ECLI:NL:RBOBR:2015:1897

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
14_2937
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesheffing voor het vervangen van het dak van een rundveestal

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot over de legesheffing voor het vervangen van het dak van een rundveestal. De eiser had op 8 augustus 2013 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vervangen van de kap van de rundveestal en het uitbreiden van de stal. De gemeente heeft leges geheven ten bedrage van € 20.084,57, waarvan € 14.074,96 voor de uitbreiding van de stal en € 6.009,61 voor het vervangen van het dak. De eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze legesheffing, waarbij hij aanvoerde dat de leges voor het vervangen van het dak onterecht waren, omdat een dak volgens de NEN 2580 norm niet zelfstandig meetelt voor de gebruiksoppervlakte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar in de bestreden uitspraak ten onrechte heeft gesteld dat het dak onderdeel is van de gebruiksoppervlakte. De rechtbank oordeelt dat er in de tarieventabel geen grondslag valt aan te wijzen voor de legesheffing met betrekking tot het vervangen van het dak. De rechtbank heeft de aanslag leges verminderd tot € 14.074,96 en de bestreden uitspraak vernietigd. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eiser, die in totaal op € 1.224 zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/2937

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.C.H. van de Sande- van de Ven),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot, verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 14 februari 2014 heeft verweerder leges geheven ten bedrage van
€ 20.084,57.
Bij uitspraak op bezwaar van 21 juli 2014 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

Feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser heeft op 8 augustus 2013 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vervangen van de kap van de rundveestal en het uitbreiden van de stal van 4 naar 5 rijen aan de [adres]. Verweerder heeft de omgevingsvergunning (nr. OIR-2013-0300) op 19 december 2013 verleend.
Geschil en beoordeling
Voor het in behandeling nemen van de aanvraag heeft verweerder leges in rekening gebracht. Verweerder heeft leges ten bedrage van € 14.074,96 in rekening gebracht voor de uitbreiding van de rundveestal met een gebruiksoppervlakte van 557,6 m². Verweerder heeft hier de gebruiksfunctie ”industriefunctie agrarisch (stallen)”, onderdeel 2.3.1.1.3.4 van de Tarieventabel behorende bij de legesverordening 2013 aan toegekend. Daarnaast heeft verweerder leges ten bedrage van € 6.009,61 in rekening gebracht voor het vervangen van het dak van het bestaande deel van de rundveestal, waarbij verweerder is uitgegaan van een gebruiksoppervlakte van 1.021,4 m² en van de gebruiksfunctie ”industriefunctie agrarisch (niet zijnde stallen)”, onderdeel 2.3.1.1.4.4 van de Tarieventabel behorende bij de legesverordening 2013.
Ter zitting heeft eiser desgevraagd aangegeven dat hij het geschil wenst te beperken tot de legesheffing, voor zover die verband houdt met het vervangen van het dak van het bestaande deel van de rundveestal. Eiser voert aan dat verweerder in feite leges in rekening heeft gebracht als ware er een compleet nieuwe stal gerealiseerd. Uit de toepasselijk norm NEN 2580 volgt volgens eiser dat een dak niet zelfstandig meetelt voor het bepalen van de gebruiksoppervlakte. Eiser is van mening dat een overkapping/dak dient te worden gebracht onder onderdeel 2.3.1.1.5.12 van de tarieventabel (bouwwerk geen gebouw zijnde), op grond waarvan de leges € 46,35 zouden bedragen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 5 van de ‘Verordening op de heffing en de invordering van leges 2013’ (verordening) worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel. Titel 2 van de tarieventabel omvat de dienstverlening vallend onder de omgevingsvergunning.
Op grond van onderdeel 2.3.1.1 van de tarieventabel wordt het tarief, indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit, bepaald op basis van de gebruiksfunctie en de gebruiksoppervlakte daarvan.
Op grond van onderdeel 2.1.1.2 van de tarieventabel wordt onder ‘gebruiksoppervlakte’ verstaan: gebruiksoppervlakte in vierkante meter (m²) zoals omschreven in NEN 2580.
Uit paragraaf 4.5 van de normtekst van de NEN 2580 volgt dat onder de gebruikersoppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten moet worden verstaan: de oppervlakte gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in de bestreden uitspraak op het standpunt heeft gesteld dat het dak onderdeel is van het gebouw en niet los kan worden gezien van het bouwwerk en de omhullende wanden. De rechtbank is van oordeel dat uit dit - op zich
juiste - standpunt van verweerder niet volgt, en ook anderszins uit de tarieventabel niet kan worden afgeleid, dat de omvang van de dakconstructie in voorkomende gevallen de gebruikersoppervlakte bepaalt. Gegeven het standpunt van verweerder dat het dak onderdeel is van het gebouw, acht de rechtbank voorts evenmin begrijpelijk waarom in de bestreden uitspraak aan het dak een andere gebruiksfunctie (industriefunctie agrarisch (niet zijnde stallen) wordt toegekend dan aan de onderliggende stal.
Gelet op het voorgaande is de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd, en kan die niet in stand blijven.
Eiser kan evenmin worden gevolgd in zijn standpunt dat het betreffende dak valt onder onderdeel 2.3.1.1.5.12 van de tarieventabel (bouwwerk geen gebouw zijnde). Het dak is immers onderdeel van een gebouw (de stal) en deelt daarmee naar het oordeel van de rechtbank in die gebruiksfunctie. De rechtbank wijst er in dit verband op dat onderdeel 2.1.1.1 van de tarieventabel de ”gebruiksfunctie” omschrijft als: de gedeelten van een of meer bouwwerken op een perceel of standplaats, die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die samen een gebruikseenheid vormen, zoals omschreven in het Bouwbesluit 2012.
Nu in de tarieventabel geen grondslag valt aan te wijzen voor de legesheffing, voor zover
die verband houdt met het vervangen van het dak van het bestaande deel van de rundveestal, zal de rechtbank het geschil finaal beslechten door de aanslag leges met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht te verminderen tot € 14.074,96.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser in bezwaar en beroep gemaakte kosten. De rechtbank hanteert daarbij het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2015, en de daarbij behorende bijlage.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar vast op € 244 (bezwaarschrift 1 punt met wegingsfactor 1 en een waarde per punt van € 244. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank vast op
€ 980 (beroepschrift 1 punt, zitting 1 punt) met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag leges tot € 14.074,96;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten, tot een bedrag van € 1224, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers, rechter, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.