In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een vordering van de curator, mr. Pieter Rudolf Dekker, in het faillissement van een gefailleerde. De curator vordert betaling van een borgsom van € 100.000 door de gedaagde, die zich borg heeft gesteld voor een krediet verstrekt door Deutsche Bank aan een failliete vennootschap. De curator stelt dat hij door subrogatie in de rechten van Deutsche Bank is getreden en dat de gedaagde aansprakelijk is voor de borgtocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet intern draagplichtig is jegens de schuldenaar, waardoor de vordering van de curator tot volledige voldoening uit de borgtocht wordt afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de curator het onvoldaan gebleven deel van zijn vordering op de gedaagde kan omslaan, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten. In reconventie heeft de gedaagde een vordering op de failliete vennootschap, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze vordering niet kan worden toegewezen in de huidige procedure, omdat Kavelruil geen partij is. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling.