ECLI:NL:RBOBR:2015:1328

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
C/01/284254 / KG ZA 14-615
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke bescherming van de Le Pliage tas en inbreuk door Desigual tassen

In deze zaak vorderden de eiseressen, twee vennootschappen naar Frans recht, een verbod op de verhandeling van tassen door de gedaagde, INTS IT'S NOT THE SAME HOLLAND B.V., die naar hun mening een ongeoorloofde nabootsing zijn van de Le Pliage tas. De eiseressen stelden dat de Le Pliage tas auteursrechtelijk beschermd is en dat de gedaagde inbreuk maakt op hun auteursrechten door vergelijkbare tassen te verkopen. De rechtbank oordeelde dat voldoende aannemelijk was dat de Le Pliage tas een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat de tassen van Desigual een ongeoorloofde verveelvoudiging daarvan vormen. De vorderingen van de eiseressen werden toegewezen, inclusief een verbod op verdere verhandeling van de inbreukmakende tassen en de verplichting voor de gedaagde om informatie te verstrekken over de verhandeling van deze tassen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde in de proceskosten moest worden veroordeeld, en bepaalde dat de termijn voor het indienen van een verzoek om proceskostenvergoeding zes maanden bedraagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/284254 / KG ZA 14-615
Vonnis in kort geding van 27 februari 2015
in de zaak van
1. de vennootschap naar Frans recht
[eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Frankrijk),
2. de vennootschap naar Frans recht
[eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Frankrijk),
eiseressen,
advocaat mr. S.A. Klos en mr. J. Klopper te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTS IT'S NOT THE SAME HOLLAND B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. B.E.M. van Kessel en mr. N. Doing te Amsterdam.
Eisers zullen hierna respectievelijk [eiseres 1] en [eiseres 2] worden genoemd. Eisers zullen gezamenlijk worden aangeduid met [eisers].
Gedaagde zal INTS worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 3 november 2014 met producties 1 tot en met 10
  • de pro forma aanhouding van het kort geding tot 25 november 2014
  • de pro forma aanhouding van het kort geding tot 9 december 2014
  • de brief van mr. Klos d.d. 4 februari 2015 met producties 11 tot en met 15
  • de brief van mr. Van Kessel d.d. 4 februari 2015 met 8 producties
  • de mondelinge behandeling d.d. 6 februari 2015
  • de pleitnotities van mr. Klos en mr. Klopper
  • de pleitnotities van mr. Van Kessel en mr. Doing
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 2] drijft een onderneming die zich bezig houdt met de productie en verkoop van onder andere exclusieve (hand)tassen onder het merk [eisers].
2.2.
Eén van de door [eiseres 2] verhandelde tassen is het model dat bekend is onder de naam “Le Pliage”. [eisers] brengt de Le Pliage tas sinds 1994 op de markt.
2.3.
[eiseres 1] is een vennootschap van de heer [naam (mede)ontwerper 1], (mede)ontwerper van de Le Pliage tas.
2.4.
INTS is de Nederlandse dochteronderneming van het internationaal opererende Desigual concern waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in Barcelona, Spanje. Het Desigual
concern brengt onder het merk Desigual onder andere (dames)kleding, schoenen en tassen op de markt.
2.5.
INTS exploiteert in Nederland een aantal fysieke winkels van waaruit zij producten van het merk Desigual te koop aanbiedt.
2.6.
[eisers] heeft op INTS op 3 november 2014 gedagvaard in kort geding omdat zij van mening is dat INTS tassen ter verkoop aanbiedt die een ongeoorloofde nabootsing zijn van de Le Pliage tas en dat INTS daarmee inbreuk maakt op het auteursrecht van [eisers].
2.7.
Op 6 november 2014 heeft INTS aan [eisers] een onthoudingsverklaring (“Declaration to cease and desist”) afgegeven waarin INTS kort gezegd verklaart dat zij per 31 oktober 2014 vrijwillig de verhandeling van de in de dagvaarding bedoelde tassen heeft gestaakt en gestaakt zal houden op straffe van een boete.
2.8.
Op 3 februari 2015 heeft INTS nogmaals een onthoudingsverklaring afgegeven aan
[eisers] van gelijke strekking als de eerste.
2.9.
[eisers] heeft vervolgens om voorzetting van het kort geding verzocht, naar aanleiding waarvan een mondelinge behandeling is bepaald op 6 februari 2015.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, samengevat:
I. INTS te bevelen om onmiddellijk na betekening van dit vonnis te staken en getaakt te houden iedere verder inbreuk op de auteursrechten van INTS meer in het bijzonder INTS te verbieden de productie, verhandeling, ter verkoop aanbieding, afbeelding en het in voorraad houden voor een van deze doeleinden van tassen die een verveelvoudiging zijn, al dan niet in gewijzigde vorm, van het ontwerp van de Le Pliage tas (inbreukmakende product), zulks op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 per overtreding of – naar keuze van [eisers] – een dwangsom van € 2.000,00 voor elk exemplaar van waarmee dit bevel wordt overtreden.
II. INTS te bevelen de advocaat van [eisers] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis een schriftelijke verklaring te verstrekken gestaafd door goed leesbare afschriften van justificatoire documenten zoals inkooporders, rekeningen etc., welke verklaring is goedgekeurd door een registeraccountant op basis van onafhankelijk onderzoek door deze accountant, betreffende:
Het aantal door INTS vervaardigde, ingekochte, ter verkoop aangeboden en/of verhandelde indrukmakende producten gespecificeerd naar formaat type en kleurstelling.;
De productieprijzen/of inkoopprijs en de verkoopprijs van de indrukmakende producten gespecificeerd naar formaat, type en kleurstelling;
De totale hoeveelheid inbreukmakende producten, gespecificeerd naar formaat, type en kleurstelling, die bij INTS op de dag van het betekenen van de dagvaarding in voorraad is;
Het totale bedrag van de winst die INTS gemaakt heeft als gevolg van de vervaardiging en/of verhandeling en/of verkoop van de inbreukmakende producten;
De precieze wijze waarop deze winst is berekend, derhalve met specificatie van de kostenposten die INTS in mindering heeft gebracht om tot de totale winst te komen;
De volledige naam/namen en adres/adressen van de leverancier(s) en/of producent(en) van de inbreukmakende producten;
Alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere gehele of gedeeltelijke niet nakoming van één of meer van de sub a tot e et f gevorderde bevelen of – zulks ter keuze van [eisers] – voor iedere dag of deel van een dag waarop INTS geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan één of meer van de sub a tot en met f gevorderde bevelen te voldoen;
III. INTS te veroordelen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de totale bij INTS nog in voorraad zijnde hoeveelheid inbreukmakende producten gespecificeerd per model, alsmede de retour ontvangen inbreukmakende producten gespecificeerd per model te (laten) vernietigen in het bijzijn van een deurwaarder en dat een kopie van het vernietigingsrapport, ondertekend door een deurwaarder, aan de advocaat van [eisers] zal worden verstuurd en dat INTS de kosten van deze vernietiging op zich zal nemen. Zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van € 5.000,00 per dag INTS geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen;
IV. INTS te veroordelen in de volledige door [eisers] gemaakte proceskosten inclusief advocaatkosten dan wel een andere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag ter vergoeding van de redelijke en evenredige proceskosten die [eisers] heeft gemaakt als bedoeld in artikel 1019h Rv;
V. De termijn als bedoeld in artikel 1019i lid 1 Rv te bepalen op zes maanden vanaf de dag van betekening van dit vonnis, althans een zodanige termijn als de voorzieningenrechter redelijk voorkomt.
3.2.
[eisers] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
De vorgeving van de Le Pliage tas is auteursrechtelijk beschemrd. De vormgeving is gecreëerd door ontwerper [naam (mede)ontwerper 1], die de auteurdrechten heeft ingebracht in zijn vennootschap [eiseres 1]. [eiseres 1] is dus auteursrechthebbende. Aan [eisers] is een licentie verleend om de tas op de markt te bregen.
INTS brent in haar winkels en via de website www.desigual.com tassen op de makrt waarvan de vormgeving een nabootsing is van de Le Pliage. De tassen zijn een verveelvoudiging van de Le Pliage tas in de zin van artikel 13 van de Auteurswet (Aw). [eisers] heeft daarvoor geen toestemming verleend. INTS maakt aldus inbreuk op de auteursrechten van [eisers].
[eisers] lijdt als gevolg daarvan schade die elke dag dat de inbreuk voortduurt toeneemt. [eisers] heeft daarom spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen die erop gericht zijn daaraan een einde te maken.
[eisers] heeft tevens speodeisend belang hij afgifte, terugroeping en vernietiging van de inbreukmakende tassen uit het handeslverkeer in de zin van artikel 28 Aw.
Dat geldt ook voor het verkrijgen van de informatie omtrent de herkost en distributiekanalen van de inbreukmakende producten ex artikel 28 lid 9 Aw.
Op grond van artikel 1019h Rv vordert [eisers] INTS te veroordelen in vergoeding van de volledige proceskosten van [eisers]. Die kosten bedragen € 21.452,85.
3.3.
INTS voert daartegen, zakelijk weergegeven het volgende verweer.
Het ontbreekt [eisers] aan voldoende spoedeisend belang.
INTS heeft de verhandeling van de litigieuze tassen al vóór 31 oktober 2014 gestaakt.
INTS heeft in dat kader ook tweemaal een onthoudingsverklaring afgegeven aan [eisers] waarin zij op straffe van een boete heeft verklaard dat zij de verhandeling van de litigieuze tassen heeft gestaakt en gestaakt zal zouden. INTS houdt zich daar ook aan. [eisers] is ook nog steeds in onderhandeling over de kwestie met het Spaanse moederbedrijf van INTS.
INTS heeft ook schriftelijk bevestigd dat zij slechts 24 van de litigieuze tassen heeft verkocht en heeft daarbij aangeboden dat die cijfers door een onafhankelijke accountant te laten verifiëren.
Voor zover [eisers] al een (spoedeisend) belang zou hebben bij haar vorderingen dan dienen deze te worden afgewezen omdat de Le Pliage tas geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Het is een gebruiksvoorwerp waarvan de elementen voor een zeer belangrijk deel worden bepaald door technische of functionele vereisten. De overige elementen zijn te banaal. De door [eisers] genoemde elementen die de Le Pliage tas tot een auteursrechtelijk beschermd werk zouden maken zijn ook volledig terug te vinden in een veelvoud van tassen die sinds lange tijd op de markt is.
Voor zover de Le Pliage tas op enig moment al auteursrechtelijke bescherming zou hebben genoten, dan is de tas inmiddels verworden tot een onbeschermde stijl dan wel een banaal model dat geen auteursrechtelijke bescherming meer geniet.
Voor het geval de Le Pliage tas wel auteursrechtelijke bescherming zou genieten, dan heeft [eiseres 1] onvoldoende aangetoond dat zij rechthebbende is. [naam (mede)ontwerper 1] is niet de enige oorspronkelijke ontwerper van de tas en er zijn ook geen stukken overgelegd waaruit blijk dat [naam (mede)ontwerper 1] de auteursrechten heeft overgedragen aan [eiseres 1].
INTS heeft ook geen inbreuk gemaakt op het auteursrecht. De totaalindruk van de tassen van Disigual stemt niet overeen met de totaalindruk van de Le Pliage tas.
Het door [eisers] gevorderde bedrag aan proceskosten is onredelijk en onevenredig hoog. INTS betwist de omvang van die kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat [eiseres 1] en [eisers] gevestigd zijn in Frankrijk rijst de vaag of de Nederlandse voorzieningenrechter rechtsmacht heeft. Dat is het geval op grond van artikel 1 juncto artikel 2 EEX-Vo.
4.2.
Vervolgens rijst de vraag welk recht moet worden toegepast. De voreringen van [eisers] strekken er in hoofdzaak toe dat INTS de verhandeling van tassen die een ongeoorloofde verveelvoudiging zouden zijn van de Le Pliage tas, staakt. INTS is gevestigd in Nederland en de verhandeling van de tassen vindt, althans vond tot voor kort, in elk geval plaats in de winkels van INTS in Nederland. Op grond van artikel 8 Rome II (Verordening EG 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen, PB L 199/40) zal de voorzieningenrechter de vorderingen daarom beoordelen naar Nederlands recht.
4.3.
Het verweer van INTS dat [eisers] onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij haar vorderingen omdat INTS (een) onthoudingsverklaring(en) aan [eisers] heeft verstrekt waarin zij op straffe van een boete toezegt de verhandeling van de beweerdelijk inbreukmakende tassen te staken en getaakt te houden, faalt. De onthoudingsverklaring is door INTS zelf opgesteld en gaat minder ver dan de voorzieningen die [eisers] in dit kort geding vordert. Met name wil [eisers] niet alleen dat INTS de verhandeling van de in de onthoudingsverklaringen genoemde tassen staat en gestaakt houdt, maar zij vordert een volledig verbod om inbreuk te maken op haar beweerdelijke auteursrecht . Die vordering is naar haar aard spoedeisend. Daarmee is, uit oogpunt van proceseconomie, tevens de spoedeisendheid van de nevenvorderingen gegeven, vgl. HR 15 juni 2007, NJ 2008/153 ([zaaknaam]).
4.4.
Voldoende aannemelijk dat de Le Pliage tas auteursrechtelijke bescherming geniet. De voorzieningenrechter verwijst in dat kader naar de door [eisers] overgelegde jurisprudentie die het gevolg is van eerder door [eisers] gevoerde gerechtelijke procedures om op te treden tegen de verhandeling van in haar ogen ongeoorloofde verveelvoudigingen van de Le Pliage tas door anderen dan INTS. Meer in het bijzonder verwijst de voorzieningenrechter naar het arrest van het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch van 14 augustus 2012 (prod. 4 bij dagv.). In dat arrest oordeelt het hof, net als de rechtbank in eerste aanleg, dat de Le Pliage tas door de combinatie van zijn kenmerkende elementen een auteursrechtelijke beschermd werk is. Het hof overweegt in het arrest onder meer als volgt:
“De Pliage-tas laat zich als volgt omschrijven. Indien de rits wordt weggedacht en de tas open wordt gezet heeft de tas de vorm van een rechthoekige doos zonder deksel (“rechthoekige basisstructuur”). Vervolgens zijn de korte rechthoekzijden bij het midden daarvan in de uiterste stand uit elkaar getrokken, zodat de kopse kanten van de doos (naar buiten) worden dubbelgevouwen en de lange rechthoekzijden op elkaar komen te liggen. Vervolgens is bovenaan een rits over de gehele lengte van de tas aangebracht, alsmede een klep over de lange rechthoekzijden. Als dan ook de bodem dubbel (naar binnen) wordt gevouwen, met als resultaat dat de lege tas helemaal plat is, ontstaat een rechthoek met afgeschuinde hoeken. Als de tas gevuld (doch met de rits gesloten) is, ontstaat - aannemende dat de bodem zijn rechthoekige vorm behoudt en dat de rits recht getrokken blijft - een vorm waarvan het zijaanzicht een omgekeerd trapezium vormt. De klep, die bij een gesloten rits over de beide lange rechthoekzijden met een drukknoop wordt gesloten heeft een dubbele functie. Als de tas plat ligt, eerst de linker- en rechterzijde naar binnen worden gevouwen en vervolgens de bodem daar overheen, bevindt zich daar eveneens een drukknoop waarmee de tas in opgevouwen vorm kan worden gefixeerd. Voor het auteursrecht is dit van ondergeschikt belang, gelet op het technische
effect. Voor het overige bestaat de kenmerkende vorm van de Pliage-tas in combinatie van
de lipvormige uitsteeksels van de ritssluiting, de in contrasterend materiaal uitgevoerde
hengsels van opvallende stiksels, en de in hetzelfde contrasterende materiaal tussen de
uiteinden van de hengsels geplaatste uitgevoerde klep met opvallende stiksels. In samenhang
met de hiervoor omschreven grondvorm leidt dit ertoe dat de tas het persoonlijk stempel van
de maker draagt. Uit de stukken is niet gebleken dat vóór 1993 deze combinatie van
genoemde kenmerken al in een tas voorkwam, zodat de Pliage-tas eveneens een eigen
oorspronkelijk karakter bezit.”
Het verweer van INTS geeft voor de voorzieningenrechter geen aanmelding voor een andersluidend oordeel. De door het hof aangehaalde elementen zijn niet louter technische bepaald of dermate banaal dat deze niet zouden kunnen leiden tot auteursrechtelijke bescherming. De door INTS gestelde technisch bepaalde elementen – zoals de rechthoekige doosvorm van de tas, de rits over de gehele lengte, de flapjes aan het uiteinde van de tas, de drukknop op de leren flap, en de stiksels – laten voldoende ruimte voor het maken van creatieve (en dus andere) keuzes en kunnen daarom meegenomen worden bij beantwoording van de vraag of sprak is van een auteursrechtelijk beschermd werk. In dat kader wijst de voorzieningenrechter erop dat er tal van tassen op de markt zijn die de door INTS gestelde technische elementen ontberen (bijvoorbeeld omdat zij niet de rechthoekige doosvorm hebben). Dat er tassen op de markt zijn waarin (een aantal) van de door het Hof genoemde elementen in meer of mindere mate terugkomen zoals in de tassen die zijn afgebeeld in de door INTS als producties 4a t/m c overgelegde prints, rechtvaardigt daarom niet het oordeel dat deze elementen louter technisch bepaald zijn. Nog daargelaten dat voor beantwoording van de vraag of sprake is van een auteursrechtelijke bescherming moet worden gekeken naar de totaalindruk van de afzonderlijke elementen, heeft te gelden dat [eisers] ter zitting heeft aangegeven dat voor zover de in producties 4a t/m c bedoelde tassen in haar ogen een verveelvoudiging zijn van de Le Pliage tas, zij daar in rechte tegen zal optreden. Het oordeel van het hof dat de Le Pliage tas auteursrechtelijke bescherming geniet vindt voorts steun in de door [eisers] overgelegde arresten van het Hof van Brussel (18 mei 2006), het Hof van Gent (10 juni 2004), het Hof van Versailles (27 juni 2005) en het Hof van Parijs (30 mei 2008).
4.5.
Het verweer van INTS dat de Le Pliage tas is verworden tot een stijl dan wel een banaal model en daarom niet langer auteursrechtelijke bescherming zou genieten faalt. Voor zover een dergelijke verwatering in geval van een auteursrecht net als bij een merkenrecht al mogelijk zou zijn, dan is onvoldoende aannemelijk geworden dat daarvan in dit geval sprake is. Uit de door [eisers] overgelegde jurisprudentie volgt juist dat [eisers] stelselmatig optreedt tegen ongeoorloofde verveelvoudigingen van de Le Pliage tas. De stelling van INTS dat sprake is van verwatering althans dat de Le Pliage tas is verworden tot een stijl vindt weliswaar steun in het door haar als productie 5 overgelegde arrest van het Hof van beroep te Gent d.d. 20 oktober 2014, maar aan dat arrest komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval geen doorslaggevende betekenis toe. In het licht van de overige jurisprudentie over dit onderwerp, waaronder met name die van de Hoge Raad, moet het arrest als een op zichzelf staande beslissing worden beschouwd die afwijkt van de heersende leer en die in dat opzicht als een vreemde eend in de bijt moet worden beschouwd.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voldoende aannemelijk is dat de Le Pliage tas een auteursrechtelijk beschermd werk is. Voldoende aannemelijk is tevens dat [eiseres 1] ter zake de auteursrechthebbende is. In dat verband verwijst de voorzieningenrechter allereerst naar het eerdergenoemde arrest van het hof van 14 augustus 2012. Daarin heeft het hof onder toepassing van Frans recht geoordeeld dat [eiseres 1] (in het arrest aangeduid als “[eisers]”), auteursrechthebbende is omdat de ontwerper [naam (mede)ontwerper 1] het auteursrecht heeft overgedragen aan die vennootschap. Het verweer van INTS dat [eisers] in dit kort geding geen bewijs heeft overgelegd van die overdracht treft in het licht van het oordeel van het hof geen doel. Daarbij komt dat INTS in de aanloop van dit kort geding, waarin INTS onder meer tot tweemaal toe een onthoudingsverklaring heeft afgegeven aan [eisers], nimmer heeft verzocht om dergelijke bewijsstukken dan wel anderszins ter discussie heeft gesteld wie auteursrechthebbende is. Het verweer lijkt daarmee enkel te zijn opgeworpen om in dit kort geding [eisers] zand in de wielen te strooien. Dat geldt evenzeer voor de stelling van INTS dat [naam (mede)ontwerper 1] niet de enige oorspronkelijke ontwerper van de Le Pliage-tas zou zijn. Ook die stelling is niet eerder dan als verweer in dit kort geding door INTS naar voren gebracht. Bovendien grondt INTS die stelling slechts op aan aantal internet modeblogs en sites waarin [naam (mede)ontwerper 2] als (mede-)ontwerper van de Le Pliage tas staat vermeld. In het licht van de hierboven genoemde jurisprudentie bestaat thans onvoldoende grond om te twijfelen aan de juistheid van Longchamps stelling dat [naam (mede)ontwerper 1] als enige ontwerper van de Le Pliage tas moet worden aangemerkt. Dat aan [eisers] een licentie is vertrekt om de tas te is door INTS niet betwist, zodat daarvan in dit kort geding kan worden uitgegaan.
4.7.
Vervolgens rijdt de vraag of INTS door het verhandelen van de in de dagvaarding bedoelde Desigual tassen inbreuk maakt op het auteursrecht van [eisers]. Dat INTS vóór 31 oktober 2014 die tassen in de door haar in Nederland geëxploiteerde windels ter verkoop heeft aangeboden staat vast. Volgens opgave van INTS zelf heeft zij er 24 van verkocht. Voor beantwoording van de vraag of sprake is van een inbreuk op het auteursrecht dient te worden beoordeeld in welke mate de totaalindrukken van de Desigual tas en de Le Pliage tas overeenstemmen. De Desigual tas heeft nagenoeg alle door het hof in het arrest van 14 augustus 2012 genoemde elementen van de Le Pliage tas die laatstgenoemde tot een auteursrechtelijk beschermd werk maken: de tassen hebben dezelfde grondvorm, een rits over de gehele lengte, een klep over de lange rechthoekszijde, af te sluiten met een drukknoop, lipvormige uitsteeksels van de rissluiting, de in contrasterend materiaal uitgevoerde hengsels en de zich tussen die hengsels bevindende klep die aan de tas zijn bevestigd door middel van duidelijk zichtbare stiksels. Als gevolg van de combinatie van deze elementen heeft de Desigual tas een totaalindruk die in hoge mate overeenstemt met die van de Le Pliage tas. De punten waarop de Desigual tas afwijkt van de Le Pliage tas, zoals het ontbreken van contrasterende stiksels op de hengsels en uitstekende flapjes, het gebruik van een grotere klep, de in “graffittistijl” uitgevoerde kleurige dessins, het duidelijk afgebeelde merk Desigual, een afwijkend logo aan de rist, een brons- in plaats van goudkleurige drukknoop en het ontbreken van een rechthoekig wit stiksel aan de voorzijde van de tas – zijn te onbeduidend om de Desigual tas een voldoende afwijkende totaalindruk te geven. In dat kader stelt [eisers] terecht dat in aan de punten van overeenstemming meer gewicht moet worden toegekend dan aan de punten van verschil. Conclusie is dat voldoende aannemelijk is dat de Desigual tas een ongeoorloofde vereenvoudiging is van de Le Pliage tas in de in van artikel 13 Aw.
4.8.
Nu vast staat dat INTS de Desigual tas heeft verhandeld, is voldoende aannemelijk dat INTS inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eisers] en daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 28 Aw. Het onder I. gevorderde verbod is daarmee toewijsbaar. Daaraan doet niet af dat INTS kennelijk na de afgifte van de onthoudingsverklaring de verhandeling van de inbreukmakende Desigual tassen heeft gestaakt. [eisers] stelt dat de inbreuk door INTS nog altijd voortduurt maar heeft dat onvoldoende aannemelijk gemaakt. Weliswaar heeft [eisers] overtuigend aangetoond dat de indrukmakende tassen van Desigual ook na het ingaan van de door INTS ondertekende (tweede) onthoudingsverklaring nog steeds ter verkoop zijn aangeboden op de Nederlandse markt, maar voorshands is onvoldoende aannemelijk geworden dat dit door INTS of een aan haar gelieerde vennootschap is gebeurd. [eisers] verwijst ter onderbouwing van de door haar gestelde voortdurende inbreuk naar het feit dat zij in januari 2015 via de website www.spartoo.nl een inbreukmakende Desigual tas heeft besteld en die vervolgens ook geleverd heeft gekregen in Nederland. Dat wordt door INTS op zichzelf niet betwist. INTS stelt echter dat zij uitsluitend fysieke winkels exploiteert in Nederland en geen webshop en dat de website www.spartoo.nl niet door haar of een aan haar gelieerde partij wordt gebruikt. Dat dit anders zou zijn is door [eisers] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Desondanks heeft [eisers] voldoende belang bij het gevorderde verbod om op te kunnen treden tegen eventuele toekomstige inbreuken. Zij heeft daar ook belang bij, omdat de door INTS zelf opgestelde onthoudingsverklaring voorziet in een minder vergaande toezegging dan waar [eisers] als auteursrechthebbende recht op heeft. Meer in het bijzonder heeft de onthoudingsverklaring uitsluitend betrekking op de specifiek in de dagvaarding door [eisers] genoemde tassen. Daarmee zou INTS de mogelijkheid behouden om andere verveelvoudigingen van de Le Pliage tas zoals variaties op de in de dagvaarding genoemde tassen te verhandelen. Het onder I. gevorderde verbod zal daarom worden toegewezen als na te melden.
4.9.
Onderdeel a. van vordering II. zal eveneens worden toegewezen. [eisers] heeft als auteursrechthebbende de recht op en belang bij het ontvangen van de gevorderde informatie en dat die informatie door een onafhankelijk ter zake deskundig persoon is goedgekeurd. [eisers] hoeft geen genoegen te nemen met de door INTS in de onthoudingsverklaring gegeven informatie omtrent de hoeveelheid verhandelde inbreukmakende tassen. Ook niet als zij heeft aangeboden die cijfers te laten contoleren door een onafhankelijke derde. Feit is dat een dergelijke controle (nog) niet heeft plaatsgevonden.
4.10.
INTS heeft tegen onder deel b. van vordering II die strekt tot het verstrekken van formatie ter zake de productie en/of inkooprijs van de inbreukmakende tassen, geen verweer gevoerd anders dan dat het [eisers] zou ontbreken aan voldoende spoedeisend belang. Dat verweer is hierboven reeds verworpen. Nu [eisers] voldoende belang heeft bij het verkrijgen van de gevorderde informatie om de door haar als gevolg van de inbreuk geleden schade te kunnen begroten, zal ook dit onderdeel worden toegewezen.
4.11.
Hetgeen is overwogen ten aanzien van onderdeel b. van vordering II. geldt ook voor onderdelen c., d. en e. die strekken tot het verkrijgen van informatie omtrent de grootte van de voorraad inbreukmakende tassen bij INTS, de winst die INTS met het verhandelen van de tassen heeft gemaakt en de wijze waarop die winst is berekend. Duidelijk is dat de vermelding van “[naam]” in onderdeel e. berust op een vergissing en dat [eisers] daarmee INTS heeft bedoeld.
4.12.
[eisers] heeft er als auteursrechthebbende c.q. licentiehouder tevens recht om te weten door wie INTS de inbreukmakende tassen geleverd krijgt. De enkele mededeling dat deze in opdracht van het Desigual concern worden geproduceerd en buiten dat concern om niet zelfstandig worden verspreid is onvoldoende. Ook het feit dat een onthoudingsverklaring is afgegeven betekent niet dat [eisers] geen belang heeft ij het verkrijgen van de informatie. Dat leidt ertoe dat ook onderdeel f. zal worden toegewezen.
4.13.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.14.
De vordering onder III. strekt tot vernietiging van de bij INTS nog in voorraad zijnde inbreukmakende tassen. Ook die vordering is toewijsbaar. Artikel 28 Aw bepaalt uitdrukkelijk dat het auteursrecht aan de gerechtigde de bevoegdheid geeft om vernietiging te vorderen. [eisers] heeft daar ook voldoende belang bij, om te voorkomen dat dat de voorraad alsnog op de markt kan geraken. Het enkele feit dat de vernietiging onomkeerbare gevolgen heeft betekent niet dat een dergelijke voorziening niet in kort geding kan worden gegeven. INTS heeft geen verweer gevoegd tegen de gevorderde wijze van vernietiging of de kosten daarvan. De vordering zal daarom worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.15.
INTS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij met in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter zal daarbij toepassing geven aan artikel 1019h Rv nu [eisers] vordert INTS met toepassing van dat1019h Rv te veroordelen in de werkelijk door [eisers] gemaakte proceskosten. Die kosten zijn door [eisers] begroot op € 21.452,85. INTS heeft die begroting betwist. De voorzieningenrechter zal bij het begroten van de redelijke en evenredige proceskosten zoals bedoeld in artikel 1019h Rv aansluiten bij de ter zake geldende Indicatietarieven in IE-zaken. Voor een niet-eenvoudig kort geding als het onderhavige geldt een maximumtarief van € 15.000,00. [eisers] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom in afwijking daarvan in dit geval een hoger bedrag aan proceskosten zou moeten worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal de proceskosten daarom begroten op dat maximumbedrag.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt INTS om onmiddellijk na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere verdere inbreuk op de auteursrechten van [eisers], en verbiedt INTS meer in het bijzonder om tassen die een verveelvoudiging zijn, al dan niet in gewijzigde vorm van het ontwerp van de Le Pliage tas (welke tassen hierna worden aangeduid als Inbreukmakende Producten) te produceren, verhandelen ter verkoop aan te bieden, af te beelden en in voorraad te houden,
5.2.
veroordeelt INTS om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 20.000,00 voor iedere keer dat INTS in strijd handelt met de onder 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling, tot een maximum van € 200.000,00 is bereikt,
5.3.
beveelt INTS om aan de advocaat van [eisers] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis een schriftelijke verklaring te verstrekken, gestaafd door goed leesbare afschriften van justificatoire documenten zoals inkooporders rekeningen etc., welke verklaring is goedgekeurd door een registeraccountant op basis van onafhankelijk onderzoek door deze accountant, betreffende:
Het aantal door INTS vervaardigde, ingekochte, ter verkoop aangeboden en/of verhandelde Inbreukmakende Producten, gespecificeerd naar formaat, type en kleurstelling;
De productieprijs en/of inkoopprijs en de verkoopprijs van de Inbreukmakende Producten, gespecificeerd naar formaat, type en kleurstelling;
De totale hoeveelheid Inbreukmakende Producten, gespecificeerd naar formaat, type en kleurstelling, die bij INTS op de dag van het betekenen van de inleidende dagvaarding van dit kort geding in voorraad is;
Het totale bedrag van de winst die INTS gemaakt heeft als gevolg van de vervaardiging en/of verhandeling en/of verkoop van de Inbreukmakende Producten;
De precieze wijze waarop deze winst is berekend, derhalve met specificatie van de kostenposten die INTS in mindering heeft gebracht om tot de totale winst te komen;
De volledige naam/namen en adres/adressen van de leverancier(s) en/of producent(en) van de Inbreukmakende Producten;
5.4.
veroordeelt INTS om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat INTS in strijd handelt met één of meer van de in 5.3 onder sub a. tot en met f. uitgesproken veroordelingen of, zulks ter keuze van [eisers], voor iedere dag of gedeelte van een dag dat INTS niet aan één of meer van de in 5.3. onder sub a. tot en met f. uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt INTS om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de totale bij INTS nog in voorraad zijnde hoeveelheid Inbreukmakende Producten, gespecificeerd per model, alsmede de retor ontvangen Inbreukmakende Producten gespecificeerd per model, op eigen kosten te (laten) vernietigen in het bijzijn van een deurwaarder,
5.6.
veroordeelt INTS om een kopie van het in 5.5. bedoelde vernietigingsrapport, ondertekend door de deurwaarder, aan de advocaat van [eisers] te versturen,
5.7.
veroordeelt INTS om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat INTS niet aan de in 5.5. of 5.6. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.8.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.9.
veroordeelt INTS in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 15.000,00,
5.10.
bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 1019i lid 1 Rv op zes maanden vanaf de dag van betekening van dit vonnis,
5.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2015.