ECLI:NL:RBOBR:2015:2947
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Y.S. Klerk
- F.M. Tadic
- E.L. Benetreu
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering op basis van loondoorbetalingsverplichting en arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de weigering van een WW-uitkering. Eiser had op 13 januari 2014 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij NVO Lijmwerken B.V. en verzocht om een WW-uitkering met ingang van 18 maart 2014. Verweerder weigerde deze uitkering, stellende dat eiser recht had op loondoorbetaling door de werkgever tot 5 mei 2014, op basis van een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht. Eiser betwistte deze loondoorbetalingsverplichting, omdat in de arbeidsovereenkomst was vastgelegd dat loon alleen verschuldigd was voor daadwerkelijk gewerkte uren en dat artikel 7:628 BW contractueel was uitgesloten gedurende de eerste zes maanden.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst zonder werkgarantie, waarbij de werkgever weliswaar een loondoorbetalingsverplichting had, maar deze was niet van toepassing in de situatie van eiser. De rechtbank concludeerde dat eiser op 18 maart 2014 geen recht had op loondoorbetaling en dat de weigering van de WW-uitkering door verweerder niet gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, waarbij de rechtbank benadrukte dat er nader onderzoek nodig was naar de arbeidsuren en beschikbaarheid van eiser. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen en werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.