ECLI:NL:RBOBR:2015:1622

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
14_751
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in bezwaar en beroep bij kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van proceskosten in verband met de kinderopvangtoeslag. Eiser, vertegenwoordigd door W.A.M.J. Ruwe, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 definitief was vastgesteld en een bedrag van € 4.254,00 werd teruggevorderd. Eiser verzocht om vergoeding van de proceskosten die hij in bezwaar had gemaakt, maar de Belastingdienst weigerde dit, stellende dat er geen sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van Ruwe, die werkzaam was bij gastouderbureau Roodkapje, als beroepsmatig verleende rechtsbijstand konden worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat Ruwe voldoende ervaring had in het indienen van bezwaarschriften en dat haar werkzaamheden onder toezicht stonden van een ervaren fiscalist. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiser kosten had gemaakt voor juridische bijstand, en dat er geen overeenkomst was die de kosten voor juridische procedures ten laste van eiser zou brengen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de proceskostenvergoeding in bezwaar betrof, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd bepaald dat de Belastingdienst het door eiser betaalde griffierecht van € 45,00 diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/751

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: D.S.C. Jansen),
en

Belastingdienst/ Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: E. Olyrhook).

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2012 heeft verweerder de toeslag kinderopvang 2009 definitief vastgesteld op € 20.547,00 en een bedrag van € 4.254,00 van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 21 januari 2014, aangevuld bij besluiten van 19 februari 2014 en
20 februari 2014 (gezamenlijk te noemen: het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het verzoek van eiser om vergoeding van de gemaakte proceskosten in bezwaar afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2015. Eiser is verschenen bij mevrouw W.A.M.J. Ruwe, waarnemend voor zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser heeft voor het toeslagjaar 2009 kinderopvang geregeld via gastouderbureau Roodkapje (Roodkapje). Hij heeft met betrekking tot de kinderopvangtoeslag 2009 een bezwaarprocedure gevoerd bij verweerder. Zijn gemachtigde in die procedure was W.A.M.J. Ruwe (Ruwe), werkzaam bij Roodkapje. In een algemene brief van 16 januari 2014 heeft Ruwe verweerder verzocht om vergoeding van de proceskosten voor alle lopende bezwaarprocedures die door Roodkapje voor haar cliënten worden gevoerd. Bij besluit van 19 februari 2014 heeft verweerder het verzoek van Ruwe in algemene zin afgewezen, omdat volgens verweerder geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2. Eiser stelt, samengevat, dat verweerder ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend in het bestreden besluit. Ruwe is werkzaam bij Roodkapje en haar dagelijkse werkzaamheden bestaan onder andere uit het opstellen en indienen van bezwaarschriften namens cliënten van Roodkapje. Deze taken vormen aldus een vast onderdeel van een duurzame, op het vergaren van een inkomen gerichte taakuitoefening van Ruwe, aldus eiser. Voor wat betreft de kosten voor rechtsbijstand stond ten tijde van belang op de website dat Roodkapje gratis bezwaarschriften opstelt en gerechtelijke procedures voert voor cliënten, maar zij krijgen hiervoor wel een kostenfactuur toegezonden die even groot zal zijn als de door verweerder of de rechtbank toegekende proceskostenvergoeding, aldus eiser.
3. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat het geschil zich beperkt tot het verzoek van eiser om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase.
5. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de werkzaamheden van Ruwe aangemerkt worden als beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Uit de gedingstukken, waaronder een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 juli 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:9297), blijkt genoegzaam dat de dagelijkse werkzaamheden van Ruwe sinds de oprichting van gastouderbureau Roodkapje in 2007 bestaan uit het aanvragen van kinderopvangtoeslagen en het opstellen en indienen van bezwaarschriften voor cliënten van gastouderbureau Roodkapje. Deze werkzaamheden verlopen onder toezicht en verantwoording van de directeur van gastouderbureau Roodkapje, drs. H.J. van de Vijfeijke, fiscaal econoom en belastingadviseur. Ruwe is begonnen onder begeleiding van Van de Vijfeijke en de gemachtigde van eiser (D.S.C. Jansen). De rechtbank ziet op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, anders dan verweerder, geen aanleiding om aan deze constructie te twijfelen. Ruwe heeft inmiddels jarenlange ervaring in het afhandelen van bezwaarzaken. In dit verband is door eiser een overzicht overgelegd van de grote hoeveelheid door Ruwe bij verweerder ingediende bezwaarschriften.
6. De rechtbank is van oordeel dat met hetgeen door eiser naar voren is gebracht voldoende aannemelijk is dat de werkzaamheden van Ruwe als een vorm van praktijkgerichte juridische scholing kunnen worden beschouwd. Daartoe acht de rechtbank naast hetgeen onder rechtsoverweging 5 reeds is overwogen het volgende van belang. In het begin van haar werkzaamheden is Ruwe gedurende langere tijd begeleid door een fiscalist en een jurist. Inmiddels werkt Ruwe zelfstandig aan bezwaarzaken en heeft zij overleg met Van de Vijfeijke en mr. H.P. Hermans waar het gaat om meer ingewikkelde zaken. Onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 april 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ8446) heeft als uitgangspunt te gelden dat een professioneel belastingadviseur, zoals de heer Van de Vijfeijke, over een zekere juridische deskundigheid beschikt. Gezien het vorenstaande, en nu verweerder op zichzelf niet heeft betwist dat de door Ruwe op het gebied van kinderopvangtoeslag, in een procedure tegen de Belastingdienst, verrichte werkzaamheden tot haar beroepsmatige taak kunnen worden gerekend, moet de door haar verleende bijstand worden aangemerkt als rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De grond slaagt.
7. Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover daarin is beslist op het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar, gegrond verklaren, en dit besluit in zoverre vernietigen wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
8. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover daarin is beslist op het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, in stand te laten. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
9. Uit hetgeen door partijen is aangevoerd leidt de rechtbank af dat in de gastouderovereenkomst die tussen eiser (de vraagouder), de gastouder en gastouderbureau Roodkapje is gesloten is vastgelegd dat de gastouder maandelijks een oppasvergoeding in rekening brengt bij de vraagouder, in dit geval eiser. Roodkapje brengt voor het begeleiden van de gastouder kosten in rekening aan de gastouder. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de vraagouder, in casu eiser, aan het gastouderbureau een bijdrage is verschuldigd voor juridische rechtsbijstand. Dat de vermelding op de website dat voor cliënten van Roodkapje de aanvraag kinderopvangtoeslag, bezwaarschriften en gerechtelijke procedures gratis zijn thans is aangepast, wat er ook zij van het moment waarop dat is gebeurd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Uit de gedingstukken is immers niet gebleken dat de gastouderovereenkomst tussen eiser, de gastouder en het gastouderbureau op enig moment is aangepast, in die zin dat de kosten van juridische procedures voor rekening van de vraagouder zouden komen. De stelling van de gemachtigde van eiser, dat cliënten van het gastouderbureau, dus ook eiser, een maandelijks bedrag aan bureaukosten betalen, waarmee ook is betaald voor een servicepakket onder andere inhoudende het maken van bezwaar en beroep in het kader van aangevraagde toeslagen, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen grondslag in de hiervoor genoemde gastouderovereenkomst en leidt de rechtbank evenmin tot een ander oordeel. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in het verweerschrift en ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat voor eiser geen recht op proceskostenvergoeding in bezwaar bestaat, omdat eiser daarvoor geen kosten heeft gemaakt.
10. Gezien hetgeen in rechtsoverwegingen 5 en 6 is overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu eiser niet heeft onderbouwd dat hij voor de onderhavige beroepsprocedure kosten heeft gemaakt die voor vergoeding op grond van het Bpb in aanmerking dienen te komen. De waarnemend gemachtigde van eiser heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat zij niet denkt dat met eiser formeel is overeengekomen dat wordt geprocedeerd op basis van ‘no cure no pay’. In langer lopende procedures, waaronder die van eiser, is een dergelijke overeenkomst volgens haar waarschijnlijk niet opgemaakt. De stelling dat op no cure no pay-basis wordt geprocedeerd, is overigens niet met enig bewijsstuk onderbouwd. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank niet aannemelijk dat de door de rechtsbijstandverlener gemaakte kosten voor rekening zullen komen van eiser.
11. De rechtbank bepaalt wel dat verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 45,00 dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin geen vergoeding is gegeven voor de proceskosten in bezwaar;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,00 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J.W. Hermans, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.T.H. Langeweg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 maart 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.