ECLI:NL:RBOBR:2015:235

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
SHE 14/3242
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.H. Rijken-Lie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een kort aanlijngebod en muilkorfgebod voor een wolfshond na incidenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een wolfshond genaamd Toran, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van een besluit van verweerder, waarbij eiser werd verplicht om zijn hond kort aan te lijnen en een muilkorf te dragen op openbare plaatsen. Dit besluit was gebaseerd op zeven incidenten die zich hadden voorgedaan tussen 2011 en 2013, waarbij het gedrag van Toran als aanleiding werd gezien voor de opgelegde maatregelen. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende grond had om te oordelen dat het gedrag van de hond aanleiding gaf voor de muilkorf- en kort aanlijngeboden. Eiser betwistte de noodzaak van deze maatregelen en voerde aan dat zijn hond geen gevaar vormde. De rechtbank oordeelt echter dat de incidenten, waaronder een bijtincident waarbij een andere hond is overleden, voldoende aanleiding gaven voor de maatregelen. Eiser's argumenten over de gegrondheid van zijn klacht tegen de buurtbrigadier en de vermeende selectieve toepassing van het beleid door verweerder werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt het besluit van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/3242

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigde: mr. J.N.H. Kepers).

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser geboden om zijn wolfshond Toran onmiddellijk kort aan te lijnen met een in het primaire besluit gespecificeerde lijn en te muilkorven met een in het primaire besluit gespecificeerde muilkorf als hij zijn hond laat verblijven of lopen op een openbare plaats of op een terrein van een ander.
Bij besluit van 10 september 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2015. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1.
Eiser is woonachtig aan [adres]. Hij is eigenaar van een hond, een reu genaamd Toran. Toran is een wolfshond. Verweerder heeft bij het primair besluit bepaald (en heeft dat bij het bestreden besluit gehandhaafd) dat Toran voortaan kort aangelijnd dient te zijn, een muilkorf moet dragen en voorzien moet zijn van een bepaald identificatiekenmerk. Deze procedure draait enkel om het kort aanlijngebod en de muilkorfverplichting; over het identificatiekenmerk bestaat tussen partijen geen geschil.
1.2.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit zeven incidenten ten grondslag gelegd, die zich volgens verweerder hebben voorgedaan in de periode vanaf 15 december 2011 tot en met 21 december 2013. De lezingen van eiser en verweerder over deze incidenten lopen uiteen.
1.3.
Eiser heeft bij de politie Oost-Brabant een klacht ingediend over het handelen van de buurtbrigadier die een proces-verbaal van bevindingen (gedateerd 3 januari 2014) heeft opgesteld waarin de zeven incidenten zijn vermeld. Die klacht is door de klachtencommissie van de politie gegrond verklaard, omdat zij van oordeel is dat de buurtbrigadier, kort gezegd, eiser onvoldoende gelegenheid heeft geboden om zijn kant van het verhaal te vertellen.
1.4.
Eiser stelt zich op het standpunt dat Toran geen muilkorf of korte lijn nodig heeft. Hij laat Toran sinds de muilkorfverplichting buiten de gemeentegrenzen uit zonder muilkorf en dat is steeds zonder incidenten verlopen. Eiser is van mening dat wolven (en wolfshonden, zo begrijpt de rechtbank) geen gevaarlijke dieren zijn. Mensen denken dat alleen maar, omdat ze dat immers al van kleins af aan via sprookjes wordt wijsgemaakt, aldus eiser. Toran is niet agressief en juist heel sociaal naar kinderen en volwassenen en eiser heeft Toran ook gewoon onder controle. Toran reageert alleen dominant op reuen die zich ook dominant opstellen. Hij vindt dat verweerder onvoldoende rekening houdt met het feit dat zijn klacht over de wijkbrigadier gegrond is verklaard. Ook vindt eiser dat het beleid selectief wordt toegepast, als gevolg van het feit dat er een grote groep senstatiezoekende buurtbewoners een hetze tegen hem voert. Eiser is van mening dat één van de personen die aangifte tegen hem heeft gedaan, die hetze heeft veroorzaakt.
2. Het artikel in de Algemene Plaatselijke Verordening van verweerders gemeente, waarop het besluit om Toran te muilkorven en een kort aanlijngebod op te leggen, is gebaseerd, luidt als volgt:
Artikel 2.4.1.9. Gevaarlijke honden
1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a.
(…)
b.
anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
3. Verweerder mag dus een besluit tot muilkorven en kort aanlijnen nemen wanneer hij van mening is dat het gedrag van de hond daartoe aanleiding geeft. Het is niet zo, dat vast moet komen te staan dat sprake is van incidenten waarbij ook daadwerkelijk gebeten is (zie daarvoor ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:979, www.rechtspraak.nl). Verweerder heeft hierbij beoordelingsvrijheid en de rechter mag die beoordeling slechts terughoudend toetsten. Dat betekent dat de rechter (enkel) toetst of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van het muilkorf- en kort aanlijngebod (zie daarvoor diezelfde uitspraak van de Afdeling, rechtsoverweging 3.3).
4. Eén van de zeven aan de besluitvorming ten grondslag gelegde incidenten heeft zich voorgedaan op 3 september 2012. Daarbij is, volgens een proces-verbaal van aangifte van
5 september 2012, een vrouw door Toran in haar arm gebeten toen zij haar keeshond oppakte omdat zij hem tegen Toran wilde beschermen. Zij heeft zich in het ziekenhuis voor de wond, die diep was, moeten laten behandelen. Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat het niet uitgesloten is dat niet Toran, maar haar eigen hond de vrouw gebeten heeft en dat het niet Toran, maar de keeshond was, die eerst tot de aanval overging.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de vrouw door haar eigen hond is gebeten, en ook niet dat de keeshond als eerste Toran heeft aangevallen. Dit standpunt van eiser heeft hij immers pas voor het eerst ter zitting naar voren gebracht, terwijl in zijn zienswijze van 14 januari 2014 over het voorval is vermeld:
“Ik fiets metmijn hond kort aangelijnd, de andere hond liep los en veroorzaakte zodanige overlast dat ik ten val kwam met mijn fiets!!De eigenares van deze hond ondernam geen actie om haar hond bij zich te houden!! zodat er helaas een confrontatie plaatsvond die te wijten was aan het nalatig gedrag van deze eigenaresse met alle gevolgen van dien.”Daarmee ter zitting geconfronteerd, stelde eiser dat niet hij maar zijn partner de zienswijze destijds heeft opgesteld en dat hij die niet meer heeft nagelezen. In het verslag van de hoorzitting op 12 juni 2014 is echter vermeld:
“Bezwaarmaker geeft een uiteenzetting van enkele incidenten. De hond van de vrouw op de Franse Baan liep los en toen viel zijn hond haar hond aan. De vrouw had haar hond op de arm. Toen heeft zijn hond in de arm van de vrouw gebeten.”Gelet op deze wisselende verklaringen is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit incident mede aanleiding mocht zien voor de conclusie dat het gedrag van Toran aanleiding geeft tot een muilkorf- en kort aanlijngebod.
4.2.
Een ander incident dat aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd, heeft zich voorgedaan op 7 december 2013. Volgens een proces-verbaal van aangifte van
16 december 2013 heeft Toran toen een andere hond, genaamd Boris, gebeten en door elkaar geschud. Boris is later op de dag aan zijn verwondingen overleden. Eiser heeft aangeboden de kosten van het incident te vergoeden. Hij is van mening dat hem geen blaam treft. Hij was ten tijde van het incident aan het bellen met de politie omdat hij had gezien dat er een vermoedelijk door twee jongens gestolen bromfiets op het pad stond. Hij deed zijn burgerplicht door de jongens ter plaatse te houden en de politie te bellen. De persoon die met Boris liep, had dat kunnen zien en had ruim om hem en Toran heen moeten lopen. Eiser heeft geen ogen in zijn achterhoofd en dus was het aan de eigenaar van Boris om de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat ook dit incident verweerder aanleiding heeft mogen geven om het gedrag van Toran aan te merken als redengevend voor het opleggen van een muilkorf- en kort aanlijngebod. Dat eiser druk is met bellen omdat hij een vermeende diefstal wil rapporteren, ontslaat hem niet van zijn verplichting tot het in het oog en onder controle houden van zijn hond. Het is, anders dan eiser meent, niet (enkel) aan de eigenaren van andere honden om ervoor te zorgen dat zich geen gevaarlijke situaties voordoen. Op het moment dat eiser zijn hond uitlaat, dient hij zich bewust te zijn van het feit dat wanneer hij zich laat afleiden, zeker wanneer dit gedurende langere tijd is (eiser heeft ter zitting verklaard gedurende 45 minuten met de politie te hebben getelefoneerd), dit gevaar kan opleveren voor anderen die hem en zijn hond passeren. Overigens is in het proces-verbaal van aangifte van dit incident vermeld dat degene die met Boris liep, bewust niet dicht langs eiser en Toran is gelopen en afstand heeft gehouden. Los daarvan rust op eiser hoe dan ook de plicht om zich niet af te laten leiden en alles steeds goed in de gaten te blijven houden.
4.4.
De rechtbank is reeds op grond van het voorgaande van oordeel dat voor verweerder voldoende grond bestond om in redelijkheid te kunnen oordelen dat het gedrag van Toran aanleiding gaf voor het opleggen van een muilkorf- en kort aanlijngebod. De overige vijf door verweerder gestelde incidenten en wat daaromtrent over en weer is aangevoerd, laat de rechtbank daarom buiten bespreking.
5. Dat eisers klacht die hij over de buurtbrigadier heeft ingediend door de politie gegrond is verklaard, leidt niet tot een ander oordeel. Nog los van het gegeven dat ook de klachtencommissie uitdrukkelijk heeft overwogen dat eiser te allen tijde verantwoordelijk is voor zijn hond en dat het eiser aan te rekenen is dat hij zijn hond niet onder appel heeft, stelt verweerder terecht dat de klacht over het handelen van de politie een geheel ander beoordelingskader betreft. In deze procedure gaat het over het handelen van verweerder, en verweerder heeft eiser voldoende en adequate gelegenheid geboden om zijn standpunten naar voren te brengen.
6. De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat verweerder het beleid selectief toepast op eiser. Eiser heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen die dat standpunt nader onderbouwen; de enkele stelling dat verweerder meegaat in een hetze die tegen hem wordt gevoerd en hem daarom uitzondert, is daartoe onvoldoende.
7. Het bestreden besluit kan, gezien het voorgaande, in stand blijven. Eisers beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zijn hond al sinds het primair besluit uitlaat buiten de gemeentegrenzen, zodat hij niet is gebonden aan het muilkorf- en kort aanlijngebod. Hij is van mening dat Toran geen muilkorf nodig heeft en is bevreesd dat een muilkorf alleen maar leidt tot stigmatisering van Toran, en dat mensen er juist banger door van Toran worden. Dat kan de rechtbank niet volgen. Een hond met een muilkorf levert minder gevaar op dan een hond zonder muilkorf. Het baart de rechtbank zorgen dat eiser er (ook) op deze manier blijk van geeft geen inzicht te hebben in de noodzaak van de muilkorf en desgevraagd stelt niet bevreesd te zijn dat hij – hoewel hij inderdaad buiten de gemeentegrenzen niet is gebonden aan verweerders besluit – zichzelf, Toran en anderen blootstelt aan het risico dat zich nieuwe incidenten met opnieuw tragische gevolgen zullen voordoen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.H. Rijken-Lie, rechter, in aanwezigheid van
P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.