In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 april 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Brabantwonen en [gedaagde sub 2], vertegenwoordigd door een bewindvoerder. De zaak betreft overlast veroorzaakt door herdershonden die door [gedaagde sub 2] werden gehouden in de huurwoning. Brabantwonen vorderde primair de verwijdering van de honden en subsidiair de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De rechtbank oordeelde dat de overlast, waaronder stankoverlast en het niet opruimen van hondenpoep, ernstige hinder veroorzaakte voor omwonenden. Ondanks herhaalde verzoeken en sommaties van Brabantwonen om de overlast te beëindigen, voldeed [gedaagde sub 2] niet aan de gestelde eisen. De rechtbank concludeerde dat er geen zicht was op verbetering en dat de belangen van de omwonenden zwaarder wogen dan het belang van [gedaagde sub 2] bij het behouden van zijn honden. De rechtbank heeft de primaire vordering toegewezen en [gedaagde sub 2] veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis alle honden uit de woning te verwijderen. Tevens werd Brabantwonen gemachtigd om, indien nodig, de honden op kosten van [gedaagde sub 2] te verwijderen. De kosten van de procedure werden eveneens aan [gedaagde sub 2] opgelegd.