In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van proceskosten in verband met de kinderopvangtoeslag. Eiser, vertegenwoordigd door W.A.M.J. Ruwe, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 definitief was vastgesteld en een bedrag van € 4.254,00 werd teruggevorderd. Eiser verzocht om vergoeding van de proceskosten die hij in bezwaar had gemaakt, maar de Belastingdienst weigerde dit, stellende dat er geen sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van Ruwe, die werkzaam was bij gastouderbureau Roodkapje, als beroepsmatig verleende rechtsbijstand konden worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat Ruwe voldoende ervaring had in het indienen van bezwaarschriften en dat haar werkzaamheden onder toezicht stonden van een ervaren fiscalist. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiser kosten had gemaakt voor juridische bijstand, en dat er geen overeenkomst was die de kosten voor juridische procedures ten laste van eiser zou brengen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de proceskostenvergoeding in bezwaar betrof, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd bepaald dat de Belastingdienst het door eiser betaalde griffierecht van € 45,00 diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.