ECLI:NL:RBOBR:2015:1277

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
9 maart 2015
Zaaknummer
14_3630
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugvordering van projectsubsidie voor Gympoint door de Rechtbank Oost-Brabant

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Flik-Flak en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de terugvordering van een projectsubsidie. De subsidie was verleend voor het project 'Sport en bewegen in de buurt: Private interventies: 2011-2012', met als doel het realiseren van Gympoints in acht gemeenten. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten van eiseres niet in overeenstemming waren met de subsidievoorwaarden, aangezien slechts vier van de acht geplande Gympoints gerealiseerd waren. Eiseres had in haar aanvraag aangegeven dat zij Gympoint in acht gemeenten wilde introduceren, maar had niet tijdig gemeld dat zij niet aan deze verplichting kon voldoen. De rechtbank concludeerde dat de minister op basis van de ingediende stukken in redelijkheid had kunnen aannemen dat de subsidievoorwaarden niet waren nageleefd. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk aan de voorwaarden had voldaan en dat de terugvordering in strijd was met het beginsel van evenredigheid, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht de subsidie had vastgesteld en de terugvordering had doorgezet, omdat de subsidie was verleend voor concrete resultaten die niet waren behaald. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/3630

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 maart 2015 in de zaak tussen

Stichting Flik-Flak, te ‘s-Hertogenbosch, eiseres

(gemachtigde: mr. R.H.B. Wortel)
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigden: mr. I. de Graaf en S. Schendstok).

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres verleende projectsubsidie ‘Sport en bewegen in de buurt: Private interventies: 2011-2012’ vastgesteld op € 98.902,00 en een bedrag van € 100.614,00 aan betaalde voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van 5 september 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De beroepsgronden dateren van 11 november 2014.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2014. Eiseres is bij gemachtigde verschenen. Namens eiseres zijn ook verschenen [algemeen directeur] (algemeen directeur) en [sporttechnisch directeur] (sporttechnisch directeur). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende, door partijen niet betwiste, feiten.
Op 4 juli 2011 heeft eiseres in het kader van het project ‘Sport en bewegen in de buurt: Private Interventies: 2011-2012’ bij verweerder een aanvraag ingediend om subsidie voor het project ‘Gympoint’. In het aanvraagformulier staat het volgende:

(…) Zo is ons streven om in het kader van deze subsidieaanvraag, Gympoint in 8 gemeenten te introduceren en uit te rollen. (…)
Bij de aanvraag is een projectplan gevoegd, waarin, onder ‘4. Projectbeschrijving’, het volgende is vermeld:

(…) Gympoint is een concept, dat het verdwijnen van kleine clubs kan voorkomen en in plaats daarvan clubs helpt vooruit te kijken. Dit doet Gympoint door verenigingen, die vanwege een tekort aan bestuur of trainers in de knel komen, bestuurlijk over te nemen mét en – indien niet meer aanwezig – zonder trainers.
Daarnaast kan met Gympoint nieuw gymnastisch sportaanbod gecreëerd worden in plaatsen waar dit nog niet eerder werd aangeboden. (…)
Desgevraagd heeft eiseres de begroting bij de subsidieaanvraag nader onderbouwd. In het betreffende stuk onder ‘1. Nadere financiële onderbouwing van de baten’ is het volgende vermeld:

De baten van het project bestaan uit inkomsten uit contributie. Deze zijn als volgt berekend:
a.
‘Gympoint’ wordt (tijdens een eerste uitrol) geïntroduceerd bij 8 vestigingen;
b.
Wij zijn uitgegaan van een gemiddeld aantal leden van 80 per vestiging;
c.
Deze leden betalen vanaf 1 augustus 2012 tot en met 31 december 2012 contributie. Dit zijn in totaal 5 maanden.
d.
De contributie voor een héél jaar bedraagt € 165.

→ 8 vestigingen x gem. 80 leden x (5/12 x € 165) = € 44.000”

Bij besluit van 1 september 2011 heeft verweerder een projectsubsidie van maximaal
€ 199.516,00 aan eiseres verleend voor de periode van 1 augustus 2011 tot en met 31 december 2011. In dit besluit is het volgende vermeld:

(…) In uw aanvraag geeft u aan met dit project, in acht gemeenten in de provincie Brabant, Gympoint te realiseren en daarmee bij te dragen aan nieuw sport- en beweegaanbod in de buurt. (…)
Ik ben bereid voor 2011 subsidie te verlenen voor vorenbedoelde activiteiten. Ik hecht eraan, dat de activiteiten, met inachtneming van de door mij gemaakte kanttekeningen, worden uitgevoerd conform de door u ingediende stukken. Wanneer zich omstandigheden voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie dient u dit zo spoedig mogelijk schriftelijk aan mij mede te delen (artikel 19 van de Subsidieregeling VWS-subsidies). (…)
Op 1 mei 2013 heeft eiseres de aanvraag tot subsidievaststelling ingediend. Desgevraagd heeft eiseres aanvullende informatie aan verweerder verstrekt, waarna het primaire besluit is genomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de subsidie juist is vastgesteld, omdat de door eiseres verrichte activiteiten niet overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen hebben plaatsgevonden, nu slechts vier van de acht gympoints zijn gerealiseerd en eiseres in strijd met artikel 19 van de Subsidieregeling VWS-subsidies niet tijdig heeft gemeld dat zij maar de helft van haar plannen heeft gerealiseerd.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel heeft voldaan aan de in de subsidieverlening gestelde voorwaarden. Zij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – gesteld dat zij de passage “
in acht gemeenten (…) Gympoint te realiseren” in het subsidieverleningsbesluit van 1 september 2011 leest als het uitvoeren van het project Gympoint. Eiseres heeft er in dit verband op gewezen dat in de subsidieaanvraag uitvoerig is beschreven dat Gympoint een vangnet voor verenigingen met een kadertekort is. Het vangnet bestaat er volgens eiseres uit dat zij met het project Gympoint haar kennis en ervaring ter beschikking stelt op sporttechnisch en bestuurlijk vlak, wanneer verenigingen hier een tekort aan hebben. Slechts in de gevallen dat het kadertekort zodanig is dat de enkele ondersteuning door Gympoint niet toereikend is, zal de sportvereniging worden omgezet in een Gympoint-vestiging. Volgens eiseres kan het uitvoeren van het project Gympoint dan ook niet worden uitgelegd als het overnemen van verenigingen en deze omzetten naar een Gympoint. Omdat niet in vier maar in veertien gemeenten/buurten aan het Gympoint-principe is voldaan, is volgens eiseres aan de voorwaarden voor subsidieverlening voldaan.
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de subsidie is verleend voor het realiseren van Gympoints in acht gemeenten. Verweerder heeft uit de aanvraag voor subsidieverlening opgemaakt dat het concept Gympoint reeds bestond en dat met behulp van de subsidie en in overeenstemming met het beleidskader ‘sport en bewegen in de buurt’ een concreet sport- en bewegingsaanbod zou worden gerealiseerd. Volgens verweerder gaat het dan ook om concrete resultaten en biedt het beleidskader ook geen aanknopingspunten voor de aanname dat het ontwikkelen van een concept ook voor subsidie in aanmerking zou komen.
5. Over deze beroepsgrond overweegt de rechtbank als volgt.
6. Verweerder heeft er in het subsidieverleningsbesluit op gewezen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend, dienen te worden uitgevoerd conform de door eiseres ingediende stukken. In het aanvraagformulier heeft eiseres vermeld dat het gaat om het introduceren en uitrollen van Gympoint in acht gemeenten. Blijkens de bij de subsidieaanvraag overgelegde projectbeschrijving houdt de uitvoering van het concept Gympoint in dat Gympoint ofwel verenigingen, die vanwege een tekort aan bestuur of trainers in de knel komen, bestuurlijk overneemt, ofwel nieuw gymnastisch sportaanbod creëert in plaatsen waar dit nog niet eerder werd aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van het aanvraagformulier en de projectbeschrijving in redelijkheid mogen aannemen dat in acht gemeenten een concreet sport- en bewegingsaanbod zou worden gerealiseerd. Dat eiseres zich daar kennelijk aanvankelijk ook bewust van was, blijkt uit het gegeven dat zij verweerder bij het indienen van de onderhavige aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie heeft bericht dat niet acht maar vier Gympoints zijn gerealiseerd. De rechtbank deelt dan ook niet het thans door eiseres ingenomen en in deze beroepsgrond weergegeven standpunt dat de subsidie zou zijn verleend voor het creëren van een vangnet door enerzijds bestuurlijke- en sporttechnische ondersteuning te verlenen via Gympoint en anderzijds “in het uiterste geval” het overnemen van de sportvereniging of het oprichten van een nieuw sportaanbod door Gympoint. Aangezien niet in geschil is dat eiseres niet binnen de subsidieperiode door middel van Gympoint in acht gemeenten in de provincie Brabant een sportvereniging heeft overgenomen of een nieuw sportaanbod heeft gerealiseerd, heeft verweerder zich terecht op standpunt gesteld dat eiseres niet aan de subsidievoorwaarden heeft voldaan. De beroepsgrond faalt.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat, voor zover niet de volledige kosten subsidiabel zijn omdat deze niet binnen de subsidievoorwaarden vallen, de subsidiabele kosten hoger zijn dan verweerder heeft aangenomen. Daartoe heeft zij – kort en zakelijk weergegeven – gesteld dat de gemaakte kosten los moeten worden gezien van de individuele sportverenigingen en dat de subsidiabele kosten ten aanzien van de vier Gympoint-vestigingen moeten worden vermeerderd met de kosten van de opzet van het project en de ontwikkeling van diverse instrumenten ten behoeve van het project. De subsidiabele kosten dienen volgens eiseres te worden vastgesteld op € 176.087,00.
8. Deze beroepsgrond faalt. De rechtbank stelt vast dat verweerder het subsidiebedrag van € 98.902,00 heeft berekend met inachtneming van de door eiseres verstrekte gespecificeerde samenvatting subsidiedeclaraties van de vier binnen de subsidieperiode gerealiseerde Gympoints Nistelrode, Berlicum, Gemert en Schijndel. Verweerder heeft, ondanks dat de accountant van eiseres zich – vanwege het niet beschikken over voldoende en geschikte controle-informatie – een oordeel over de getrouwheid van de subsidiedeclaratie heeft onthouden, 50% van de personeelskosten in 2011 van deze gympoints subsidiabel gesteld. Dit en het vorenoverwogene over het onderwerp van de subsidieverlening in aanmerking genomen, bestaat geen grond voor het oordeel dat de subsidiabele kosten te laag zijn vastgesteld.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet in strijd met artikel 19 van de Subsidieregeling VWS-subsidies heeft gehandeld. Zij heeft daartoe gewezen op het tussen haar en verweerder bestaande verschil in interpretatie van de subsidievoorwaarden en gesteld dat zij wel aan de subsidievoorwaarden heeft voldaan, dan wel in redelijkheid in de veronderstelling was dat zij daaraan voldeed.
10. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat eiseres niet aan de subsidievoorwaarden heeft voldaan. Voor het oordeel dat eiseres in redelijkheid mocht veronderstellen dat zij aan de subsidievoorwaarden voldeed, bestaat gelet op het vorenoverwogene evenmin grond. De beroepsgrond faalt.
11. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het beginsel van evenredigheid. Zij heeft daartoe gesteld dat alle ontvangen gelden die zij heeft besteed zijn terechtgekomen bij het realiseren en behouden van beweeg- en sportaanbod in de buurten, zodat verweerder geen enkel belang heeft bij de terugvordering van de subsidiegelden. Ook heeft eiseres gesteld dat alle kosten te goeder trouw zijn gemaakt en dat terugbetaling van het verschil tussen de verstrekte en vastgestelde subsidie zal leiden tot haar faillissement.
12. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de subsidiegelden met een duidelijke doelstelling zijn verleend. Als deze doelstelling niet wordt gerealiseerd, zijn de subsidiegelden, geheel of gedeeltelijk, niet gebruikt waar zij voor waren bedoeld. Omdat het gaat om publieke middelen weegt het belang van een adequaat subsidiebeheer zwaar. Verder heeft verweerder opgemerkt dat, indien eiseres tijdig had gemeld dat zij minder dan acht gympoints zou realiseren in de subsidieperiode, hij de subsidieverlening naar beneden had kunnen bijstellen en de aldus vrijgekomen gelden een andere bestemming binnen het aandachtsgebied sport en bewegen had kunnen geven.
13. De rechtbank acht voormeld standpunt van verweerder juist. Dat eiseres alle kosten te goeder trouw zou hebben gemaakt, doet daar niet aan af. Verweerder heeft in de enkele stelling van eiseres dat de terugbetaling van het teruggevorderde bedrag zal leiden tot haar faillissement, zonder deze (met objectief verifieerbare gegevens) te onderbouwen, geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van zijn (in artikel 3a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS neergelegde) beleid dat hij bij het niet naleven van vorenbedoelde meldingsplicht bij de vaststelling van de subsidie (in dit geval) 10% van het bedrag van de verstrekte subsidie in mindering brengt op het bedrag van de verstrekte subsidie. De beroepsgrond faalt.
14. Het beroep is dus ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Brink, voorzitter, en mr. A. Venekamp en
mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.