechtbank: Technipower)verklaart dat de saldi van de g-rekening hierbij in eerste onderpand worden gegeven aan de ontvanger voor hetgeen hij nu of te eniger tijd van hem te vorderen heeft of zal krijgen, ter zake van de verschuldigde belasting (…), een en ander voorzover verband houdende met door hem aan derden ter beschikking gestelde werknemers waarvoor hij ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964 als inhoudingsplichtige en in verband waarmee hij, voorzover toepasselijk, voor de Wet op de omzetbelasting 1968 als ondernemer wordt aangemerkt en/of waarvoor hij als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt aangemerkt onderscheidenlijk met door hem aangenomen werk, waarop de g-rekening betrekking heeft, een en ander met dien verstande dat de rente die de kredietinstelling over die saldi vergoedt op een andere rekening van de rekeninghouder zal worden gecrediteerd.
4. De kredietinstelling
(rechtbank: Van Lanschot)verklaart in verband met het vorenstaande afstand te doen van haar recht op verrekening, van pand of enig ander recht dat afbreuk zou kunnen doen aan het ten behoeve van de ontvanger gevestigde pandrecht.”
“21.1 The rights and obligations of the Supplier in respect of ASML under this agreement cannot be transferred in full or in part to a third party without the written approval of ASML.
21.2 For the purpose of this Section, a company affiliated with that of the Supplier shall also constitute a third party. ASML will not refuse permission for the transfer of rights and obligations to a company affiliated with that of the Supplier on unreasonable grounds, provided that ASML retains sufficient guarantees for the Supplier’s and or Candidate’s compliance with their obligations.”
3.Het geschil
€ 298.235,69 tot € 292.175,26; de (primaire) vordering op ECT van € 77.032,73 blijft gehandhaafd.
4.De beoordeling
Vanaf het moment dat Van Lanschot niet langer te goeder trouw was in de zin van art. 54 Fw was Van Lanschot niet meer bevoegd om de binnenkomende betalingen van ASML en ECT te verrekenen met haar vordering op Technipower.
(rechtbank: Technipower)in respect of ASML under this agreement cannot be transferred in full or in part to a third party without approval of ASML”. Uit deze algemene bepaling valt nog niet af te leiden dat de contracterende partijen hiermee ten aanzien van
vorderingsrechtenhebben beoogd de overdraagbaarheid op grond van art. 3:83 lid 2 BW uit te sluiten. De uitleg die de curator aan dit beding geeft, namelijk ASML ziet haar verplichtingen aan Technipower als waarborg voor de nakoming van verplichtingen van Technipower onder de overeenkomst en wenst niet dat Technipower deze vorderingsrechten aan derden overdraagt, volgt de rechtbank niet.
for the Supplier’s or Candidate’s compliance with their obligations” niet specifiek ziet op overdracht van vorderingsrechten maar juist betrekking heeft op nakoming van allerlei soorten verplichtingen die Technipower jegens ASML op zich heeft genomen.
De curator heeft niet aan zijn stelplicht voldaan en daarmee kan de rechtbank tot geen andere conclusie komen dan dat de curator tot het instellen van die vordering niet bevoegd kan worden geacht en de vordering van de curator daarom moet worden afgewezen.
In de kern betoogt de curator dat Van Lanschot op grond van art. 4 van de G-rekeningovereenkomst afstand heeft gedaan van haar recht op verrekening, haar pandrecht
enenig ander recht dat afbreuk zou kunnen doen aan het ten behoeve van de Ontvanger gevestigde pandrecht. Dit betoog berust op een onjuiste lezing van het betreffende artikel.
ofenig ander recht dat afbreuk zou kunnen doen aan het ten behoeve van de ontvanger gevestigde pandrecht.