Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres woont aan de [adres 1] en is hobbymatig houdster van honden van het ras "vlinderhondje". Eiser woont aan de [adres 2]. De achterzijde van het perceel van eiser grenst aan de zijkant van het perceel van eiseres, dat een oppervlakte heeft van ruim 1.000 vierkante meter.
Bij brief van 22 augustus 2012 heeft eiser verweerder bericht dat hij overlast ondervindt van de blaffende honden op het perceel van eiseres en hem verzocht handhavend op te treden.
Op 30 augustus 2012 heeft een ambtenaar van de politie, tezamen met het hoofd van de afdeling handhaving van verweerders gemeente (opnieuw) een controle uitgevoerd, ter vaststelling of er blaffende honden werden gehoord in de woning op het perceel van eiseres. Op dat moment waren er negentien honden in de woning aanwezig, gehuisvest in benches in de hal, de woonkamer, de keuken, de bijkeuken en de aanbouw.
In voormelde uitspraak van 9 augustus 2013 heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“
9. De rechtbank leidt uit de weergave van de controle in het, in het bestreden besluit gehandhaafde, primaire besluit en uit de brief van verweerder aan [eiseres] (…) af dat verweerder van mening is dat er sprake is van overlast. Verweerder heeft die lezing ter zitting bevestigd.
Niettemin meent verweerder niet handhavend te kunnen optreden, zolang [eiseres] gehoor geeft aan het verzoek om maatregelen te treffen waarmee de overlast wordt verminderd.
In aanvulling op dit standpunt heeft verweerder ter zitting verklaard dat het moeilijk is om op basis van artikel 2:60 van de APV op te treden, omdat dit artikel geen concrete norm bevat. Volgens verweerder is het wel mogelijk om op te treden, indien aan de hand van buurtonderzoek kan worden geobjectiveerd dat er sprake is van ondervonden overlast.
Onder de gedingstukken bevindt zich een lijst met handtekeningen van bijna twintig buurtbewoners die, in het kader van een handtekeningenactie van eiser, hebben verklaard dagelijks overlast te hebben van de honden van [eiseres]. Naar aanleiding van deze handtekeningenlijst hebben BOA’s een buurtonderzoek gehouden, waarvan de resultaten als bijlage (…) aan de rechtbank zijn toegezonden.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat, buiten eiser, bewoners van de woningen (…) hebben aangegeven, in belangrijke mate in de vroege ochtend en op de late avond, overlast te ondervinden van het geblaf van de honden van [eiseres]. Een van de bewoners heeft aangegeven dat de ramen van de slaapkamer aan de achterzijde tijdens het slapen dicht moeten blijven en dat de honden al beginnen te blaffen als de achterdeur wordt geopend.
In het “mutatie rapport” van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost van 30 augustus 2012 (…) wordt melding gemaakt van het onderzoek door de BOA’s en wordt aangegeven dat zij, tijdens de rondgang, de overlast van de honden hebben waargenomen.
Naar aanleiding van dit bezoek heeft verweerder [eiseres] op 12 november 2012 schriftelijk aangeraden om, in verband met de geconstateerde overlast, het aantal honden terug te brengen tot een aantal van maximaal vijf honden en één nest pups. Ook is haar daarbij gevraagd om aan te geven welke passende maatregelen zij gaat treffen om de overlast te verminderen.
10. De rechtbank concludeert, op basis hiervan, dat de overlast al in voldoende mate is geobjectiveerd in de door verweerder ter zitting bedoelde zin. Bij de conclusie, in de brief van 12 november 2012, dat er sprake is van overlast en dat maatregelen noodzakelijk worden geacht om die overlast te verminderen – bij gebreke waarvan verweerder handhavend zal optreden – valt niet te begrijpen waarom verweerder meent niet handhavend te kunnen optreden. Ondanks dat artikel 2:60 van de APV geen concrete norm bevat, op grond waarvan kan worden bepaald hoeveel honden [eiseres] mag houden, heeft verweerder niet kunnen volstaan met een advies aan [eiseres] om het aantal honden terug te brengen en haar te vragen om passende maatregelen te treffen.
Verweerder heeft nagelaten om in het bestreden besluit te vermelden welke concrete maatregelen [eiseres] binnen welke termijn moet nemen. Bovendien is verweerder er bij zijn standpuntbepaling vanuit gegaan dat de honden niet in de tuin komen, maar enkele malen per dag in openbaar gebied worden uitgelaten. Ter zitting is echter gebleken dat de honden enkele malen per dag worden uitgelaten in de bij de woning van [eiseres] behorende achtertuin.”
Op 26 oktober 2013 heeft verweerder een indicatieve geluidsmeting laten verrichten. Er zijn op het moment van de meting zoveel mogelijk – zestien – honden buiten in de tuin van eiseres gelaten. Verweerder heeft de meting als ondersteuning gebruikt om vast te stellen op welke wijze volgens hem gehandhaafd moet worden.
De bij het bestreden besluit aan eiseres opgelegde last onder dwangsom luidt als volgt:
“
- de honden mogen van maandag tot en met vrijdag niet in de periode tussen 19:30 uur en 7:30 uur in het achtererfgebied van uw perceel worden (uit)gelaten. Indien toch geconstateerd wordt dat in deze periode honden op het achtererf gebied rondlopen, verbeurt u een dwangsom van
€ 250,- per constatering met een maximum van € 5.000,-;
- de honden mogen van zaterdag tot en met zondag niet in de periode tussen 20:00 uur en 9:30 uur in het achtererfgebied van uw perceel worden (uit)gelaten. Indien toch geconstateerd wordt dat in deze periode honden op het achtererf gebied rondlopen, verbeurt u een dwangsom van
€ 250,- per constatering met een maximum van € 5.000,-.
Het bovengenoemde is niet van toepassing voor zover u niet meer dan vijf honden houdt. Het college meent dat de kans op overlast, door het houden van maximaal vijf honden op een gangbare wijze, minimaal is.
De totale maximale dwangsom wordt vastgesteld op € 10.000,-. (…)“
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat door het opleggen van een last onder dwangsom voor het houden van honden op het achtererfgebied in de avond, nacht en (vroege) ochtend de overtreding door eiseres van artikel 2:60 van de APV ongedaan wordt gemaakt. Volgens verweerder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die ertoe nopen de last onder dwangsom niet op te leggen.
3. Eiseres heeft – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Verweerder is wat betreft de geluidsmeting die hij heeft laten verrichten onzorgvuldig, onvolledig en onbetrouwbaar in zijn proces geweest, komt gemaakte afspraken en toezeggingen niet na en handelt in strijd met het beginsel van fair play. Aan het vaststellen van de in de last onder dwangsom genoemde tijdstippen is geen deugdelijk onderzoek voorafgegaan, waardoor het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Het bestreden besluit is disproportioneel omdat de daarin genoemde tijden een enorme beperking zijn op het gebruik van de tuin. Eiseres heeft door middel van het overleggen van een notitie van 28 februari 2014 van KGI Groep (Kenniscentrum Geluidsisolatie) een reactie gegeven op de op 26 oktober 2013 door verweerder verrichte indicatieve geluidsmeting. Daarnaast heeft eiseres een rapport van 10 september 2013 overgelegd, aangaande een op 7 augustus 2013 door KGI Groep verricht onderzoek, gericht op het in- en uitpandig tot een acceptabel hinderniveau verder reduceren van het uitstralend geluid van de honden van eiseres.
4. Eiser heeft – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. De last onder dwangsom is te beperkt omdat ook overdag geluidsoverlast van de honden van eiseres wordt ondervonden. Er bestaat twijfel over de zorgvuldigheid van de namens verweerder verrichte indicatieve geluidsmeting. Eiser heeft een reactie gegeven op deze geluidsmeting door middel van het overleggen van een e-mailbericht van 13 maart 2014 van T. Kessen van een akoestisch expertisebureau.
5. De rechtbank stelt vast dat in voormelde uitspraak van 9 augustus 2013 al is geoordeeld – kort gezegd – dat de honden van eiseres geluidsoverlast veroorzaken en verweerder gelet daarop bevoegd is handhavend op te treden. Daarom laat de rechtbank de beroepsgronden die zien op de vraag of de honden van eiseres geluidsoverlast veroorzaken en de stukken die eisers in dit verband hebben overgelegd, verder buiten beschouwing.
6. De rechtbank ziet in wat eiser heeft gesteld geen grond voor het oordeel dat verweerder de tijden waarop de honden niet op het achtererfgebied van het perceel van eiseres mogen worden (uit)gelaten, ruimer had moeten vaststellen. Uit de uitspraak van 9 augustus 2013 volgt dat de conclusie van verweerder dat sprake is van geluidsoverlast van de honden op zorgvuldig onderzoek is gebaseerd. Uit vorenbedoeld onderzoek is gebleken dat, buiten eiser, omwonenden van het perceel van eiseres hebben aangegeven in belangrijke mate in de vroege ochtend en op de late avond overlast te ondervinden van het geblaf van de honden. Verweerder heeft bij het vaststellen van de in het bestreden besluit vermelde tijden dan ook mogen aansluiten bij de door de omwonenden genoemde tijden. Het door eiser overgelegde e-mailbericht van 13 maart 2014 leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat verweerder de op 26 oktober 2013 verrichte indicatieve geluidsmeting enkel als ondersteuning, naast het buurtonderzoek, heeft gebruikt om vast te stellen op welke wijze gehandhaafd moet worden en heeft erkend dat de meting geen volwaardig geluidsonderzoek betreft. De beroepsgrond faalt.
7. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, faalt de beroepsgrond van eiseres dat aan het vaststellen van de in de last onder dwangsom vermelde tijden geen deugdelijk onderzoek vooraf is gegaan. De door eiseres overgelegde notitie van 28 februari 2014 leidt gelet op wat hiervoor is overwogen niet tot een ander oordeel.
8. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen grond voor de conclusie dat verweerder met het opleggen van de genoemde last onvoldoende recht heeft gedaan aan alle betrokken belangen. Hierbij is in aanmerking genomen dat het eiseres vrijstaat om haar honden op de in het bestreden besluit genoemde tijden buiten het achtererfgebied van haar perceel uit te laten. De beroepsgrond van eiseres dat het bestreden besluit disproportioneel is omdat de daarin genoemde tijden een enorme beperking zijn op het gebruik van de tuin, faalt dan ook.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.